Rijkrecherche
Jaarbericht OM 2006
19-04-2007
Jaarlijks worden door het OM ongeveer een miljoen (straf)zaken
afgedaan door ruim 4.500 medewerkers, onder wie ongeveer 700
officieren van justitie en advocaten-generaal. In 2006 heeft het OM
flink geïnvesteerd in de kwaliteit van de taakuitoefening.
Voorbeelden daarvan zijn het Versterkingsprogramma opsporing en
vervolging, de intensieve aanpak van jeugd- en
veelplegerscriminaliteit en de opbouw van expertise op allerlei
terreinen.
Producties en prestaties
Instroom en uitstroom
Ten opzichte van 2005 hebben zich geen spectaculaire veranderingen
voorgedaan bij de instroom en de verwerking van (straf)zaken. Uit
onderstaande tabellen blijkt dat het aantal ingestroomde
rechtbankzaken, misdrijven die aan de politierechter of aan de
meervoudige kamer worden voorgelegd, in 2006 licht is gestegen. De
afname van het aantal ingestroomde kantonzaken (overtredingen) is
vooral terug te voeren op een lager aantal processen-verbaal ter zake
van overtreding van Algemene Politie Verordeningen. De instroom van
het aantal administratieve beroepen (Mulderzaken) is flink gestegen.
Het sepotpercentage is stabiel, in 2005 bedroeg het 9,7 procent en in
2006 9,9 procent.
Instroom en uitstroom
2005
2006
Rechtbankzaken
Â
Instroom
265.000
265.500
Uitstroom
265.000
278.000
Transactie en voorw. sepot
78.700
81.300
Geseponeerd
26.000
27.600
Naar de rechter
159.300
168.800
Afdoening rechter
145.500
146.400
Kantonzaken
Â
Instroom
284.500
267.000
Uitstroom
286.300
287.300
Transactie en voorw. sepot
50.200
50.800
Geseponeerd
44.200
41.900
Naar de kantonrechter
203.400
194.700
Afdoening kantonrechter
162.000
175.000
Adm. beroepen
Â
Instroom
327.100
365.800
Uitstroom
324.900
362.200
Beroep kantonrechter
29.100
38.700
Hoger beroepzaken
Â
Instroom
24.700
25.100
Uitstroom
25.200
25.700
Dalende tendens van de criminaliteit
De meest interessante trend bij de afdoening van strafzaken is de
afname van het aantal onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Dat aantal
lag in 2006 op 34.300 ten opzichte van 38.500 in 2005. Verklaringen
hiervoor kunnen worden gezocht in een aantal factoren, allereerst in
de algemene dalende tendens van de criminaliteit. Uit verschillende
onderzoeken, zowel gebaseerd op cijfers van de politie als op
slachtofferenquêtes, komt naar voren dat - geweldsdelicten
daargelaten - het criminaliteitsniveau door de bank genomen lager is
dan in de jaren negentig. Die neerwaartse tendens doet zich met name
voor bij de vermogenscriminaliteit zoals woninginbraken, diefstallen
en overvallen. Daarnaast spelen ook de verscherpte aanpak van
veelplegers en de afname van het aantal drugskoeriers op Schiphol door
verscherpte en gerichte controles een rol bij de afname van het aantal
onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen.
De geweldscriminaliteit lijkt een uitzondering te vormen op deze
dalende trend van de criminaliteit. Het aantal bij het OM ingestroomde
rechtbankzaken die betrekking hadden op een geweldsdelict (inclusief
diefstal met geweld) steeg van 44.800 in 2003 naar 54.700 in 2006 (in
2005: 52.700). Uit onderzoek blijkt dat die stijging niet zonder meer
is terug te voeren op het vaker voorkomen van geweld in de
samenleving. De samenleving hanteert tegenwoordig lagere
tolerantiegrenzen voor bijvoorbeeld huiselijk geweld en eergerelateerd
geweld dan voorheen. Een grotere mate van herkenning en erkenning
heeft geleid tot een betere registratie door politie en OM.
Jeugdcriminaliteit
De jeugdcriminaliteit lijkt zich, na jarenlange stijgingen, enigszins
te stabiliseren. In 2006 zijn ongeveer 35.500 jeugdzaken ingestroomd,
400 meer dan in 2005. Gerichte aandacht voor de âharde kernâ van
criminele jongeren, maatwerk, strikter toezicht, meer en structurele
vormen van samenwerking met ketenpartners en intensievere begeleiding
bij jeugdige veelplegers hebben daar aan bijgedragen. Ook
schoolverzuim wordt door het OM steeds meer aangepakt. Uit onderzoek
blijkt dat criminele jongeren hun âloopbaanâ vaak beginnen met
schoolverzuim. Uit het oogpunt van preventie is bestrijding van
schoolverzuim daarom essentieel. In 2006 zijn er 600 méér
leerplichtzaken aangebracht dan in 2005. In totaal ging het om
ongeveer 6.000 zaken. De helft van deze zaken betrof een zaak tegen de
leerplichtige (minderjarige), de andere helft een zaak tegen de
ouder(s)/verzorger(s). In ongeveer 25 procent van de zaken is een
transactie aangeboden, in 60 procent volgde een dagvaarding.
Ontneming
In 2006 is ruim 17,5 miljoen euro aan onherroepelijke
ontnemingsmaatregelen geïncasseerd. Dat is ongeveer 3,5 miljoen euro
meer dan het College van procureurs-generaal als incassodoelstelling
had gesteld. Deze hogere incasso is onder meer het gevolg van de
taakuitbreiding van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie
(BOOM). Het BOOM heeft de taak gekregen met eigen officieren van
justitie alle ontnemingszaken te behandelen met een wederrechtelijk
verkregen voordeel van meer dan 100.000 euro. Om dit te bereiken heeft
het BOOM in 2006 extra medewerkers, waaronder zogeheten
vermogenstraceerders aangetrokken. Deze hebben tot taak vanaf het
begin van een opsporingsonderzoek criminele winsten in beeld te
brengen, zodat uiteindelijk een zo hoog mogelijke ontnemingsmaatregel
kan worden opgelegd én geïncasseerd.
Kwaliteit
Het OM heeft flink geïnvesteerd in de kwaliteit van de
taakuitoefening. In het Versterkingsprogramma opsporing en vervolging
dat in 2005 door politie, het OM en NFI is opgesteld, is een groot
aantal maatregelen opgenomen om de professionaliteit van OM, politie
en NFI te versterken. In 2006 zijn deze maatregelen uitgewerkt.
Kwaliteit OM en politie
Er zijn algemene kwaliteitseisen opgesteld aan de uitvoering van
opsporingsonderzoeken waardoor er duidelijkheid ontstaat over de
rollen van politie en OM en over de onderlinge verhoudingen. Het OM
zal meer nadruk leggen op zijn rechtsstatelijke rol: verantwoordelijk
voor de strategische keuzes, de strafvorderlijke beslissingen en de
toetsing van tactische voorstellen van de politie.
Tegenspraak
Kritische reflectie behoort zowel bij het OM als bij de politie tot
het normale werkpatroon. Sinds begin 2006 is daarenboven op alle
parketten een basale vorm van tegenspraak - het intern op een
gestructureerde wijze doorlopend toetsen van beslissingen door
medewerkers die niet bij het onderzoek betrokken zijn - georganiseerd.
Team Grootschalige Opsporing
Bij kapitale delicten (bijvoorbeeld levensdelicten en ernstige
zedendelicten) met een grote maatschappelijke impact waarin geen
sprake is van ondubbelzinnig daderschap kan de politie een Team
Grootschalige Opsporing (TGO) formeren. De officier die leiding geeft
aan een TGO heeft minimaal vier jaar ervaring als officier en heeft
minimaal twee jaar deelgenomen aan grote rechercheonderzoeken.
Daarnaast worden er diverse functionele eisen gesteld aan de
politiemedewerkers van een TGO.
Forensische opsporing
In 2006 is een procesmodel forensische opsporing opgesteld dat uit
vier stappen bestaat: voorbereiden, onderzoeken plaats delict,
onderzoeken spoor en interpreteren. Tevens is in 2006 op veertien
parketten een speciale officier Forensische Opsporing aangesteld, de
overige parketten volgen in 2007.
Auditieve en audiovisuele registratie van verhoren
Auditieve of audiovisuele registratie van verhoren is in de eerste
plaats een hulpmiddel om in een latere fase van het strafproces te
kunnen toetsen of de verhoren niet onder te grote druk van
politiezijde zijn afgenomen. Begin 2007 heeft het College van
procureurs-generaal een aanwijzing vastgesteld waarin de criteria
staan vermeld wanneer verhoren zullen worden opgenomen. De aanwijzing
wordt van kracht zodra de verhoorkamers van de politie aan de nieuwe
eisen zijn aangepast.
Opleiding en certificering
In het Versterkingsprogramma zijn ook maatregelen en verplichtende
eisen vastgesteld voor gevolgde vakopleidingen en ervaringen. Het
Studiecentrum Rechtspleging (SSR) heeft in 2006 diverse opleidingen
voor officieren en parketsecretarissen ontwikkeld. De eerste
opleidingen, waaronder leidinggeven aan grote onderzoeken, zijn in
september 2006 van start gegaan.
Samenwerking
Nationaal
Het OM werkt behalve met zijn ketenpartners samen met het
bedrijfsleven, met belangenorganisaties en met maatschappelijke
instellingen. Een voorbeeld daarvan is het Loket Verzekeringsfraude,
waarin het OM met de politie en het Verbond van Verzekeraars afspraken
heeft gemaakt over de aanpak van verzekeringsfraude. Een ander
voorbeeld is de Wet BIBOB, Bevordering integriteitsbeoordelingen door
het openbaar bestuur. Het OM is een groot voorstander van het gebruik
van de Wet BIBOB
om te voorkomen dat criminele organisaties in een gemeente vaste voet
aan de grond krijgen. Daarom wil het OM vaker gebruik maken van de
mogelijkheden die het heeft om zelfstandig de noodklok te luiden
wanneer uit een strafrechtelijk onderzoek informatie naar bovenkomt
die voor een bestuursorgaan van belang kan zijn.
