ChristenUnie


Bijdrage debat wijziging Leerplichtwet en de Wet inburgering; invoering kwalificatieplicht

Bijdrage debat wijziging Leerplichtwet en de Wet inburgering; invoering kwalificatieplicht

dinsdag 03 april 2007 11:09

De heer Slob (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Allereerst feliciteer ik collega Biskop van harte met de maidenspeech die hij zojuist heeft uitgesproken. Ik complimenteer hem met de inhoud daarvan. Het was een stevige tekst die hij heeft uitgesproken. Het getuigt van enig lef als je in je maidenspeech al kritisch de vinger durft te leggen bij het advies van de Raad van State. Dat heeft hij gedaan, en met overtuiging. Dat schept verwachtingen over zijn inzet bij volgende debatten. Wij zullen hem uiteraard met belangstelling volgen. Het is altijd goed om in het midden van de commissie voor Onderwijs mensen te hebben die in het verleden in die sector werkzaam zijn geweest. Ik ga ervan uit dat hij zijn ervaringen zal meenemen in de debatten die wij de komende jaren zullen voeren. Misschien blijkt dat al direct uit het feit dat hij reeds een amendement heeft ingediend.

Mevrouw de voorzitter. Het onderwerp dat wij vandaag bij dit wetsvoorstel bespreken, is van grote maatschappelijke importantie. Mijn fractie heeft er niet voor niets bij het debat over de regeringsverklaring de vinger bij gelegd dat het onaanvaardbaar is dat de aantallen voortijdige schoolverlaters nog steeds zo hoog zijn en dat het ondanks de inzet in de afgelopen jaren niet is gelukt om die aantallen substantieel omlaag te krijgen. Wij waarderen het dat het kabinet in dat opzicht ook een hoge ambitie heeft geformuleerd voor de komende vier jaar. Want, wij weten allemaal dat als jongeren zonder startkwalificatie van school gaan de kans groot is dat zij een achterstand oplopen waarvan zij hun levenlang last kunnen houden. Dat is overigens geen automatisme. Dat de ambitie groot is om er iets aan te doen, is dus heel goed. Wel is enige nuancering op haar plaats. Wij weten dat ongeveer de helft van de voortijdige schoolverlaters gewoon een baan heeft en actief is.

Voor een deel van die jongeren geldt dat zij op een plek zitten waar zij zich prima voelen en zich verder kunnen ontwikkelen. Ik denk bijvoorbeeld aan jongeren die bezig zijn met vakmanschap. Natuurlijk is het ook goed om hen (en hun werkgevers) te prikkelen om zich te blijven ontwikkelen, zodat zij een hoger niveau kunnen bereiken. Niet iedere voortijdige schoolverlater slentert met z'n ziel onder z'n arm over straat. Gelukkig niet, zeg ik er gelijk maar bij.

Ook om te proberen zo breed mogelijk dit vraagstuk aan te pakken, heeft mijn fractie destijds vol overtuiging de motie-Verhagen gesteund, waarmee de indiener beoogde leerwerkplicht te realiseren voor jongeren in de leeftijd van 18 tot 23 jaar. Ook wij constateren dat dit wetsvoorstel het voorafje is, zoals ik het maar noem, van het wetsvoorstel waarin dat daadwerkelijk moet worden geregeld. Wij hebben er begrip voor dat zorgvuldigheid geboden is om dat te kunnen realiseren en om te komen met een wetsvoorstel dat grondrechtelijk houdbaar is. Wij hebben er dus begrip voor dat dit nog enige tijd kost. Misschien is het wel het moment om de ambitie uit het regeerakkoord tot ophoging van de leeftijdsgrens tot 27 jaar in het wetsvoorstel mee te nemen. Wij horen graag straks of dat gaat lukken.

Het is, zoals ik al zei, een voorafje. Ik bedoel dat niet in negatieve zin. De motie wordt nu gedeeltelijk uitgevoerd. In het wetsvoorstel wordt gedeeltelijk de kwalificatieplicht geregeld voor jongeren tot 18 jaar. Dat is veel specifieker dan de huidige partiële leerplicht en het is concreet gericht op het behalen van een startkwalificatie. Tezamen met de verhoging van de leeftijd wordt daarmee ook in onze ogen een cruciale fase overbrugd, want wij zien de meeste uitvallers bij de overstap van het vmbo naar het mbo, dus bij de 16- en 17-jarigen. Ook wij denken dat daaraan met dit wetsvoorstel in ieder geval op papier concreet iets kan worden gedaan. Het heeft dus onze steun.

Mijn fractie is ook blij te kunnen constateren dat de regering in het kader van het dossier Goed bestuur ook wil verkennen of het mogelijk en wenselijk is om scholen een zorgplicht op te leggen en verantwoordelijk te laten zijn voor een leerling totdat deze bij een andere instelling is ingeschreven. Kan de regering aangeven wat de mogelijke belemmeringen kunnen zijn? Ik vraag dit omdat het op dit moment nog niet concreet handen en voeten krijgt.

