12-04-2007: Silicon Valleys in ontwikkelingslanden kunnen het niet alleen af
Een kopie van Silicon Valley heeft voor ontwikkelingslanden
onvoldoende economisch succes. Hoewel een locale clustering van
innovatieve bedrijven wel zorgt voor een betere verspreiding en
toepassing van nieuwe kennis, zijn internationale kennistransfers
minstens even belangrijk voor een goede economische ontwikkeling. Deze
conclusies komen uit het proefschrift van Efthymia Kesidou. Zij hoopt
dinsdag 17 april te promoveren aan de Technische Universiteit
Eindhoven (TU/e).
Regionale clusters van bedrijven die soortgelijke activiteiten
ontplooien zijn sinds jaar en dag verantwoordelijk voor de grootste
vooruitgang in innovaties. Zo was in de eerste helft van de 19de eeuw
het district rond Cornwall een echte industriële hot spot waar
tientallen jaren lang de nieuwste stoommachines werden geproduceerd.
Deze groepering van soortgelijke innovatieve bedrijvigheid was bijna
in haar eentje de aanjager van de industriële revolutie in het
Engeland, en later heel Europa. Andere succesvolle voorbeelden van
regionale innovatieve clusters zijn, naast het beroemde Silicon
Valley, de ruimtevaart-industrie rond Houston, de mode- en
leerindustrie in Noord Italië of de bloementeelt in het westen van
Nederland.
Derde Wereld landen zouden deze succesformules maar al te graag
kopiëren. En dat gebeurt volop, overal rijzen de science parks of de
technology valleys als paddenstoelen de grond uit. Maar tot op heden
was nog niet onderzocht of deze initiatieven wel zo goed werkten.
Kesidou heeft dat voor het eerst op detailniveau nagetrokken met een
dieptestudie naar de softwaresector in Uruguay. Zij voerde daarvoor
bij 98 bedrijven een eigen enquête (Innovation Survey), en interviewde
in totaal 107 toonaangevende figuren in de Uruguayaanse
softwaresector. De informatie die zij hiermee verkreeg analyseerde zij
vervolgens op een kwalitatieve als kwantitatieve manier.
Haar bevindingen waren tweeledig. Aan de ene kant blijkt, zoals
verwacht, clustering van soortgelijke bedrijven een positief effect te
hebben op de innovatieve prestaties. Dat komt door de zogenaamde
kennis-spillovers. Dit weglekken van kennis van het ene bedrijf naar
het andere gebeurt op drie manieren. Ten eerste kunnen werknemers van
bedrijf veranderen, en zo de kennis meenemen. Daarnaast is er veel
informele kennisoverdracht doordat er bijvoorbeeld netwerken tussen
branchegenoten ontstaan, of omdat er informeel wordt samengewerkt met
universiteiten. Tot slot kunnen er uit grotere bedrijven nieuwe kleine
bedrijven ontstaan, die specifieke kennis vrijmaken en benutten.
Aan de andere kant zijn deze kennis-spillovers echter onvoldoende om
ontwikkelingslanden als Uruguay voldoende te laten groeien. Kesidou
concludeert dan ook in haar onderzoek dat goede kennistransfers uit de
ontwikkelde landen noodzakelijk zijn om de economische prestaties van
ontwikkelingslanden structureel te verbeteren.
Technische Universiteit Eindhoven