Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Ons kenmerk IZ/IA/07/13215 Datum 19 april 2007

Onderwerp Uitleg van het standpunt van de Nederlandse regering
t.a.v. het niet-bekrachtigen van IAO-Verdrag nr. 185
(Identiteitsbewijzen zeevarenden, herzien, 2003)

In overeenstemming met het bepaalde in artikel 19, vijfde lid, van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie werd bij brief van 22 december 2004 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer de authentieke tekst voorgelegd van het Verdrag betreffende identiteitsbewijzen zeevarenden, herzien, 2003 (Verdrag nr. 185, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar 91e zitting; Genève, 19 juni 2003).

In de brief van 22 december 2004 was nog geen standpunt van de regering opgenomen ten aanzien van de wenselijkheid van de bekrachtiging van Verdrag nr. 185. Bij mijn brief van 15 november 2006 (kenmerk IZ/IA/2006/92895) heb ik medegedeeld er naar te streven in 2007 een standpunt betreffende (niet-) bekrachtiging van Verdrag nr. 185 aan de Kamer voor te leggen. Bijgaand doe ik u door middel van deze brief dat standpunt mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat toekomen. Het standpunt luidt dat het naar de mening van de regering niet wenselijk is om tot bekrachtiging van dit verdrag over te gaan.

./. In de bijlage bij deze brief treft u een uitleg van dit standpunt aan.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. J.P.H. Donner)

Ons kenmerk IZ/IA/07/13215

Uitleg van het standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van het niet- bekrachtigen van het Verdrag tot herziening van het Verdrag Identiteitsbewijzen Zeevarenden, 1958; Genève, 19 juni 2003 (Trb. 2004, 222 en Trb. 2005, 238)

I. Totstandkoming van het verdrag
Op 19 juni 2003 heeft de Internationale Arbeidsconferentie (hierna: IAC) in haar eenennegentigste zitting te Genève het Verdrag tot herziening van het Verdrag Identiteitsbewijzen Zeevarenden (Trb. 2004, 222 en Trb. 2005, 238) (hierna: Verdrag nr. 185) aangenomen. Op de totstandkoming van het verdrag is sterk aangedrongen door de Verenigde Staten (hierna: V.S.) naar aanleiding van de gebeurtenissen op 11 september 2001.

Als uitvloeisel van de beveiligingsdiscussies in de Internationale Maritieme Organisatie (hierna: IMO) inzake de verbetering van de beveiliging van de zeescheepvaartsector wereldwijd heeft Verdrag nr. 185 van de Internationale Arbeidsorganisatie (hierna: IAO) een strikter systeem inzake de identificatie van zeevarenden ten doel. Verdrag nr. 185 beoogt zowel de verbetering van de veiligheid in het zeevervoer als de vereenvoudiging van de voorwaarden waaronder zeevarenden van boord kunnen gaan in een land waarvan zij niet de nationaliteit hebben. In eerste instantie is bij de eventuele invoering van een nationaal zeevarenden-identiteitsdocument volgens dit verdrag alle aandacht op de toelatingsvereisten van de V.S. gericht, omdat deze in snel tempo worden gewijzigd als gevolg van 11 september 2001.

Verdrag nr. 185 is een herziening van het op 13 mei 1958 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de Nationale Identiteitsbewijzen van Zeevarenden (Trb. 1966, 158) (hierna: Verdrag nr. 108) over de vergemakkelijking van de toegang van zeevarenden tot het grondgebied van de leden ten behoeve van walverlof, doortocht, het overgaan naar een ander schip of repatriëring. Uitgangspunt van dit verdrag is dat zeevarenden werken en wonen op schepen die worden ingezet in het internationale handelsverkeer en voorts dat de toegang tot de voorzieningen aan land en het walverlof belangrijke aspecten zijn voor het algemene welzijn van de zeevarenden. Verdrag nr. 108 is niet voor Nederland bekrachtigd, omdat aan de identiteitsdocumenten voor zeevarenden bedoeld in dat verdrag, naast de persoons- en beroepsidentificatie, tevens de functie en status van reisdocument was toegekend. Dit zou betekenen dat indien het nationale paspoort van een zeevarende wordt ingehouden bijvoorbeeld vanwege veiligheidsoverwegingen deze nog vrij zou kunnen reizen op zijn of haar zeevarenden identiteitsdocument. De Nederlandse regering vindt dit onwenselijk.

In het herziene verdrag wordt een strikter systeem voor de identificatie van zeevarenden ingevoerd door de opname van biometrische gegevens op de identiteitsdocumenten. De identiteitsdocumenten voor zeevarenden hebben in Verdrag nr. 185 niet langer de functie en status van reisdocument, maar dienen in de praktijk nog uitsluitend voor persoons- en
---

Ons kenmerk IZ/IA/07/13215

beroepsidentificatie. Hiermee is een belangrijke reden waarom Verdrag nr. 108 niet voor Nederland is bekrachtigd, in Verdrag nr. 185 weggenomen.

Volgens artikel 6, zesde lid, van Verdrag nr. 185 is voor zeevarenden die gebruik maken van walverlof in een IAO-lidstaat geen visum verplicht. Deze bepaling raakt het gemeenschappelijk visumbeleid van de Europese Gemeenschap (hierna: EG), dat onder de exclusieve communautaire bevoegdheid van de EG valt. De EG kan het Verdrag nr. 185 evenwel niet bekrachtigen, aangezien alleen lidstaten van de IAO partij bij het verdrag kunnen zijn. In verband hiermee, en in het belang van de EG, zijn de Lidstaten van de Europese Unie bij besluit 2005/367/EG van 14 april 2005 (PBEG L 136) door de Europese Raad gemachtigd Verdrag nr. 185 te bekrachtigen.

Op 23 februari 2006 is tijdens de maritieme arbeidsconferentie van de IAO de definitieve tekst van een nieuw geconsolideerd en gemoderniseerd verdrag betreffende arbeid op zee aangenomen (hierna: Maritiem Arbeidsverdrag, 2006). Dit nieuwe maritieme arbeidsverdrag vervangt vrijwel alle bestaande maritieme IAO verdragen en aanbevelingen. Dit geldt evenwel niet voor Verdrag nr. 185. De IAO heeft besloten tot deze uitzondering omdat de aard en inhoud van Verdrag nr. 185 te veel afwijken van de overige maritieme IAO verdragen en omdat Verdrag nr. 185 geen obstakel mag vormen voor de bekrachtiging van het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 dat een veel bredere strekking heeft dan IAO verdrag nr. 185, te weten de consolidatie van arbeids- en sociale normen voor zeevarenden.

Verdrag nr. 185 is op 9 februari 2005 in werking getreden en - naar de stand van 1 februari 2007 - door 10 landen bekrachtigd. Dit zijn Azerbeidzjan, de Bahama's, Frankrijk, Hongarije, Jordanië, Litouwen, Moldavië, Nigeria, Litouwen en Vanuatu. Het Maritiem Arbeidsverdrag,