Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

WoON naar Wens!

Speech minister Vogelaar 4 april 2007 WoONcongres

04-04-2007

Dames en heren,

Dank dat ik hier mag staan, want het nieuwe WoonOnderzoek Nederland - dat vandaag zijn primeur beleeft - sluit perfect aan bij mijn programmaministerschap. Ik zie Wonen, Wijken en Integratie als één samenhangende opgave.

Samenhang
Het nieuwe WoonOnderzoek graaft ook naar samenhang, naar een concreet beeld van echte mensen en hoe ze willen wonen.
Dat beeld wordt opgebouwd uit een combinatie van gegevens. In de eerste plaats uit een voortzetting van het oude Woning Behoefte Onderzoek (WBO) en de Kwalitatieve Woning Registratie (KWR). Dat gaat samen kortgezegd over de wensen van bewoners en de staat van hun huidige woning.
Maar het woononderzoek is meer dan een samenvoeging van bestaand onderzoek.

Nieuwe themas
Er zijn nieuwe themas toegevoegd waarmee we inzicht krijgen in de relatie tussen fysiek (de woning) en sociaal (de bewoners), maar bijvoorbeeld ook in het energiegebruik van bewoners en de energiezuinigheid van woningen. De resultaten van deze aanvullende onderzoeken worden nu verwerkt en verschijnen de komende tijd. Ik ben daar blij mee, want het kan ons helpen de relatie tussen wonen, werken, leren, integreren en veiligheid in ons beleid beter te leggen.

Belangrijkste uitkomsten
Vandaag staat dus de woningbehoefte centraal. De hoofdlijnen van dit Woononderzoek zijn samengevat in de publicatie Wonen op een rijtje. Door vergelijking van de uitkomsten van het woononderzoek 2006 met het Woningbehoefteonderzoek van 2002 worden een aantal ontwikkelingen zichtbaar.

Nieuwbouwbehoefte
Er is nog steeds krapte op de huurmarkt, maar wel minder dan voorheen. Dat heeft meerdere oorzaken. Ik noem er drie.

1. Meer mensen willen kopen (zie de grote vraag naar goedkope koopwoningen)

2. Er zijn minder jongeren, dus minder starters (ondanks dat nog groot probleem om starters te helpen)

3. Veel jongeren die op zichzelf willen gaan wonen stellen dat moment uit omdat het - zowel voor koop- als huurstarters - nog steeds lastig is een geschikte woning te vinden.

Het aandeel eigen woningbezit neemt langzaam maar gestaag toe. Ook zien we in vergelijking met 2002 een toenemende vraag bij de woningzoekenden naar koopwoningen. Opvallend is dat er vooral vraag is naar een betaalbare eengezinswoning. Dat lijkt niet logisch, want er zijn immers steeds meer alleenstaanden waaronder ouderen. De crux is dat niet alleen gezinnen, of mensen buiten de steden een eengezinswoning wensen, maar dat al deze groepen in toenemende mate blijven gaan voor het ideaal van de eengezinswoning met een tuintje. Dat geldt dus ook voor de mensen in de herstructureringswijken. En wanneer we de middengroepen aan de stad willen blijven binden, dan zullen we ook daar iets met die wens moeten doen. Dan moet je wooncarrière kunnen maken in de wijk, liefst ook naar eengezinswonen. Dat is een opgave waar we met elkaar voor staan. Niet eenvoudig dus.

Bouwen
Het beeld dat uit het onderzoek naar voren komt is dus dat we uit het dal krabbelen, maar dat er door de groei van het aantal huishoudens veel behoefte aan extra huur- en koopaanbod blijft. Het onderzoek raamt dat tot 2015 een aantal van 330.000 huurwoningen en 400.000 koopwoningen extra nodig is.
Dat betekent in de eerste plaats: bouwen. We hebben daarom in het Coalitieakkoord afgesproken dat de woningproductie omhoog moet naar 80.000 tot 100.000 woningen. En gezien de aantallen die ik straks noemde moeten we eerder op de 100.000 dan op de 80.000 inzetten. Het is goed om hierbij de breed gedeelde voorkeur voor (betaalbare) eengezinswoningen serieuzer te nemen dan we tot nu toe deden. Want bouwen in de wijken was vaak synoniem voor meerdere bouwlagen en appartementen. Er zijn inmiddels voorbeelden van wijken waar dit patroon succesvol wordt doorbroken. Denk aan de Bijlmer, Den Haag Zuidwest en compacte laagbouw op de Oostelijke Eilanden in Amsterdam.

