Gerechtelijke organisatie

Huisbezoeken slechts onder voorwaarden geoorloofd

Utrecht, 11 april 2007 - Op 11 april 2007 heeft de Centrale Raad van Beroep, op dit gebied de hoogste rechterlijke instantie, in vier op de toepassing van de Wet werk en bijstand betrekking hebbende zaken uitspraak gedaan over de aanvaardbaarheid van onaangekondigde huisbezoeken.

De Raad heeft geoordeeld dat huisbezoeken als zodanig een noodzakelijk en adequaat controle-instrument kunnen zijn om de aanspraak op bijstand te kunnen vaststellen. Bij het inzetten ervan moet echter recht worden gedaan aan de in artikel 8 van het EVRM besloten liggende waarborgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bijstandscliënt. Dit betekent dat aan de bijstandscliënt/bewoner vooraf toestemming moet worden gevraagd voor het binnentreden en dat hem vooraf moet worden medegedeeld dat het eventuele weigeren van toestemming geen directe gevolgen heeft voor de bijstandsverlening. Slechts wanneer de gemeente op grond van feiten en omstandigheden reden heeft om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, behoeft het weigeren van toestemming niet zonder gevolgen te blijven. De bewijslast dat de bewoner na voorgelicht te zijn over zijn rechten, vrijwillig toestemming heeft gegeven voor het binnentreden, berust op de gemeente.

In de uitspraak in de zaak (LJN BA2436) ging het om een bijstandscliënt die volgens de gemeente tot een bepaalde risicogroep behoorde, namelijk bijstandsontvangers die niet zelfstandig wonen, maar inwonend zijn bij een ander. De desbetreffende cliënt woonde met haar kinderen in bij haar ouders. Verder stond vast dat hetgeen bij de gemeente over haar bekend was geen aanleiding vormde om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen zij eerder aan de gemeente over haar woon- en leefsituatie had vermeld. Uitsluitend de omstandigheid dat zij tot de groep van de inwonenden behoorde, was voor de gemeente aanleiding om van haar medewerking voor het afleggen van een huisbezoek te verlangen. Die medewerking werd door haar geweigerd, waarna de bijstandsuitkering werd ingetrokken.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het enkele feit dat op de bijstandscliënt een bepaald risicoprofiel van toepassing is, geen redelijke grond vormt om zonder toestemming medewerking te kunnen verlangen voor het afleggen van een huisbezoek. Dat deze medewerking werd geweigerd kan deze cliënt dan ook niet worden tegengeworpen. De op het weigeren van medewerking gevolgde intrekking van de bijstand was dan ook in strijd met de wet.

In de uitspraak in de zaak (LJN BA2410) erkent de Centrale Raad van Beroep dat het middel van het afleggen van een huisbezoek om de rechtmatigheid van aanspraken op bijstand te kunnen vaststellen onder omstandigheden een noodzakelijk en adequaat instrument kan zijn. Bij het inzetten ervan moet wel acht worden geslagen op de waarborgen van artikel 8 van het EVRM.

De gemeente is er in die zaak niet in geslaagd aan te tonen dat bij het huisbezoek is voldaan aan de eis van een "informed consent". De daaruit voortvloeiende inbreuk op het huisrecht van de bijstandsclient is door de Raad niet gerechtvaardigd geacht omdat er voor het afleggen van het huisbezoek geen aanleiding was; er was geen reden om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van de door de cliënt verstrekte gegevens.

De Centrale Raad van Beroep heeft in die zaak geoordeeld dat de tijdens het huisbezoek aan het licht gekomen gegevens moeten worden bestempeld als onrechtmatig verkregen bewijs. De resultaten van het huisbezoek moeten bij de beoordeling van (de voortzetting van) het recht op bijstand dan ook buiten beschouwing blijven. Dit om te voorkomen dat aan de waarborgen van artikel 8 EVRM alle kracht zou worden ontnomen. Deze resultaten wel in rechte toelaten zou in dit geval neerkomen op een schending van het beginsel van "fair trial" als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Nu ander bewijs ontbreekt, berust de intrekking en terugvordering van bijstand in dit geval op een onvoldoende draagkrachtige motivering.

Ten slotte heeft de Centrale Raad van Beroep in een tweetal zaken (LJN BA2447 en LJN BA2445) geoordeeld dat de gemeente op grond van objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kon twijfelen aan de juistheid van de door de betrokkenen bij hun aanvragen om bijstand over hun woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen. In deze zaken heeft de Raad geoordeeld dat de gemeente terecht heeft verlangd dat medewerking werd verleend aan een onmiddellijk af te leggen huisbezoek. De door betrokkenen opgegeven reden om die medewerking niet te verlenen, heeft de Raad als niet steekhoudend beoordeeld. De beide aanvragen om bijstand zijn in die zaken dan ook terecht afgewezen.

Voor eventuele vragen over dit persbericht kunt u zich wenden tot: mevrouw J.M. Salverda, tel.nr. 030-8502118 of de heer A.J.T. Kok, tel.nr. 030-8502120.

LJ Nummers

BA2436
BA2410
BA2447
BA2445

Bron: Centrale Raad van Beroep Datum actualiteit: 11 april 2007 Naar boven