Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk AV/PB/07/13008 Doorkiesnummer Datum 4 april 2007

Onderwerp Kamervragen van de leden Omtzigt (CDA), Hamer
(PvdA) en Blok (VVD)

Hierbij zend ik u mede namens de minister van Financiën de antwoorden op de Kamervragen van de leden Omtzigt (CDA), Hamer (PvdA) en Blok (VVD) over verplaatsing van pensioenfondsen naar België.

Naar aanleiding van de vrees van uw Kamer dat pensioenfondsen gemakkelijk de Nederlandse toezichteisen kunnen ontlopen door zich in België te vestigen wil ik nog het volgende opmerken, in aanvulling op de beantwoording van de gestelde vragen. Ten eerste is het verplaatsen van de statutaire zetel geen kwestie van één pennenstreek. Op grond van het door Nederland gehanteerde `incorporatiestelsel' bij het rechtspersonenrecht (Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) is het niet mogelijk om de statutaire zetel van een vennootschap, stichting of corporatie te verplaatsen naar een andere lidstaat zonder de rechtspersoon eerst te ontbinden. In het geval van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen, waar het grootste deel van de werknemers bij aangesloten is, betekent dit dat de verplichtstelling op grond van de Wet Bpf 2000 vervalt. Het oorspronkelijke pensioenfonds houdt immers op te bestaan. Dit betekent dat sociale partners een hoge prijs betalen als ze de uitvoering van de regeling naar een andere lidstaat zouden verplaatsen.

Ten tweede is van belang dat een pensioeninstelling uit een andere lidstaat, die een Nederlandse regeling uitvoert, gebonden is aan twee cruciale onderdelen van de Pensioenwet. Ten eerste is de consistentie-eis (art. 95 Pensioenwet) op de betreffende regeling van toepassing. Deze eis houdt in dat er sprake moet zijn van consistentie tussen gewekte verwachtingen, financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. Concreet betekent dit dat de pensioensinstelling ook te maken heeft met de indexatiematrix en dat het niet zo kan zijn dat de premie die bij de regeling hoort bij ongewijzigde gewekte verwachtingen lager zal uitvallen. Ten tweede blijven de informatiebepalingen van de Pensioenwet van toepassing. Deze behoren, net als de consistentie-eis, tot het sociaal- en arbeidsrecht. Ook buitenlandse pensioeninstellingen die een Nederlandse regeling uitvoeren dienen de deelnemers te informeren over onder meer de hoogte van de te verwachten indexatie

Ons kenmerk AV/PB/07/13008

en onzekerheid daaromtrent. Het toekomstige indexatielabel zal ook van toepassing zijn op deze pensioeninstellingen.

Kortom: verplaatsing van de statutaire zetel van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds leidt tot verlies van de verplichtstelling. Hierdoor zullen deze fondsen, waar het merendeel van de Nederlandse werknemers bij aangesloten is, niet snel deze keuze maken. Daarnaast blijft de kern van de Pensioenwet - wat men belooft, moet men ook nakomen - ook van toepassing op buitenlandse pensioeninstellingen die een Nederlandse regeling uitvoeren. Dit biedt mijns inziens voldoende bescherming aan de deelnemers.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. J.P.H. Donner)


---

Ons kenmerk AV/PB/07/13008

2060711270

Vragen van de leden Omtzigt (CDA), Hamer (PvdA) en Blok (VVD) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën over verplaatsing van pensioenfondsen naar België. (Ingezonden 2 april 2007)


1
Hebt u kennisgenomen van de folder van de Belgische overheid waarin de Belgische premier, Guy Verhofstad, zijn land aanprijst als "multinational companies have every interest in centralising the management of their pension funds, in particular because of the lower administration costs, the concentration of the appropriate expertise within the company and, above all, to enjoy the benefit of the favourable financial conditions proposed by the Belgian legal framework."? 1)

Antwoord op vraag 1
Ja.


2
Is het waar dat in Nederland pensioenfondsen hun verplichtingen dienen te waarderen tegen marktwaarde en in België pensioenfondsen een naar eigen inschatting realistische disconteringsvoet kunnen kiezen, bijvoorbeeld 6,4% voor hun verplichtingen, zoals gesteld in de eerder genoemde folder en in de meest recente kwartaalrapportage van de Nederlandsche Bank?

