Ministerie van Financiën

Antwoorden naar aanleiding van schriftelijke vragen van het lid Dezentjé Hamming-Bluemink

(VVD) over de fiscale worsteling met de uitvoering van de bijleenregeling. (ingezonden 23 maart 2007, nr. 2060710400)

Vraag 1, 2 en 3
Herkent u de problematiek die aan de orde wordt gesteld in het artikel `huiseigenaar worstelt met belastingaangifte'1? Deelt u de mening dat een regeling die zo onduidelijk is geworden dat een speciaal aangifteprogramma naast de gewone aangifte nodig is, niet bijdraagt aan een probleemloze nakoming van fiscale verplichtingen? Kunt u aangeven wat de afweging is geweest om bij de aangifte 2006 prioriteit te geven aan controle op de bijleenregeling? Deelt u de mening dat daar beter nog mee gewacht had kunnen worden, totdat in de praktijk meer ervaring was opgedaan met de bijleenregeling?

De vragen over de bijleenregeling behoren zonder twijfel tot de ingewikkelder vragen die in het aangiftebiljet inkomstenbelasting worden gesteld. Met die vragen wordt concreet invulling gegeven aan de wettelijke vereisten die per 1 januari 2004 uit hoofde van de bijleenregeling in de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn opgenomen. De Belastingdienst doet er alles aan om belastingplichtigen voor te lichten over de werking van de bijleenregeling en over de wijze waarop de vragen over de bijleenregeling moeten worden ingevuld. Dit heeft onder meer de vorm gekregen van een rekenmodule in het aangifteprogramma en een aparte rekenmodule die op het internet wordt aangeboden. Deze rekenmodules zijn bedoeld om belastingplichtigen zo probleemloos mogelijk door de bijleenregeling heen te leiden. Er is bewust gekozen voor twee aparte rekenmodules. Belastingplichtigen die zich in een veel vaker voorkomende (standaard)situatie bevinden kunnen gebruikmaken van de module in het aangifteprogramma zonder belast te worden met vragen die alleen in bijzondere situaties relevant zijn. Belastingplichtigen in een bijzondere situatie krijgen ondersteuning op maat via de website. Overigens is het niet de eerste keer dat de Belastingdienst aparte rekenmodules aanbiedt die niet in het aangifteprogramma zijn opgenomen. Al eerder werd een module aangeboden waarmee een belastingplichtige kan bepalen in welke box (1 of 3) zijn kapitaalverzekering valt. Ook staat er een rekenmodule lijfrentepremies op de website.
Met het aanwijzen van controlethema's worden twee doelen nagestreefd: preventie en (intensivering van) toezicht. De ervaring leert dat de extra, in de openbaarheid gebrachte, aandacht van de Belastingdienst voor een controlethema ertoe leidt dat belastingplichtigen bij hun aangifte extra aandacht aan het geselecteerde onderwerp geven. Daarnaast oefent de Belastingdienst extra toezicht uit op de naleving van die regels. De daarmee opgedane ervaringen kunnen in latere jaren weer worden gebruikt, bijvoorbeeld bij reguliere controles en bij de risicoanalyse die aan de selectie van te controleren aangiftes ten grondslag ligt. In voorgaande jaren waren de buitengewone uitgaven en de inkomsten van freelancers controlethema. Overigens kan ook in andere jaren worden gecontroleerd op onderwerpen die


1 Telegraaf, 10 maart 2007.

in eerdere jaren controlethema waren of dat in latere jaren nog zullen zijn. Daaraan wordt echter niet

bijzondere aandacht besteed in de publiciteit.
De Belastingdienst richt zich de komende jaren breed op het thema vastgoed2. Daarbij worden allerlei aspecten van vastgoed ­ projectontwikkeling, bouw, financiering, exploitatie, aan- en verkoop ­ onder de loep genomen. In dat licht is dit jaar gekozen voor een vastgoed gerelateerd controlethema voor de inkomstenbelasting. De keuze is daarbij gevallen op de bijleenregeling. Daarbij heeft meegespeeld dat inmiddels twee jaar ervaring met deze regeling is opgedaan.

Vraag 4 en 5
Erkent u dat de aan de politiek onttrokken tegenstrijdige ministeriële besluiten omtrent de bijleenregeling in de afgelopen jaren aan de onduidelijkheid van de bijleenregeling hebben bijgedragen? Deelt u de mening dat in de afgelopen jaren tegenstrijdige besluiten zijn genomen over de vraag of financieringskosten nu wel of geen verwervingskosten zijn?3

