Ministerie van Economische Zaken


Antwoord op kamervragen over gebruik toerismebepaling in winkeltijdenwet.


Aan

De Voorzitter van de Tweede Kamer der

Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA `s-GRAVENHAGE


Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n)
13 april 2007 EP/MW
7043957
Onderwerp

Antwoord op kamervragen CDA 22 maart 2007


Vragen van de leden Ten Hoopen en Biskop (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van
Economische Zaken over het oneigenlijk gebruik van de toerismebepaling in de
winkeltijdenwet.


Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door de leden Ten Hoopen
en Biskop. De vragen zijn mij toegestuurd per brief van 22 maart 2007, onder nummer
2060710140.


Vraag 1

Kent u het bericht `Coalitie al eens over koopzondag'?1


Antwoord

Ja.


Vraag 2

Deelt u de mening dat het voorgenomen besluit van de gemeente Roosendaal om de
winkels 52 zondagen per jaar te openen in strijd is met de strekking van de
Winkeltijdenwet, aangezien het `toeristisch regime' bedoeld is voor gemeenten met een
substantieel aantal toeristen (bij de berekening waarvan toerisme door verkoopactiviteiten
niet meetelt)?


1 BN/DeStem, 16 maart 2007


Bezoekadres Doorkiesnummer Telefax
Bezuidenhoutseweg 30 070 - 379 6738 070 - 379 6094
Hoofdkantoor Telefoon (070) 379 89 11 Behandeld door
Bezuidenhoutseweg 30 Telefax (070) 347 40 81 I
Postbus 20101 Email ezpost@minez.nl
2500 EC 's-Gravenhage Website www.minez.nl Verzoeke bij beantwoording van deze brief ons kenmerk te vermelden


Antwoord

Nee. Voor de beoordeling of artikel 3, lid 3, onder a, van de Winkeltijdenwet (het
zogenoemde toeristisch regime) van toepassing kan worden verklaard, formuleert de wet
de voorwaarde dat de aantrekkingskracht voor toerisme geheel of nagenoeg geheel buiten
de verkoopactiviteiten, die door de zondagsopening mogelijk worden gemaakt, moet zijn
gelegen. De eis dat het moet gaan om een substantieel aantal toeristen stelt de wet niet.
De afweging of de bepaling van toepassing kan worden verklaard, is primair niet aan de
Minister van Economische Zaken, maar aan de gemeente.


Vraag 3

Bent u bereid om op grond van strijd met (de strekking van) de Winkeltijdenwet te
verhinderen dat de gemeente Roosendaal dit voorgenomen besluit neemt? Zo neen,
waarom niet?


Antwoord

Nee, uit de beschikbare informatie maak ik op dat de gemeenteraad van Roosendaal
gebruik wil maken van de bevoegdheden die de Winkeltijdenwet aan gemeenten heeft
geattribueerd binnen de door deze wet gestelde grenzen. Daarbij moet de gemeenteraad
van de gemeente Roosendaal de afweging maken of zij terecht gebruik maakt van de
vrijstellingsbevoegdheid. Uit de informatie die de gemeente Roosendaal mij heeft
verstrekt, maak ik voorts op dat de gemeente toeristische aantrekkingskracht heeft, die
ligt buiten verkoopactiviteiten van winkels. Er wordt onder andere melding gemaakt van
120.000 overnachtingen per jaar, evenementen, natuurschoon en een groot recreatiepark.
Ik merk op dat ik op grond van de Winkeltijdenwet geen bevoegdheid heb te voorkomen
dat de gemeenteraad bovengenoemd besluit neemt of een dergelijk besluit ongedaan te
maken; wel beschikt de Kroon op grond van de Gemeentewet over een algemeen
vernietigingsrecht van beslissingen van gemeentelijke bestuursorganen. De Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan, al dan niet mede door ondergetekende
als beleidsverantwoordelijke minister voor de Winkeltijdenwet, voornoemd besluit van de
gemeenteraad van Roosendaal ter (spontane) vernietiging voordragen aan de Kroon
(artikel 273 van de Gemeentewet). Hierbij merk ik op dat spontane vernietiging een
uiterste middel is dat alleen dan ingezet wordt om de constitutionele verhoudingen te
herstellen (Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 VII, nr. 75.). Daarvan is hier naar mijn
oordeel geen sprake.


Vraag 4

Bent u bereid om de Winkeltijdenwet te wijzigen als wederom2 blijkt dat handhaving van
de wet nu niet mogelijk is? Deelt u de mening dat de Winkeltijdenwet volgens de
afspraken in het regeerakkoord gewijzigd moet worden?


2 Aanhangsel Handelingen, nr. 506, vergaderjaar 2005-2006
---


Antwoord

De gemeente maakt binnen de grenzen van de wet gebruik van de haar geattribueerde
bevoegdheden. De handhaving op zichzelf is dan ook geen aanleiding de Winkeltijdenwet
te wijzigen. De afspraak in het Coalitieakkoord luidt dat het oneigenlijk gebruik van de
toerismebepaling in de Winkeltijdenwet ter verruiming van het aantal koopzondagen
wordt tegengegaan. Nader onderzoek naar verschillende beleidsopties zal moeten
uitwijzen of wetswijziging noodzakelijk is en hoe die wijziging dan zou moeten worden
vormgegeven.


Vraag 5

Bent u tevens bereid om het wetsvoorstel tot Wijziging van de Winkeltijdenwet op korte
termijn in te dienen, aangezien de toerismebepaling steeds vaker oneigenlijk gebruikt
wordt?


Antwoord

Ja, daargelaten of er in juridische zin sprake is van `oneigenlijk' gebruik, ben ik bereid tot
een wetswijziging indien dit noodzakelijk is ter uitvoering van het coalitieakkoord. Ik wil
hierbij zorgvuldigheid betrachten. Ik verwacht op korte termijn te beschikken over nadere
informatie over onder andere de uitvoerbaarheid van verschillende beleidsopties. Ik zal u
zo spoedig mogelijk daarna informeren over de kabinetsvoornemens, uiterlijk voor het
zomerreces.


Vraag 6

Deelt u de mening dat het redelijk zou zijn om de Wijziging van de Winkeltijdenwet van
terugwerkende kracht te voorzien, zodat besluiten, die gemeenten in anticipatie op de
uitvoering van het regeerakkoord in strijd met de strekking van deze wet nemen,
ongedaan gemaakt kunnen worden?


Antwoord

Besluiten, genomen vóór de wijziging van de Winkeltijdenwet, kunnen niet met
terugwerkende kracht ongedaan gemaakt worden. Wel zal in een voorstel tot wijziging
van de Winkeltijdenwet geregeld moeten worden hoe in de toekomst moet worden
omgegaan met de verordeningen in het licht van een aangepaste Winkeltijdenwet. Het ligt
in de rede in dat geval te bepalen dat op het tijdstip waarop een voorstel tot wijziging van
de Winkeltijdenwet tot wet wordt verheven en in werking treedt, geldende verordeningen
die niet in overeenstemming zijn met de wet, zoals die na de wijziging is komen te luiden,
binnen een redelijke termijn worden aangepast.


(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven

---



---- --