Antwoord op vraag 2
Alle Europese lidstaten zijn gebonden aan de Europese pensioenrichtlijn (2003/41/EG) die minimumeisen stelt aan de solvabiliteit. Lidstaten hebben vrijheid bij de verdere invulling hiervan. Dat leidt dus per definitie tot verschillen in risicoverdeling. Waar in Nederland de bescherming van de rechten van de deelnemers vooral tot uitdrukking komt in het vragen van buffers, heeft België gekozen voor de mogelijkheid van een bijstortingsverplichting voor de sponsor en/of vermindering van toekomstige rechten van deelnemers.
Volgens de Belgische wetgeving1 mogen pensioenfondsen zelf hun disconteringsvoet kiezen, maar zij moeten hun keuze wel rechtvaardigen. Die rechtvaardiging moet aantonen dat de duurzaamheid van de verbintenissen gewaarborgd is. De Belgische toezichthouder geeft via lagere regelgeving nog nadere invulling aan deze toetsings- en goedkeuringsprocedure ten


1 Artikel 89 van de Wet betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen (hierna: `de Wibp'), juncto artikel 16 van het Koninklijk besluit betreffende het prudentieel toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen (hierna: `het KB').

---

Ons kenmerk AV/PB/07/13008

aanzien van de rechtvaardiging. Daarin wordt ook beschreven hoe pensioenfondsen moeten handelen in tijden van financiële problemen.

3
Hoeveel geld moet een Nederlands pensioenfonds in kas hebben voor de nominale toezegging van een uitkering van 1000 over precies 30 jaar? Hoeveel geld moet een Belgisch pensioenfonds in kas hebben voor precies dezelfde toezegging, uitgaande van 6,4% disconteringsvoet? 2)

Antwoord op vraag 3
Om over 30 jaar een eenmalige uitkering van 1.000 te kunnen ontvangen zou bij een rente van 4,3% (de huidige risicovrije rente voor een periode van 30 jaar) een bedrag van 280 nodig zijn, terwijl bij een rente van 6,4% een bedrag van 155 nodig zou zijn. Deze vergelijking kan evenwel niet zomaar vertaald worden naar de vergelijking tussen een Nederlands en een Belgisch pensioenfonds. Er is bij deze berekening immers geen rekening gehouden met mogelijke verschillen ten aanzien van de gebruikte actuariële methodes, sterftetafels en andere uitkomstbepalende factoren. Voor een goede vergelijking is een integrale berekening nodig op basis van in beide landen gebruikelijke grondslagen. Ik verwijs in dit verband naar mijn eerdere brief d.d. 28 maart j.l. en naar het in maart verschenen Kwartaalberichtartikel van De Nederlandsche Bank getiteld "Verschillen in pensioentoezicht tussen landen vragen om een integrale vergelijking".


4
Heeft een Nederlands bedrijf, dat zijn ondernemingspensioenfonds naar België verplaatst, een bijstortingsverplichting, indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds te laag wordt? Zo ja, uit welke regelgeving komt deze bijstortingsverplichting voort en waarom wordt hij niet genoemd in de eerder genoemde Belgische folder?


5
Geldt die bijstortingsplicht voor alle bedrijven, zowel in ondernemingspensioenfondsen als in bedrijfstakpensioenfondsen? Wat zijn de gevolgen voor werknemers en gepensioneerden als de werkgever niet aan die bijstortingsverplichting kan voldoen?

Antwoord op vraag 4 en 5
Wanneer de rechten van de aangeslotenen of de begunstigden in het gedrang komen, zullen de solvabiliteitsmarge, technische voorzieningen en/of dekkingswaarden ontoereikend zijn. In die situatie kan de Belgische toezichthouder een wijziging van het financieringsplan eisen (artikel 86 van de Wibp). Voor zover het Belgische pensioenregelingen betreft bepaalt de Belgische sociale wetgeving dat een werkgever verplicht is om tekorten op verworven rechten aan te vullen. Bij de uitvoering van een Nederlandse regeling geldt alleen een bijstortingsverplichting als sociale partners en de pensioeninstelling dit zijn overeengekomen. Dit laat onverlet dat het
---

