mensen met een beperking of chronische ziekten ervaren Wgbh/cz
Onderzoek over de belemmeringen die mensen met een beperking of chronische
ziekten ervaren Wgbh/cz
Kamerstuk, 11 april 2007
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DMO/PO/U-2762043
11 april 2007
De vaste commissie voor VWS heeft op 4 april 2007 bij de
procedurevergadering gevraagd om een inhoudelijk standpunt mijnerzijds
inzake lopend onderzoek over de belemmeringen die mensen met een
beperking of chronische ziekte ervaren.
De aanleiding voor dit verzoek is een bericht van medewerkers van
Zorgbelang Drenthe. Zij geven hun mening over de wijze waarop de
onderzoekers informatie verzamelen en stellen vraagtekens bij de
kwaliteit van de informatie die wordt verzameld en bij de invalshoek
dat wetgeving als sluitstuk gezien moet worden. Zij vragen tot slot om
het onderwerp `bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid'
(BTB-normen) op passende wijze in relatie tot participatie van mensen,
te behandelen.
Uw Kamer is bij brief van 7 december 2006 (TK 2006-2007, 29355, nr 35)
geïnformeerd over het doel en de aanpak van het onderzoek naar de
uitbreiding van de Wgbh/cz met het terrein goederen en diensten. In de
brief is aangegeven dat het onderzoek zich richt op vier sectoren
(horeca, detailhandel, internetdiensten en sportvoorzieningen). Tevens
is uiteengezet dat bij die keuze is uitgegaan van de participatie aan
de samenleving door mensen met een beperking. Daarom wordt in het
onderzoek ook expliciet aandacht besteed aan de vraag welke
belemmeringen mensen met een beperking op deze terreinen tegenkomen.
Het onderzoek is breder dan het bevragen van de belangenorganisaties.
In het onderzoek wordt geïnventariseerd welke belemmeringen bij alle
belanghebbenden bij goederen en diensten (inclusief
belangenorganisaties van mensen met beperkingen) bekend zijn. Het
dient ook de oplossingen en de rolverdeling bij het oplossen in kaart
te brengen en voorts moeten onderzoekers de gevolgen daarvan bepalen.
Er is gekozen voor een zodanige opzet dat de tijdbelasting voor de
ondervraagden minimaal is. In de inventarisatie-fase wordt ook
documentatieonderzoek gedaan (onder andere het Handboek
Toegankelijkheid, de Handreiking Inclusief Beleid en de International
Classification of Functioning, Disabilty and Health) en er worden
meerdere conferenties gehouden met deskundigen, belanghebbenden en
belangenorganisaties.
De actie om drempels te melden, maakt derhalve deel uit van tal van
gelijktijdige werkzaamheden, resulterend in een overzicht van en
inzicht in belemmeringen en mogelijke oplossingen.
Het is uiteraard uiteindelijk de wetgever die de invalshoek van de
wetgeving bepaalt. In het betreffende bericht wordt gesteld dat de
belemmeringen worden weggenomen als voldaan is aan BTB-normen. Er
bestaan echter geen concrete BTB-normen. Wel bestaat bijvoorbeeld het
Handboek Toegankelijkheid waarvan de CG-raad de beheerder is. Binnen
deze organisatie is veel deskundigheid.
De onderzoeksopdracht is zorgvuldig voorbereid. Meerdere bureaus
hadden voor de opdracht ingeschreven. Kwaliteit heeft bij de
uiteindelijke opdrachtverlening aanmerkelijk zwaarder gewogen dan de
prijs.
Ik heb het vertrouwen dat het onderzoek goede en bruikbare resultaten
zal opleveren. Gezamenlijk met de betrokken departementen zal nog dit
jaar bepaald worden welke concrete stappen zullen worden gezet.
Daarbij zal naast het verbeteren van de (mogelijkheden tot)
participatie ook de goede kwaliteit van wetgeving centraal staan. Ik
meen dat dit strookt met de bedoeling van de schrijvers van het
bericht. Een inhoudelijke reactie op het thans lopende (deel)onderzoek
is momenteel niet opportuun.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport