INLIA
Berichtgeving over INLIA en noodfonds voor kinderen 13/04/2007
Het Dagblad van het Noorden opende afgelopen zaterdag 7 april 2007 op
de voorpagina met de kop Geld uit noodfonds niet bij kinderen. Met dit
artikel, ook (gedeeltelijk) overgenomen in andere GPD-bladen zoals de
Leeuwarder Courant, suggereert het DvhN - op aangeven van de Werkgroep
Vluchtelingen Vrij dat INLIA geld uit een noodfonds van de Gemeente
Groningen aan kinderen heeft onthouden.
Deze beschuldiging is volstrekt onjuist. Elk kind dat voor de
ondersteuning in aanmerking komt heeft ondersteuning verkregen.
INLIA is als professionele organisatie door de Gemeente Groningen
gevraagd een project op te zetten en een noodfonds te beheren om
niet-rechtmatig verblijvende kinderen financieel te ondersteunen. De
gemeente heeft toen al bepaald dat INLIA als professionele organisatie
voor een dergelijk gecompliceerd en arbeidsintensief project ook de
kosten voor de opzet, ontwikkeling en uitvoering vergoed zou krijgen.
Dit alles was vorig jaar overigens al bekend.
INLIA heeft die kosten laag gehouden door naast de professionals ook
stagiaires en vrijwilligers in te zetten daar waar dat verantwoord
was. Vanaf het begin was al duidelijk dat de te maken kosten voor dit
project van de Gemeente Groningen, zoals te doen gebruikelijk, ook
door de gemeente vergoed zou worden. Dit geld is absoluut niet ten
koste gegaan van de financiële bijdragen aan de kinderen. Dat dit het
geval is blijkt ook uit het feit dat er een overschot was in het fonds
na de uitvoering van dit pilotproject. De kop Geld uit noodfonds niet
bij kinderen (alsook de rest van het artikel) suggereert dat we geld
aan de kinderen hebben onthouden, hetgeen een volstrekte onjuistheid
is. Overigens is met het overschot de ondersteuning van de kinderen,
met instemming van de gemeente, voortgezet. INLIA heeft hierover in
volstrekte openheid verantwoording afgelegd aan de Gemeente Groningen.
Naast de directe financiële ondersteuning heeft INLIA kleding en
schoeisel gefinancierd en diverse educatieve en sportieve
activiteiten, een sinterklaasfeest en stadjerspassen georganiseerd ten
behoeve van de kinderen.
Geheel ten onrechte kiest het DvhN, op aangeven van de Werkgroep
Vluchtelingen Vrij, voor een onjuiste weergave van de feiten. Daarbij
bevreemdt het ons dat de Werkgroep Vluchtelingen Vrij in een
persbericht melding maakt van de vermeende suggestie dat kinderen niet
het geld hebben gekregen waar zij recht op hadden. Onder andere de
Werkgroep Vluchtelingen Vrij is in 2006 betrokken geweest bij het
overleg over de wijze waarop het door de gemeente beschikbaar gestelde
budget zou worden besteed. Tijdens dit overleg pleitte de werkgroep
voor een bijdrage van ruim 200,- per kind per maand (overeenkomstig de
Rijksregeling die voor rechtmatig in Nederland verblijvende kinderen
wordt toegepast). Dat bleek toen echter onuitvoerbaar, gezien de
criteria die de Gemeente Groningen stelde aan de wijze waarop het
budget moest worden besteed. Wel is door INLIA aangegeven dat het ons
streven en onze inzet zal zijn om uiteindelijk een bedrag van deze
orde van grootte te kunnen toekennen. Het succes van het pilotproject
heeft er inmiddels toe geleid dat de Gemeente Groningen extra middelen
heeft vrijgemaakt om deze kinderen gelijk te stellen aan het
vergoedingensysteem van de rechtmatig verblijvende kinderen. Voor het
komend half jaar is daar 80.000,- voor begroot. De Werkgroep
Vluchtelingen Vrij is hier van op de hoogte en het is dan ook bizar
dat zij, voornoemde feiten kennende, tot een dergelijk persbericht
overgaat. Van de Werkgroep Vluchtelingen Vrij weten we echter al jaren
dat ze graag constant ageert tegen anderen, terwijl ze zelf overigens
geen enkel kind ondersteunt, dus worden wij niet zo snel warm of koud
van hun acties.
