ChristenUnie
Bijdrage debat over de Binnenvaartwet
woensdag 11 april 2007 14:46
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Het is een goed gebruik dat de eerstvolgende spreker
degene die zijn maidenspeech houdt, toespreekt. Mijnheer Rouwe, het
begrip van geslacht tot geslacht krijgt wel een heel aparte dimensie
nu u zo in de voetsporen treedt van in elk geval het theoretische deel
van het vak. Ik constateer dat inhoudelijke kennis bij u gepaard gaat
met een gedreven nieuwsgierigheid naar meer. Dat lijkt mij een
uitstekend fundament voor uw verdere Kamerlidmaatschap. Wij zien allen
uit naar een inhoudelijke discussie in het vervolg met u en uw
fractie.
Volgens mij is er straks nog een maidenspeech, maar degene die het
betreft heb ik volgens mij al enkele keren ontmoet in algemeen
overleg.
Voorzitter. Met de invoering van de nieuwe Binnenvaartwet ontstaat er
een nieuwe algemene kaderwet voor de binnenvaart. Hiermee wordt een
proces van deregulering als gevolg van de liberalisering van het
goederenvervoer per binnenvaartschip afgerond. Met deze wet worden
regels vereenvoudigd en geharmoniseerd. Zo worden de
vergunningsbewijzen voor binnenvaartschepen en de inschrijving eigen
vervoer afgeschaft. De regelgeving inzake vaarbewijzen wordt
geharmoniseerd met de regelgeving op basis van de Herziene
Rijnvaartakte. De fractie van de ChristenUnie kan zich in grote lijnen
vinden in deze voorstellen. Wij hebben begrepen dat deze binnen de
sector breed worden gedragen.
Verschillende fracties, waaronder die van de ChristenUnie, hebben in
het verslag vragen gesteld over de bevoegdheid van
opsporingsambtenaren. De vorige minister heeft geantwoord, dat deze
bevoegdheid al bestaat in de huidige Binnenschepenwet en de Wet
vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart en dat voor het
binnentreden van een woning een schriftelijke machtiging vereist is.
In deze wetten en in het nieuwe wetsvoorstel wordt afgeweken van de
Algemene wet op het binnentreden vanuit het belang van effectief
toezicht op het in de Binnenvaartwet bepaalde. De afzonderlijke
bevoegdheid om de bemanningsverblijven te betreden zou volgens de nota
naar aanleiding van het verslag nodig zijn om na te gaan of de
bepalingen inzake vaar- en rusttijden worden nageleefd. Als dit de
enige reden is, vraag ik mij af waarom een ruime bevoegdheid ten
aanzien van het binnentreden van de woning dan nog nodig is. Zou dit
niet specifieker kunnen worden geformuleerd?
In het wetsvoorstel wordt onderscheid gemaakt tussen het groot,
beperkt groot en klein vaarbewijs. Hierbij wordt een objectivering
voorgesteld, door het vaarbewijs meer dan nu afhankelijk te stellen
van de lengte van het schip en minder van het huidige criterium
bedrijfsmatige vaart. Voor de kleine bedrijfsmatige vaart -- met
schepen korter dan 35 meter -- betekent dit een verlaging van de
bestaande eisen. Voor deze schepen is geen groot vaarbewijs meer
nodig, maar slechts een beperkt groot vaarbewijs.
Voor de eigenaren van recreatievaartuigen die langer zijn dan 25
meter, betekent de nieuwe regeling echter een aanscherping, omdat zij
nu een beperkt groot vaarbewijs moeten hebben, in plaats van een klein
vaarbewijs. Er wordt gesproken over een gepaste overgangsperiode en
een adequaat vrijstellingen- en ontheffingenbeleid. Wij hebben er
vertrouwen in dat de staatssecretaris dit in het overleg met het
Deelorgaan Binnenvaart en het Watersportberaad goed zal regelen. Wel
zijn wij benieuwd of zij al iets kan zeggen over de termijn waarop dit
overleg gevoerd gaat worden.
Op pagina 8 van de nota naar aanleiding van het verslag staat dat
Nederland in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart zal voorstellen
om de grenzen voor grote schepen op te trekken van 35 naar 40 meter,
zodat deze grens vervolgens ook nationaal kan worden opgehoogd. Hoe
kansrijk is dit voorstel en op welke termijn verwacht de
staatssecretaris hierover meer te kunnen melden? Wat gaat de
staatssecretaris doen als er geen overeenstemming wordt bereikt binnen
de CCR? Is zij dan bereid om alsnog de grens voor het groot vaarbewijs
in Nederland te verhogen naar 40 meter?
Er loopt een discussie over historische boten, in het bijzonder
sleepboten. De heer Rouwe refereerde hieraan. Deze worden gebruikt
door vrijwilligersorganisaties. In de nota naar aanleiding van het
verslag lees ik dat de staatssecretaris over de definitie van
sleepboot en de daarmee samenhangende noodzaak om tot een speciale
regeling voor sleepboten te komen, nog met de belanghebbende
organisaties wil spreken. Mag ik hieruit concluderen dat er een
specifieke regeling komt voor de sleepboten die in gebruik zijn bij
vrijwilligersorganisaties?
Er wordt gewerkt aan een verdergaande integratie van de Nederlandse en
de Vlaamse scheepvaartregels die gelden in het Scheldegebied. Op welke
termijn verwacht de staatssecretaris resultaten op dit terrein?
In de memorie van toelichting staat dat het geregeld consulteren van
de sector heeft bijgedragen aan het huidige draagvlak voor dit
voorstel. De fractie van de ChristenUnie is daar blij mee en steunt
daarom dit voorstel op hoofdlijnen.
Tweede termijn, 12 april 2007
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb niet veel meer toe te voegen aan de discussie. De
staatssecretaris is behoorlijk duidelijk geweest in haar
beantwoording. Mijn fractie heeft geen behoefte aan een verdere
discussie of het indienen aan moties. Wij denken dat het belangrijkste
wapenfeit is dat er goed overleg is geweest met de sector. Daar heeft
de staatssecretaris daar veel energie in heeft gestoken voor wij deze
wet gingen behandelen. Er zal nog een aantal zaken worden
gemoderniseerd. Ook daar zullen wij een bijdrage aan leveren. Wij zijn
buitengewoon content met de wijze waarop de zaak is behandeld en
wachten de reactie van de staatssecretaris op de ingediende moties af.