Betaalbaarheid
Zowel huurders als kopers zijn in de afgelopen periode meer voor het wonen gaan betalen. De netto huur steeg de afgelopen vier jaar tot gemiddeld E 365 euro per maand. De huurquote (het deel van het inkomen dat aan huur wordt besteed aan huur na aftrek van de huurtoeslag) is hierdoor opgelopen van 21,6% in 2002 naar 24,2% in 2006. De stijging was onder huurders (12% in vier jaar) aanzienlijk groter dan onder kopers (8% in vier jaar). Door de gestegen energiekosten zijn de totale woonlasten extra omhoog gegaan.
Het is niet voor niets dat ik onlangs bekend heb gemaakt dat de maximale huurstijgingen tussen 1juli 2007 en 1 juli 2008 alleen de inflatie zullen volgen. Ik weet dat u daar niet allemaal bij hebt staan juichen, maar het toont de breuk met het vorige kabinet. En het laat zien dat het wel degelijk uitmaakt dat de PvdA in de regering zit!

Wijkaanpak
Het goede nieuws is dat allerlei vormen van overlast (zwerfvuil, vernielingen, hondenpoep) in het woononderzoek minder vaak worden genoemd dan 4 jaar geleden.
Tegelijkertijd geven de respondenten vaker het soort bebouwing (portiekwoningen, galerijflats) aan als een reden om te willen verhuizen. Ik kan me daar sinds mijn wijkbezoek aan Kanaleneiland van alles bij voorstellen. In die wijk staan nog altijd flats van vier hoog zonder lift. Niet gek dat met name oudere bewoners daar weg willen. Aan de woningcorporatie de opdracht om eens wat kritischer naar het niveau van dit soort voorzieningen te kijken. Bovendien zijn vooral de bewoners van de aandachtwijken ontevreden over de speelmogelijkheden en de voorzieningen voor de jeugd van 12 tot 18, waardoor overlast ontstaat van hangjongeren en problemen die daarmee samen hangen. Ik haal er opnieuw Kanaleneiland bij: 40% van de populatie is daar jonger dan 24 jaar. Laat dat even tot u doordringen... En dan is er 1 jeugdhonk, vier avonden per week open. Vindt u het gek dat er hangjongeren in die wijk zijn!

Focus geeft resultaat
In de steden waar gekozen is voor een focus op een beperkt aantal wijken zien bewoners daadwerkelijk verbetering op deze terreinen. Dat is winst, maar dat schept ook verwachtingen. Want er is nog veel te doen. Mijn voorganger Winsemius heeft dat indringend geanalyseerd met zijn lijst van wijken waar afglijden dreigt en de lijst van wijken die eigenlijk al over de rand gegleden zijn. Veel vooral naoorlogse wijken in de steden staan er nog steeds aanzienlijk slechter voor dan andere stedelijke gebieden.

40 wijken
Het zal u niet ontgaan zijn dat ik onlangs een ambitieus beleid op dit thema heb neergezet. Het gaat niet om beleid in plaats van de wijkenaanpak die al was ingezet. Het gaat om een extra inzet op 40 wijken waarin we de komende jaren gaan werken aan een brede aanpak van wijkverbetering. Het gaat mij om Wonen, Leren, Werken, integreren en veiligheid. De 5 vingers van de vuist waarmee we - samen met bewoners, professionals en lokale bestuurders - de problemen in de wijken aan willen pakken en mensen weer perspectief willen bieden. Het gaat dus om focus op 40 wijken, focus op de 5 vingers aan één hand: wonen, leren werken, veiligheid én integreren. En het gaat om focus op het lokale niveau. Daar zit de kracht, daar moet het gebeuren. Ik kom pas in beeld als het gaat om een beroep op extra middelen voor goede plannen, wetgeving of stroomlijning van financiën. Denk bij dat laatste aan het participatiefonds waarin gescheiden budgetten voor bijvoorbeeld bijstand en inburgering moeten gaan samenkomen. Bij dit alles ga ik niet uit van verdelende rechtvaardigheid, maar van harde prestatieafspraken.

WoOnondezoek kennis voor 40 wijken
Het WoON biedt een integrale bron van informatie waaruit we veel kunnen leren, ook over de wijken. Uit het WoON komt opnieuw naar voren dat woontevredenheid over meer dan de kwaliteit van de woning gaat. Het gaat over bewoners en hun buurt.

Tot slot
We willen in de nieuwbouw en de wijkenaanpak de komende vier jaar een forse slag maken. Ik weet ook best dat we de klus niet in vier jaar zullen klaren, maar we moeten wel resultaat boeken, zichtbaar resultaat voor bewoners. Het WoOn-onderzoek bevestigt nog eens dat het hard nodig is.

Voor die ambitie is onderzoek bij de voorbereiding, bijstelling en verantwoording van beleid heel belangrijk. Onderzoek dat ook voor lokale en regionale partijen interessante en bruikbare kennis oplevert. Daar zal niet alleen het rijk, maar daar zullen ook de lokale partijen van profiteren. Dat is bemoedigend, want daarmee versterken lokale partijen hun eigen kracht met onderzoek. Ik vind dat dit congres alleen om deze reden al een succes is.

Ik dank u wel.