Nederlands Instituut voor Ecologie


Persbericht, 4 april 2007

Kleine zwaan wil ongestoord en niet ver van zijn bed eten:

kwetsbare trekvogel schat zijn kansen en kosten tijdens de maaltijd

NIEUWERSLUIS (Utr.) / WIERINGERMEER - De schuwe trekvogel kleine zwaan past tijdens de Nederlandse winters zijn eetgewoontes aan de (energetische) kosten die hij verwacht aan. Die kosten lopen op met de vliegafstand tot de slaapplek en met verstoring door mensen op en rond akkers. Samen met een amateur-onderzoeker legt het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in het meinummer van het tijdschrift American Naturalist uit, hoe deze kennis kan helpen bij het beschermen van de krimpende populatie kleine zwanen.

Dieren zoeken voedsel op een bepaalde plek, gedurende een bepaalde tijd. Hoe verklaar je dat dieren minder tijd uittrekken voor goede plekken die wat verder van hun centrale rustplaats liggen? Tot nu toe legden biologen dat uit als het verkleinen van de kans om door roofdieren gepakt te worden. Of - bij ouders die hun jongen op een centrale plaats zoals een nest voeren - het verminderen van de 'transportkosten' van het vergaarde voedsel naar die centrale plek. Kleine zwanen (Cygnus columbianus bewickii) gooien de theorie nu overhoop, want beide verklaringen gaan bij hen niet op in de Nederlandse winter. Toch eten ze korter op ver weg gelegen plekken dan op plekken dichterbij hun rustplaats.

Met een niet eerder gebruikte onderzoeksmethode konden Jan van Gils van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en amateur-onderzoeker en kleine zwanenkenner Wim Tijsen vaststellen dat het simpelweg de vliegkosten zijn die zwanen leiden bij het bezoeken van voedsellocaties. De dieren schatten namelijk in hoeveel kilometer vliegen het is tot hun 'vaste' slaapplaats. Voor zware vogels zoals zwanen rijzen vliegkosten al gauw de pan uit, als ze niet uitkijken. Bovendien bleken de vogels bij hun keuzes rekening te houden met de kans om verstoord te worden door mensen: dat kost ook energie.

Het viel de zwanenonderzoekers op, dat de witte trekvogels de winterse landbouwgronden in de Wieringermeerpolder niet gelijkmatig op eten afzochten. De resten suikerbiet die op de akkers achterblijven, vormen een makkelijke voedselbron voor kleine zwanen. Van Gils: "Alle akkers leken evenveel eten te bieden, dus we vermoedden dat de kosten van het eten verschilden van plek tot plek." Die kosten kun je schatten door vogels te volgen tijdens het zoeken naar eten: de voedselopname per tijdseenheid op het moment dat de vogel besluit te vertrekken geeft een goede indruk. "De kosten voor de zwanen waren hoger hoe verderaf ze van hun nachtelijke rustplek en hoe dichter ze bij een weg waren. De kosten op de korte termijn kwamen goed overeen met het 'opvetten' van de zwanen op de langere termijn - we voerden een buikinspectie uit per telescoop! Dit is een aanwijzing is dat de dieren zo snel mogelijk opvetten. Ze maken dus strategisch juiste keuzes bij het voedsel zoeken."

Met de nieuwe inzichten in de kosten van het voedsel zoeken kunnen de onderzoekers nu ook nauwkeurig voorspellen hoeveel zwanen er op een bepaalde plek komen eten. Van Gils legt uit: "Deze kennis kunnen (natuur)beheerders vervolgens gebruiken om de relatief kleine populatie kleine zwanen te beschermen tijdens hun winterstop in Noordwest Europa - en grotendeels in Nederland. Dat is welkom, want in de afgelopen vijftien jaar is het aantal kleine zwanen met één derde deel afgenomen tot 20.000 vogels." Tijsen vult aan, dat hiermee ook de draagkracht van internationaal belangrijk voedselgebieden beter kan worden ingeschat en beschermd. "In de loop van 30 jaar zijn de zwanen overgestapt van waterplanten en natte graslanden naar restanten van suikerbieten. Dat maakt bijvoorbeeld de Wieringermeerpolder erg belangrijk: 33% van de populatie bezoekt op enig moment tijdens de winter dit gebied."

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Op het NIOO-Centrum voor Limnologie in Nieuwersluis richten de onderzoekers zich op het leven in en rond het zoete water, met bijzondere aandacht voor wetlands.