Universiteit Maastricht

5 april 2007
Chemotherapie na borstsparende operatie halveert kans op recidief Geneeskundestudenten publiceren grootschalige patiëntenstudie in Amerikaans tijdschrift

Jonge vrouwen die na een borstsparende operatie aanvullend worden behandeld met chemo- en/of hormonale therapie, hebben een significant lagere kans op een lokaal recidief (terugkeer van de tumor in de behandelde borst). Dat blijkt uit de grootste studie bij jonge vrouwen die tot op heden in de literatuur is verschenen, uitgevoerd door de twee (onlangs afgestudeerde) geneeskundestudenten Marloes van der Leest en Lisette Evers, onder begeleiding van dr. Adri Voogd, werkzaam bij de capaciteitgroep Epidemiologie van de Universiteit Maastricht. Het onderzoek vond plaats in de radiotherapie-instituten in Tilburg en Eindhoven en in samenwerking met het Integraal Kankercentrum Zuid te Eindhoven. De resultaten van de studie verschijnen binnenkort in het Amerikaanse tijdschrift Cancer.

Tijdens hun wetenschapsstage onderzochten zij de gegevens van 758 jonge vrouwen (40 jaar of jonger) die tussen 1988 en 2002 een borstsparende behandeling ondergingen. Die behandeling bestond uit verwijdering van de tumor, aangevuld met bestraling. Een deel van hen (43%) ontving aanvullende behandeling (chemo- en/of hormonale therapie) volgens de op dat moment geldende richtlijnen. Vijf jaar na de operatie was de tumor bij 9% van de patiënten in dezelfde borst teruggekeerd. Na tien jaar was dat 17,9%. Dat risico was echter flink lager (>50%) in de patiëntengroep die aanvullend was behandeld, evenals de kans op het ontstaan van een nieuwe tumor in de andere borst.

Borstparende behandeling is in medische kringen inmiddels een geaccepteerd alternatief voor borstamputatie bij borstkanker in een vroeg stadium. Voor beide behandelingsvormen zijn bij tumoren tot vijf centimeter vergelijkbare overlevingskansen gemeten in verschillende grote studies. Borstsparende behandeling heeft echter voordelen voor het seksueel functioneren en leidt tot een geringere aantasting van het eigen lichaamsbeeld, en zou daarom met name voor jonge vrouwen een voor de hand liggende keuze zijn. Echter, juist bij die jonge vrouwen is de kans op een lokaal recidief nog steeds vrij hoog. Dit hogere recidiefrisico verklaart waarschijnlijk voor een deel waarom in Nederland circa 50% van de jonge vrouwen niet borstsparend wordt behandeld. Deze studie toont aan dat door aanvullende behandeling het risico op lokaal recidief (terugkeer van de tumor in dezelfde borst) daalt van >20% naar 10% (gemeten tien jaar na behandeling).

Op basis van de gegevens becijferden de onderzoekers dat voor elke honderd patiënten die borstsparende èn aanvullende behandeling ondergingen, tien patiënten behoed werden voor een borstamputatie in de jaren na de eerste operatie en dat twee tot drie extra patiënten volledig genezen. Volgens de auteurs pleiten deze resultaten voor aanpassing van de behandelrichtlijn: iedere patiënt van veertig jaar of jonger zou aanvullend moeten worden behandeld na een borstsparende behandeling.

Noot voor de pers:
De onderzoeksresultaten verschijnen naar verwachting in het tweede meinummer van Cancer. Online is het artikel al beschikbaar: http://www3.interscience.wiley.com/cgi-bin/fulltext/114204085/HTMLSTAR T
Voor meer informatie over de inhoud van dit persbericht kunt u terecht bij dr. Adri Voogd, tel. 043 388 2387, e-mail
adri.voogd@epid.unimaas.nl
De afdeling Communicatie & Relatiebeheer van de UM is bereikbaar via 043 388 5222, e-mail pers@bu.unimaas.nl. Voor urgente zaken buiten kantooruren: 06 4602 4992.