Er is geen sprake van aan de politiek onttrokken tegenstrijdige beleidsregels. Een beleidsbesluit bevat schriftelijke beleidsregels die zien op de uitvoering van wet- en regelgeving. Fiscale beleidsbesluiten worden volledig onder mijn verantwoordelijkheid uitgebracht, en worden ­ hoewel niet verplicht ­ gepubliceerd in de Staatscourant. Ook al zijn regels van beleidsuitvoering niet als zodanig onderworpen aan goedkeuring door het parlement, het parlement kan hier wel aandacht voor vragen, bijvoorbeeld door het stellen van kamervragen, zoals ook hier het geval is. Met het beantwoorden ervan wordt verantwoording afgelegd over het gevoerde beleid.
Daarnaast dient er een onderscheid te worden gemaakt tussen de beleidsbesluiten die betrekking hebben op de gehele eigenwoningregeling en de beleidsbesluiten die specifiek betrekking hebben op de bijleenregeling. De beleidsbesluiten die zijn afgegeven vóór invoering van de bijleenregeling en die onlangs zijn geactualiseerd in het besluit van 13 november 2006, nr. CPP2006/412M zien op de gehele eigenwoningregeling en betreffen dus alle belastingplichtigen die met de eigenwoningregeling te maken hebben. In dit besluit is vermeld dat de rente over een lening waarmee financieringskosten zijn betaald aftrekbaar is. Deze uitwerking is terug te voeren op de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001.


2 Zie Kamerstukken II 30 800 IXB, nr. 13, blz. 4.
3 Ter illustratie:

- Besluit CPP2001/3210M, Financieringskosten die direct samenhangen met de aanschaf van de eigen woning vallen onder verwervingskosten en daarmee onder de eigen woningschuld. In de besluiten van 13 november jl. (CPP2006/412M) respectievelijk 20 februari 2007 (CPP2006/1942M), wordt echter gesteld dat de meegefinancierde kosten in de bijleenregeling niet (meer) onder de eigenwoningschuld vallen.
- Overzicht gevolgen bijleenregeling op de website van het ministerie van Financiën d.d. 2004: Stel dat iemand zijn woning verkoopt voor 260.000 en het restant van zijn hypotheekschuld bedraagt 200.000. Vervolgens koopt diegene een huis van 350.000,-. Dit is de aankoopprijs inclusief bijkomende verwervingskosten (overdrachtsbelasting, afsluitprovisie, notaris- en makelaarskosten).De maximale hypotheek waarvoor renteaftrek geldt, bedraagt dan 290.000. Dit is de koopsom van de nieuwe woning ( 350.000) verminderd met het verschil (vervreemdingssaldo) tussen de opbrengst van de oude woning ( 260.000) en de bestaande hypotheekschuld ( 200.000). Als in dit voorbeeld een hypotheek wordt afgesloten die hoger is dan 290.000, dan is de rente over dat hogere deel dus niet meer aftrekbaar. Meegefinancierde kosten maken deel uit van de eigenwoningschuld, aangezien daarin expliciet genoemd wordt dat de afsluitprovisie deel uit maakt van de koopsom van de woning.

Het recente bijleenbesluit van 20 februari 2007, nr. CPP2006/1942M, bevat een aantal standpunten op basis van de bestaande regelgeving en op basis van de parlementaire behandeling4 van de bijleenregeling in het Belastingplan 2004. In het besluit is onder meer aangegeven dat voor toepassing van de bijleenregeling de financieringskosten niet tot de verwervingskosten van de eigen woning worden gerekend. Dit standpunt is bij de totstandkoming van de bijleenregeling ook door mijn ambtsvoorganger verwoord in de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Als gevolg hiervan wordt de lening waarmee deze financieringskosten zijn gefinancierd niet tot de eigenwoningschuld gerekend. Dit besluit betreft alleen die belastingplichtigen die te maken hebben met de bijleenregeling. Voor starters geldt dit dus niet. In het bijleenbesluit wordt een verband gelegd met de soepele behandeling in het eigenwoningbesluit, zodat er van tegenstrijdigheid geen sprake is. De samenloop en uitwerking van beide besluiten leidt ertoe dat de soepele behandeling in het eigenwoningbesluit ten aanzien van de renteaftrek alleen geldt wanneer de bijleenregeling niet van toepassing is. Voor toepassing van de bijleenregeling waarin de term verwervingskosten een rol speelt is altijd duidelijk geweest dat financieringskosten niet tot de verwervingskosten worden gerekend.

Vraag 6 en 10
Wat is de reden dat de recente besluiten met terugwerkende kracht tot 2004 in werking treden? Kunt u toezeggen dat het besluit van 13 november jl. (CPP2006/412M) respectievelijk 20 februari 2007 (CPP2006/1942M) niet met terugwerkende kracht per 1 januari 2004 van toepassing wordt verklaard?