Ons kenmerk AV/PB/07/13008

financieringsplan voor de uitvoering van de Nederlandse regeling zodanige waarborgen moet bevatten dat tekorten kunnen worden aangevuld. Als daarbij geen bijstortingsverplichting wordt gebruikt, zou het wel eens noodzakelijk kunnen zijn om de opgebouwde aanspraken en rechten te verminderen. Voor zover bekend maakt België geen onderscheid tussen ondernemings- en bedrijfstakpensioenfondsen.
In geval van faillissement of ontbinding van de bijdragende onderneming (artikel 122 van de Wibp) wordt de pensioenregeling stopgezet. Daarbij kunnen, indien nodig, ook de opgebouwde rechten van deelnemers en uitkeringsgerechtigden worden gekort. De Belgische toezichthouder ontwikkelt momenteel lagere regelgeving die een nadere invulling geeft aan de benodigde herstelmaatregelen, inclusief eventuele bijstortverplichtingen. Dit kan overigens ook gevolgen hebben voor de balans van een (Nederlandse) onderneming, omdat de huidige verslagleggingregelgeving vereist dat dergelijke risico´s in de boekhouding tot uiting komen.


6
Welke onderdelen van de onlangs aangenomen Pensioenwet (voorlichting, indexatielabel, indexatiematrix, governance, medezeggenschap, mogelijkheid tot uitruil Ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen, maximum in wacht-en drempeltijden etc) gelden wel en welke niet als een pensioenfonds besluit te verhuizen naar een ander land in de Europese Unie?

Antwoord op vraag 6
Indien een Nederlands pensioenfonds besluit zijn zetel te verplaatsen naar een andere lidstaat van de Europese Unie, wordt het daarmee een pensioeninstelling in de zin van het recht van de betreffende lidstaat. Voor dit fonds geldt vanaf dat moment hetzelfde wettelijk kader als voor (van origine) lokale fondsen in het betreffende land, en voor de Nederlandse wetgeving wordt het voortaan beschouwd als een `pensioeninstelling uit een andere lidstaat'. Wanneer dit fonds echter een Nederlandse pensioenregeling uitvoert, blijven het Nederlandse sociale en arbeidsrecht en de Nederlandse informatievoorschriften derhalve van toepassing. De richtlijn schrijft voor dat de nationale artikelen ten aanzien van het sociaal en arbeidsrecht en de nationale informatievoorschriften van toepassing zijn op een pensioenvoorziening, ongeacht in welke lidstaat de regeling wordt uitgevoerd.
Tot het toepasselijke Nederlandse recht behoren onder andere de artikelen met betrekking tot gelijke behandeling, waardeoverdracht, uitruil, voorlichting (inclusief het indexatielabel) en de indexatiematrix. Voor een volledig overzicht verwijs ik naar de bijlage. Niet als sociaal en arbeidsrecht of informatievoorschriften worden beschouwd de artikelen van de hoofdstukken 5 (Algemene bepalingen met betrekking tot pensioenfondsen), 6 (Financieel toetsingskader inzake pensioenfondsen) en 7 (Toezicht, handhaving en overige taken toezichthouder) van de Pensioenwet. Verder zijn uitgesloten bepalingen die alleen betrekking hebben op bedrijfstakpensioenfondsen en bepalingen die onderdeel zijn van de taakafbakening.


7

---

Ons kenmerk AV/PB/07/13008

Is het waar dat de kans dat pensioenen van deelnemers en gepensioneerden meegroeien met de inflatie en zo hun koopkracht behouden bij verplaatsing naar België kleiner wordt?

Antwoord op vraag 7
Deze vraag is niet zo maar met 'ja' of 'nee' te beantwoorden. Afspraken tussen sociale partners bepalen de inhoud van de regeling en daarmee ook de wijze waarop met indexatie van pensioenen wordt omgegaan. Wel kan het toezichtkader bijdragen aan de kans dat afspraken kunnen worden nagekomen; toezicht heeft invloed op de risicoverdeling en daarmee op de zekerheden die deelnemers worden geboden (zie vraag 2). Tegen deze achtergrond kan worden opgemerkt dat het effect van het onderbrengen van een Nederlandse regeling bij een pensioenfonds in België niet eenduidig is, maar de kans dat de deelnemer minder zekerheid wordt geboden lijkt vooralsnog groter. Of er in werkelijkheid minder zekerheid wordt geboden is echter afhankelijk van de invulling die de Belgische toezichthouder geeft aan de haar toegekende bevoegdheden. Zou het risico inderdaad groter zijn, moet dit op grond van de informatiebepalingen in de Pensioenwet richting de deelnemer worden gecommuniceerd. Ten overvloede zij vermeld dat ook buitenlandse pensioenuitvoerders die een Nederlandse regeling uitvoeren gebonden zijn aan de consistentie-eis van artikel 95 uit de Pensioenwet, die inhoud dat er sprake moet zijn van consistentie tussen gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen.