Anders is het voor het DvhN, dat inmiddels beter wist, maar de feiten
achterwege liet. Eén dag voor de publicatie heeft de journaliste van
het DvhN, Inki de Jonge, ons gebeld om een reactie te vragen op de
aantijgingen van de Werkgroep Vluchtelingen Vrij. Het artikel op
zaterdag vermeldt vervolgens helemaal niets van onze inhoudelijke
reactie. Feiten werden dus weggelaten, feiten die het Dagblad wel
kende maar negeerde. Hoor en wederhoor betekent op deze manier
journalistiek niets anders dan tegen beter weten in een vermeende
scoop in stand willen houden. Het DvhN zet haar geloofwaardigheid en
integriteit op het spel door ongefundeerde suggesties te uiten.
Objectiviteit en professionaliteit is zo bij dit dagblad ver te
zoeken.
Niet alleen INLIA maar ook de Gemeente Groningen wordt met de
bestreden suggestie ten onrechte in een kwaad daglicht gezet, nota
bene op een moment dat de Gemeente Groningen veel extra middelen heeft
ingezet (zoals niet eerder gedaan) ten behoeve van deze doelgroep. Al
met al draagt de berichtgeving van Werkgroep Vluchtelingen Vrij en van
het DvhN ten onrechte bij aan negatieve beeldvorming als het weer eens
om asielzoekers gaat. Wie en wat ze hiermee (willen) dienen is ons een
raadsel.
De redactie van het DvhN was zaterdag 7 april volledig onbereikbaar.
Inmiddels vindt er overleg plaats tussen de hoofdredactie en INLIA,
waarbij de hoofdredactie al heeft laten weten dat er geen twijfel is
over de integriteit van INLIA.
De gemeente
De verantwoordelijk wethouder van de Gemeente Groningen, Peter
Verschuren (SP) stuurde aan een andere journalist desgevraagd de
volgende reactie:
Fijn dat je mij het verhaal van Vluchtelingen Vrij stuurt en me om een
weerwoord vraagt.
Ik heb geen mail van Vluchtelingen Vrij gekregen, maar had uit het
Dagblad wel begrepen dat ze iets gestuurd hebben.
Mijn reactie is dat Inlia uitstekend werk heeft verricht en dat er met
de kosten voor het beoordelen van de aanvragen niets mis is. Inlia
heeft samen met de gemeente de regeling ontwikkeld en heeft veel werk
gestoken in het verzamelen en controleren van de gegevens van de
aanvragers.
Dat de kosten hoog zijn in vergelijking met het bedrag dat betaald is,
komt doordat de uitgekeerde bedragen in de eerste proefperiode laag
waren. Op basis van de gegevens in de eindrappportage hebben we voor
het nieuwe jaar gekozen voor hogere bedragen en een eenvoudiger uit te
voeren regeling. In 2007 zijn de kosten in verhouding tot de
uitgekeerde bedragen dan ook veel geringer.
Gezien het vele werk dat Inlia verzet heeft om de geheel nieuwe
regeling op te zetten, is het bedrag voor de uitvoering beslist niet
hoog te noemen. Verder heeft Inlia over de regeling voortdurend
overlegd met de gemeente. Het beeld dat Inlia op eigen houtje werkt en
daarbij te hoge kosten in rekening brengt, is dus volstrekt onjuist.
Ik betreur het zeer dat de heer Alderkamp, aan wie in een bijeenkomst
op het gemeentehuis waarop ook Inlia aanwezig was precies uitgelegd is
hoe het zit, het kennelijk nodig vindt om Inlia in een kwaad daglicht
te stellen.
Over het argument dat de gemeente het geld zou moeten uitkeren: dat is
verboden. We gaan met deze regeling heel ver: we geven ondersteuning
aan mensen die onrechtmatig in Nederland verblijven. Rechtstreekse
inkomenssteun aan hen zou meteen tot onoverkomelijke problemen leiden
met onze accountant en met het Rijk. Daarom was de omweg via een
instantie als Inlia nodig.
Over de kledingbonnen: dat is een aanvulling zoals Inlia die ook geeft
aan de mensen in de noodopvang.
Tot zover de reactie van de wethouder. De heer Alderkamp, waarnaar hij
verwijst, is de woordvoerder van de Werkgroep Vluchtelingen Vrij.
Wij meenden er goed aan te doen u van deze informatie te voorzien om u
beter in staat te stellen de berichtgeving in het Dagblad van het
Noorden en enkele andere bladen omtrent INLIA en het noodfonds voor
kinderen van de Gemeente Groningen, alsmede het persbericht dat de
Werkgroep Vluchtelingen Vrij recentelijk heeft verspreid, naar waarde
te kunnen schatten.
Jan C.W. Eggink, secretaris bestuur INLIA
John W.R. van Tilborg, directeur INLIA