Internationaal
Op het gebied van internationale samenwerking is in 2006 de kwaliteit
van de samenwerking met andere landen op verschillende fronten
verbeterd. In 2006 zijn de internationale rechtshulpcentra (IRCâs) van
het OM en de politie op een nieuwe leest geschoeid. De IRCâs
registreren de binnengekomen rechtshulpverzoeken, handelen eenvoudige
verzoeken zelf af en zien toe op de afhandeling van de overige
rechtshulpverzoeken door de parketten. Daarnaast ontwikkelen de IRCâs
zich als kennis- en expertisecentrum op het gebied van internationale
rechtshulp.
Voorts heeft het Nederlandse OM in 2006 verschillende landen,
waaronder Turkije en Bulgarije, bijgestaan in de zogenaamde
Twinning-projecten, gericht op de bevordering van de kwaliteit van de
rechtspleging en âhandhaving.
Het in 2004 ingevoerde Europese arrestatiebevel maakt het mogelijk om
binnen de Europese Unie betrekkelijk snel verdachten over te leveren.
De afhandeling van de arrestatiebevelen wordt centraal gedaan door het
parket Amsterdam. In de eerste helft van 2006 heeft de rechtbank 159
arrestatiebevelen in behandeling genomen. Gemiddeld duurde het zoân 70
dagen, nadat de verdachte was aangehouden, totdat de rechtbank had
beslist. Dit is langzamer dan de beoogde 60 dagen, maar aanzienlijk
sneller dan wanneer de traditionele route zou zijn bewandeld. Na de
uitspraak worden de verdachten binnen een week aan de opeisende
lidstaat overgeleverd. De meeste arrestatiebevelen waren afkomstig uit
Duitsland, België en Frankrijk.
Georganiseerde misdaad
Het Landelijk Parket telde in 2006 ruim 200 lopende onderzoeken op de
vastgestelde speerpunten van georganiseerde misdaad: terrorisme en
andere extreme vormen van ideologisch gemotiveerde misdaad; handel in
cocaïne en heroïne; productie van en handel in synthetische drugs;
mensenhandel en mensensmokkel; handel in en gebruik van vuurwapens en
explosieven en witwassen. In 2006 zijn onder verantwoordelijkheid van
het Landelijk Parket 191 onderzoeken afgesloten en 324 personen
aangehouden. De bestrijding van mensenhandel heeft naast die van
terrorisme voor het OM daarbij een hoge prioriteit.
Programmatische aanpak
Op het terrein van de mensenhandel is in 2006 een project gestart met
een samenhangende, programmatische aanpak. Daarin komen zowel
ketenbrede, integrale als bestuurlijke en strafrechtelijke componenten
en naast plaatselijke ook (inter)nationale aspecten aan de orde. In
dat kader zullen grote mensenhandelzaken gelijktijdig door allerlei
instanties zowel binnen als buiten het OM worden aangepakt. Daarbij
hoort ook een verkenning van de mogelijkheden om het bestuur actief te
adviseren naar aanleiding van de resultaten van het
opsporingsonderzoek. In 2006 zijn door de parketten 234 zaken met
betrekking tot mensenhandel afgedaan, ten opzichte van 156 zaken in
2005.
Verbinding met de samenleving
Verbinding met de samenleving is het centrale thema uit âPerspectief
op 2010â, het meerjarenbeleidsplan van het OM dat in het najaar van
2006 is gepresenteerd.
Slachtofferzorg
Net als in 2005 hebben weinig slachtoffers gebruik gemaakt van de
mogelijkheid om ter zitting een slachtofferverklaring af te leggen.
Men maakte wel vaker gebruik van de mogelijkheid van de schriftelijke
slachtofferverklaring. In 2005 zijn er ruim 2.700 verklaringen
opgesteld, in 2006 waren dat er ruim 3.300. Onderzoek heeft in 2006
uitgewezen dat de schriftelijke verklaring een zinvol instrument is,
dat een bijdrage levert aan de verwerking van een misdrijf.
Om te voorkomen dat een slachtoffer van een ernstig misdrijf
onverhoeds met de pleger wordt geconfronteerd, is in 2005 geregeld dat
slachtoffers van terbeschikkinggestelden -indien gewenst-
geïnformeerd worden wanneer de dader met verlof mag. Deze regeling is
in 2006 uitgebreid naar slachtoffers van criminaliteit gepleegd door
minderjarige daders.
In maart 2006 heeft het College van procureurs-generaal bepaald dat
alle slachtoffers van wie de zaak voor de meervoudige kamer zal worden
behandeld én die bovendien volgens de wettelijke criteria spreekrecht
hebben, een zogenoemd slachtoffergesprek met de officier van justitie
wordt aangeboden. Als gevolg hiervan zijn er in 2006 driemaal zoveel
uitnodigingen voor een slachtoffergesprek uitgegaan dan in voorgaande
jaren.