8
Is het waar dat in België voor een Belgische pensioenfonds een maximum disconteringsvoet van 6% geldt, die uit de nationale regelgeving voortvloeit, maar dat voor pensioenfondsen uit andere landen een hogere disconteringsvoet mogelijk is, bijvoorbeeld de 6,4% genoemd in de folder?

Antwoord op vraag 8
De Belgische pensioenwetgeving vereist een "prudent" vastgesteld financieringsplan, inclusief een naar eigen inzicht bepaalde, en door de Belgische toezichthouder goedgekeurde, disconteringsvoet ter berekening van de technische voorzieningen. Voor Belgische pensioenregelingen is daarbij in de sociale wetgeving vastgelegd dat de maximale disconteringsvoet 6% bedraagt. Omdat voor Nederlandse pensioenregelingen het Nederlandse sociaal en arbeidsrecht van toepassing is, geldt dit maximum niet voor de uitvoering van Nederlandse regelingen. Voor die uitvoering geldt uiteraard wel dat de Belgische toezichthouder toetst of er sprake is van een prudent opgesteld financieringsplan en een lange termijn evenwicht.


---

Ons kenmerk AV/PB/07/13008


9
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 3 april voor het algemeen overleg op 4 april a.s.?

Antwoord op vraag 9
De vragen zullen voor het Algemeen Overleg op 4 april a.s. worden beantwoord.


1) "Belgium, prime location for pan-European pension funds"
2) Er is geen overlijdensrisico in dit voorbeeld


---

Ons kenmerk AV/PB/07/13008

Bijlage Toepasselijk sociaal en arbeidsrecht

Hoofdstuk 1 Definities en toepassingsgebied

Artikel 1 Definities
Artikel 2 Nadere bepalingen definities
Artikel 4 Gedeeltelijke toepasselijkheid bij pensioenverevening

Hoofdstuk 2. Pensioenovereenkomst

Artikel 7 Informatie aan werknemer en aanbod pensioenovereenkomst Artikel 8 Bescherming deeltijder en jonge werknemer
Artikel 9 Pensioenovereenkomst bij overgang van onderneming Artikel 10 Karakter pensioenovereenkomst
Artikel 11 Vaststelling uitkering, kapitaal of premie
Artikel 12 Betalingsvoorbehoud
Artikel 13 Verlening van toeslagen
Artikel 14 Beperking onderscheid naar leeftijd bij verwerving en aanbod Artikel 15 Nadere eisen ouderdomspensioen
Artikel 16 Nadere eisen partnerpensioen
Artikel 17 Evenredige verwerving pensioenaanspraken
Artikel 18 Behoud aanspraken bij verlaging pensioengevend salaris Artikel 19 Wijziging pensioenovereenkomst
Artikel 20 Gevolgen van wijziging pensioenovereenkomst
Artikel 21 Startbrief en melding van wijzigingen
Artikel 22 Hoorrecht vereniging van pensioengerechtigden bij uitvoering door verzekeraar

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsovereenkomst

Artikel 23 Onderbrengingsplicht werkgever
Artikel 24 Premie aan pensioenuitvoerder door werkgever Artikel 25 Eisen inzake inhoud uitvoeringsovereenkomst
Artikel 26 Eisen inzake premiebetaling
Artikel 27 Premiebetaling bij beëindiging deelneming
Artikel 29 Melding door verzekeraar bij premieachterstand en gevolgen van premieachterstand Artikel 30 Toepasselijk recht
Artikel 31 Verbod verpanding en andere handelingen

Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen met betrekking tot de pensioenuitvoerder


