Gerechtelijke organisatie

Uitspraak van het gerechtshof Amsterdam in chocoladezaak

Amsterdam, 5 april 2007 - T. van de K., vier mogelijke slachtoffers van de cacao-industrie in Burkina Faso en 2136 verontruste chocoladeconsumenten hebben bij het gerechtshof te Amsterdam geklaagd over de beslissing van het openbaar ministerie om T. van de K. niet te vervolgen terzake van gewoonte- dan wel opzetheling.

Klagers stellen dat in Burkina Faso ernstige misdaden zijn en worden gepleegd in de cacao-industrie, waarvan kinderen het slachtoffer zijn. T. van de K. (en met hem vele andere chocolade-eters in Nederland en in de rest van de wereld ) begunstigt deze misdrijven door het eten van chocola, die is vervaardigd met uit dat land afkomstige cacao. Middels strafvervolging van T. van de K. willen klagers de misstanden in de cacao-industrie aanpakken.

Het hof heeft T. van de K. en de 2136 verontruste chocoladeconsumenten niet ontvankelijk verklaard in hun beklag. Zij kunnen niet als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt, hetgeen volgens de wet is vereist, nu zij door het achterwege blijven van strafvervolging niet zijn getroffen in een belang dat hen persoonlijk heeft geraakt, materieel of immaterieel. Het verzoeken van je eigen strafvervolging is in beginsel niet een zodanig belang. Zeker niet wanneer het doel is om de eigen schuldigverklaring te bewerkstelligen, zoals T. van de K. beoogt.

Ten aanzien van de vier mogelijke slachtoffers van de cacao-industrie heeft het hof het beklag afgewezen. Het hof acht de verdenking gerechtvaardigd dat in hun land van herkomst ernstige misdaden zijn en worden gepleegd, waarvan zij en vele andere jonge mensen slachtoffer zijn. Strafvervolging van T. van de K. is echter volgens het hof niet de juiste wijze om genoemde misstanden aan te pakken. Daartoe staan klagers meer geëigende mogelijkheden ter beschikking, zoals bij voorbeeld de politiek, de media en belangengroeperingen.

LJ Nummer

BA2373

Bron: Gerechtshof Amsterdam Datum actualiteit: 5 april 2007 Naar boven