De verwachtingen rond de effecten van het wetsvoorstel zijn hooggespannen; dat blijkt ook wel uit de nota naar aanleiding van het verslag, waarin aantallen worden genoemd van jongeren die bij dit beleid ook daadwerkelijk een startkwalificatie zouden krijgen. Wij vinden het wel van groot belang dat leerplichtambtenaren ook daadwerkelijk handhaven; collega Depla legde daar terecht de vinger bij. Wij weten dat dit in het verleden nogal tegenviel, maar dat had met name te maken met het feit dat de partiële leerplicht voor de leerplichtambtenaren zeer moeilijk te hanteren is. Wij vinden dat de aangekondigde maatregelen van de regering om de handhaving te verbeteren, vrij algemeen blijven. Dit blijkt uit de concrete maatregelen die worden voorgesteld in de nota naar aanleiding van het verslag en in de memorie van toelichting. We weten dat die allemaal geld kosten. Ik vraag de staatssecretaris om een concrete onderbouwing. Natuurlijk staat of valt alles daarmee; we kunnen alles op papier prachtig regelen, maar als er onvoldoende mogelijkheden zijn om te handhaven, blijkt dit straks een lege huls. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Wij zijn ook benieuwd naar de grond van de veronderstelling dat een deel van de kosten kan worden opgevangen via besparingen die het gebruik van het onderwijsnummer oplevert. Hiervan ook graag een concrete onderbouwing.

Daarnaast heeft het kabinet besloten om via een toevoeging van middelen aan de specifieke uitkering een impuls te geven aan de leerplichtambtenaren. Zo is het kabinet verzekerd van de juiste prioriteitsstelling. Mijn fractie constateert dat daarmee de doelstelling om te snoeien in specifieke uitkeringen aan gemeenten wordt omzeild. Is dit niet voorsorteren naar een regionale aanpak van de handhaving van de Leerplichtwet conform de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg? Graag ook een toelichting op dit punt.

De inzet voor de handhaving van de verlengde leerplicht loopt vooral via een regionale aanpak. Ook wordt gestreefd naar eenloketregistratie. Nu zijn op de diverse roc's zorgadviesteams actief. In deze teams participeert ook een leerplichtambtenaar. Mijn fractie vraagt zich af of één team met één leerplichtambtenaar in zo'n grote school, met soms wel 25.000 leerlingen, voldoende is. Is de extra inzet van het kabinet er ook op gericht om de zorgadviesteams meer inhoud te geven, zodat bijvoorbeeld niet op één roc, maar op elke afdeling een zorgadviesteam aanwezig is? Graag een reactie van de staatssecretaris. Wij hebben er veel vertrouwen in dat met name het opzetten van de zorgadviesteams in het voortraject een belangrijk instrument is voor preventieve actie, een speerpunt van dit kabinet.

Ik sluit mij aan bij de vragen over de huisvestingsproblematiek. Er wordt doorverwezen naar de Voorjaarsnota 2007, maar wordt daar concrete financiële ruimte voor vrijgemaakt? Ook kunnen we lezen dat in de komende jaren structureel 35 mln. extra beschikbaar wordt gemaakt voor het plaatsen van moeilijk plaatsbare jongeren. Over welke groep hebben we het daarmee? Waar zitten de knelpunten precies? Zijn deze sectorgebonden?

Ook wij zien dit wetsvoorstel als een goede stap in de richting van een wat bredere aanpak van de leerwerkplicht die er zal moeten komen voor jongeren tot 27 jaar. Voortijdig schoolverlaten is een groot maatschappelijk probleem, maar het vraagt enige nuancering. Dit is met name het geval voor de jongeren van wie bekend is dat de startkwalificatie voor hen te hoog is gegrepen, maar die gelukkig wel een plekje op de arbeidsmarkt hebben gevonden. Dit geldt ook voor de jongeren die nooit een startkwalificatie zullen halen. Ik denk dat het kabinet voor hen terecht een uitzondering heeft gemaakt. Dat laat onverlet dat als het hun wel lukt om zover te komen -- die voorbeelden zijn er gelukkig -- we hen moeten stimuleren waar dat maar kan. Ik ben blij met de inzet op vele scholen in die richting.

Er zijn nog veel meer maatregelen nodig om het voortijdig schoolverlaten aan te pakken, maar die overstijgen de breedte van dit wetsvoorstel. Ik vraag aandacht voor de jongeren die geen startkwalificatie halen vanwege psychosociale problemen; soms is dat een onderliggende oorzaak. Het overstijgt de competenties van scholen om daar iets aan te doen. Het vraagt echter wel om begeleiding. Ik vraag de staatssecretaris om te reageren op onze suggestie om te bezien of de Wet op de jeugdzorg ook voor deze vormen van behandeling kan worden verruimd. Wij denken met name aan het verhogen van de leeftijdsgrens. Hiermee zou een instrument worden gecreëerd waarmee dit grote probleem kan worden getackeld.