---

Ons kenmerk AV/PB/07/13008

Artikel 32 Algemene taak
Artikel 35 Opstellen en inhoud pensioenreglement.
Artikel 36 Registreren deelnemingsjaren
Artikel 38 Verstrekken informatie aan deelnemers jaarlijks Artikel 39 Verstrekken informatie aan deelnemers bij beëindiging deelneming Artikel 40 Verstrekken informatie aan gewezen deelnemers periodiek Artikel 41 Verstrekken informatie aan gewezen partner bij scheiding Artikel 42 Verstrekken informatie aan gewezen partner periodiek Artikel 43 Verstrekken informatie aan pensioengerechtigden bij pensioeningang Artikel 44 Verstrekken informatie aan pensioengerechtigden periodiek Artikel 45 Verstrekken informatie aan deelnemers inzake vrijwillige pensioenregeling Artikel 46 Informatie op verzoek
Artikel 47 Verstrekken informatie bij vertrek naar een andere lidstaat Artikel 48 Informatie tijdig en duidelijk
Artikel 49 Informatie schriftelijk tenzij
Artikel 50 Verstrekken informatie door pensioenuitvoerder Artikel 51 Pensioenregister
Artikel 52 Zorgplicht pensioenuitvoerder bij premieovereenkomst met beleggingsvrijheid Artikel 53 Verstrekken uitkeringen (in andere lidstaten) Artikel 55 Behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming Artikel 56 Behoud aanspraak op partnerpensioen bij verlof Artikel 57 Behoud aanspraak in geval van scheiding
Artikel 58 Gelijke behandeling bij toeslagen
Artikel 59 Geen verjaring ten gunste van de pensioenuitvoerder Artikel 60 Keuzerecht hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen Artikel 61 Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen Artikel 62 Keuzemogelijkheden andere vormen van uitruil Artikel 63 Variatie hoogte pensioenuitkering
Artikel 64 Verbod van vervreemding en mogelijkheid volmacht Artikel 65 Afkoop
Artikel 66 Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming Artikel 67 Afkoop klein partnerpensioen bij ingang
Artikel 68 Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding Artikel 69 Bevoegdheid tot afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen Artikel 70 Begrip en reikwijdte waardeoverdracht
Artikel 71 Plicht tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling Artikel 72 Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met de financiële positie van pensioenuitvoerder
Artikel 73 Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met datum
---

Ons kenmerk AV/PB/07/13008

Artikel 74 Herleving van de plicht tot waardeoverdracht bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling
Artikel 75 Bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling Artikel 76 Plicht tot waardeoverdracht op verzoek deelnemer bij andere pensioenovereenkomst met dezelfde werkgever
Artikel 77 Herleving van de plicht tot waardeoverdracht bij andere pensioenovereenkomst met dezelfde werkgever
Artikel 78 Bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek deelnemer bij andere pensioenovereenkomst met dezelfde werkgever
Artikel 79 Plicht tot waardeaanwending bij keuzerecht of keuzemogelijkheid Artikel 80 Bevoegdheid tot waardeoverdracht bij bereiken pensioendatum op grond van de pensioenovereenkomst
Artikel 81 Verplichting tot waardeoverdracht voor verzekeraars bij bereiken pensioendatum op grond van de pensioenovereenkomst
Artikel 82 Overdracht pensioenkapitaal op pensioendatum Artikel 83 Bevoegdheid tot collectieve waardeoverdracht op verzoek werkgever Artikel 84 Verplichting tot collectieve waardeoverdracht bij liquidatie pensioenuitvoerder Artikel 85 Plicht tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met een zetel buiten Nederland op verzoek gewezen deelnemer Artikel 86 Plicht tot waardeoverdracht aan een van de Europese Gemeenschappen of aangewezen instelling
Artikel 87 Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een andere instelling Artikel 88 Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met een zetel buiten Nederland op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling Artikel 89 Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met een zetel buiten Nederland bij bereiken pensioendatum op grond van de pensioenovereenkomst
Artikel 90 Collectieve waardeoverdracht naar een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met een zetel buiten Nederland
Artikel 91 Verplichting tot medewerking aan inbreng van waarde Artikel 92 Bevoegdheid tot medewerking aan inbreng van waarde Artikel 93 Informatie uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Artikel 94 Sociaal-fiscaal nummer
Artikel 95 Voorwaardelijke toeslagverlening
Artikel 97 Deelneming tijdens detachering
Artikel 98 Overlijden ten gevolge van uitgesloten oorzaak

Hoofdstuk 8 Gerechtelijke procedures


10

Ons kenmerk AV/PB/07/13008

Artikel 216 Burgerrechtelijke geschillen in het algemeen (dit artikel is van toepassing vzv het gaat om vorderingen uit hoofde van een pensioenovereenkomst)
Artikel 220 Rechtsgang bij Rechtbank Rotterdam


---