Het besluit van 13 november 2006, nr. CPP2006/412M dat ziet op de eigenwoningregeling is in werking getreden op 24 november 20065. De bijleenregeling is ingevoerd per 1 januari 2004. In het bijleenbesluit zijn enkele voor belastingplichtigen gunstige goedkeurende bepalingen opgenomen. Dit is de reden dat het bijleenbesluit terugwerkende kracht heeft gekregen tot 1 januari 2004. De overige beleidsstandpunten in dit besluit betreffen wetsuitleg op basis van wettekst en wetsgeschiedenis, zoals deze vanaf 1 januari 2004 geldend is. Er is daarbij dan ook geen sprake van terugwerkende kracht, doch van bevestiging van een sinds 1 januari 2004 van kracht zijnde bestendige gedragslijn.

Vraag 7
Deelt u de mening dat de recente besluiten tot grote onrust zullen leiden onder belastingbetalers, gezien velen er sinds 2004 vanuit gaan dat de financieringskosten onder verwervingskosten vallen?

Nee. Zoals ik reeds heb aangegeven betreft het hier slechts een bevestiging van de huidige regelgeving en praktijk die al sinds 1 januari 2004 aan de orde is en die ook in de toelichting op de aangifte en ander voorlichtingsmateriaal is gecommuniceerd. Ik zie dan ook geen reële verwachting tot grote onrust onder belastingbetalers.


4 Kamerstukken I, 2003/04, 29 210, C, blz. 7.

5 Staatscourant 22 november 2006, nr. 228.

Vraag 8
Kan de Belastingdienst eventueel vele correcties aan en wat zijn de gevolgen voor de administratieve lasten?

In de planning van de Belastingdienst wordt elk jaar rekening gehouden met de benodigde capaciteit voor het controlethema. Ik heb er alle vertrouwen in dat deze controles binnen deze beschikbare capaciteit kunnen worden uitgevoerd. Belastingplichtigen ervaren elk jaar administratieve lasten als gevolg van controles door de Belastingdienst. Het is niet te verwachten dat de selectie van de bijleenregeling als controlethema van positieve of negatieve invloed zal zijn op de omvang van deze administratieve lasten.

Vraag 9
Deelt u de mening dat met deze besluiten sprake is van fiscale discriminatie, ook in Europees perspectief, tussen starters en doorstromers, aangezien bij starters de financieringskosten wel onder de eigenwoningschuld vallen?

Nee, naar mijn oordeel gaat het hier niet om gelijke gevallen die verschillend zouden worden behandeld. Een starter is niet gelijk aan een doorstromer, reeds omdat hij niet te maken heeft met aan- en verkoop van een woning, waardoor de bijleenregeling van toepassing zou zijn. Overigens worden starters ook niet bevoordeeld ten opzichte van doorstromers. Een doorstromer zal immers ooit als starter moeten beginnen. En als starter kan hij ­ net als iedere andere starter ­ de rente over het deel van de lening waarmee financieringskosten zijn betaald in aftrek brengen. Indien een starter vervolgens doorstroomt naar een volgende eigen woning gaat ­ net als voor iedere andere doorstromer ­ de bijleenregeling gelden met de daaraan verbonden gevolgen.

Vraag 11
Bent u bereid de bijleenregeling te vereenvoudigen door alle financieringskosten voor eens en voor altijd te beschouwen als verwervingskosten voor de nieuwe woning? Deelt u de mening dat dit ook zou moeten, aangezien financieringskosten direct verbonden zijn aan het verwerven van een eigen woning en daarmee dus logischerwijs onder verwervingskosten horen te vallen? Deelt u de mening dat het daarbij bovendien gaat om relatief kleine bedragen die nauwelijks invloed hebben op de hoogte van de renteaftrek, maar wel voor grote administratieve lasten zorgen en ook door de consument, onder meer in het hypotheekadviestraject, als zeer complex wordt ervaren?

In de praktijk is het belangrijk om een juist onderscheid te maken tussen financieringskosten en verwervingskosten. Financieringskosten zijn namelijk ­ in tegenstelling tot zuivere verwervingskosten ­

niet direct, maar slechts indirect verbonden aan de verwerving van een eigen woning. Financieringskosten

worden immers gemaakt ter verkrijging van de hypotheek waarmee de aanschaf van een eigen woning wordt gefinancierd, en niet ter verkrijging van de eigen woning zelf. Op grond van de systematiek van de Wet IB 2001 zijn financieringskosten (evenals rente) als zodanig dan ook aftrekbaar en verwervingskosten niet. Dit onderscheid bestaat reeds sinds jaar en dag en zal ook zeker al jaren in het hypotheekadviestraject (moeten) zijn gemaakt. Aangezien hierin met de invoering van de bijleenregeling geen verandering is gekomen, ligt het niet voor de hand dat dit onderscheid plotsklaps als zeer complex wordt ervaren. Wel is het inderdaad zo dat rente die ziet op een lening voor financieringskosten onder de bijleenregeling niet meer tot aftrek leidt. Deze keuze is bij de invoering van de bijleenregeling gemaakt. Ik zie geen aanleiding deze keuze te herzien, temeer omdat niet aannemelijk is dat de aangifte hiermee wezenlijk zou vereenvoudigen.


---- --