European Union



IP/07/522

Brussel, 20 april 2007

Concurrentie: studie elektriciteitsmarkten bevestigt uitkomsten sectoraal onderzoek Commissie

De Europese Commissie publiceerde een gedetailleerde studie over de elektriciteitsmarkten die door een externe consultant werd uitgevoerd. De conclusie daarvan is dat de brandstofkosten hebben bijgedragen tot de stijging van EU-elektriciteitsprijzen sinds 2003, maar dat de groothandelsprijzen voor elektriciteit aanzienlijk hoger zijn dan bij volkomen concurrerende markten kan worden verwacht. De verschillen zijn het grootst wanneer slechts een paar stroomproducenten met beschikbaar productievermogen nodig zijn om aan de vraag te voldoen, vooral tijdens piekuren. De uitkomsten van de studie bevestigen grotendeels de conclusies van het Eindverslag van de Commissie over het sectorale onderzoek in de energiesector (zie IP/07/26 and MEMO/07/15): de concurrentie op de EU-groothandelsmarkten voor elektriciteit werkt nog niet zoals het hoort.

De studie onderzoekt in detail de groothandelsmarkten voor elektriciteit in zes lidstaten - België (BE), Duitsland (DE), Spanje (ES), Frankrijk (FR), Nederland (NL), en Groot-Brittannië (GB, het Verenigd Koninkrijk zonder Noord-Ierland) - over de periode 2003-2005. Deze studie is de eerste in haar soort, gebaseerd als ze is op een unieke database van meer dan 1 miljard datapunten die vooral afkomstig zijn van de spelers op de markt zelf. Daarin worden uurgegevens van nagenoeg alle elektriciteitscentrales op elke markt geanalyseerd. De studie bestaat uit drie delen.

Het eerste deel van de studie kijkt hoeveel spelers per uur daadwerkelijk op de markt concurreren. Daarbij wordt gekeken naar zowel het beschikbare geïnstalleerde vermogen als de daadwerkelijke productie. Naast standaard economische analyses zoals concentratiepercentages en HHI-indices, bevat het rapport ook andere metingen die specifieker op de elektriciteitssector zijn gericht, zoals de Pivotal Supplier Index (PSI) en de Residual Supplier Index (RSI); daarmee wordt gemeten in hoeverre een bepaalde producent noodzakelijk is om aan de vraag te voldoen. De uitkomsten van deze indices worden voor alle grote producenten op elke markt gegeven. De studie bevestigt de bevindingen van het sectorale onderzoek: de meeste markten zijn, ongeacht de gekozen meting, geconcentreerd.

Het tweede deel van de studie doet verslag over het verschil tussen de marktprijs in de onderzochte periode en wat die zou zijn geweest indien de markten in Duitsland, Spanje, Nederland en het Verenigd Koninkrijk volkomen concurrerend waren geweest. Dit verschil - in de studie mark-up genoemd - werd berekend door voor elk uur in de betrokken periode een volkomen concurrerende markt na te bouwen aan de hand van speciale, state-of-the-art software die operatoren gebruiken om de kostenefficiëntste productieactiva in hun eigen portfolio te kiezen. Het model houdt rekening met bestaande import en export, maar ook met de complexe technische restricties voor centrales (zoals o.m. het aantal keer dat installaties in de betrokken periode buiten bedrijf waren). De studie bevestigde voorts dat de producenten in deze vier landen met de prijs op de gesimuleerde concurrerende markt hun vaste kosten zouden kunnen dekken.

Uit de studie blijkt dat de mark-ups fluctueren in de tijd en verschillen naar gelang de lidstaat. Mark-ups zijn doorgaans hoger in Duitsland en Spanje, en lager in Groot-Brittannië en Nederland. De mark-up die in de studie in beeld komt, is niet gelijk aan de winst van elke onderneming. De winst is afhankelijk van vele andere factoren (soort installaties, afschrijving van de installaties, gebruikte verkoopkanalen enz.). Toch betekenen hogere mark-ups meestal ook hogere winst.

Voor Frankrijk en België vallen geen conclusies te trekken, omdat er problemen zijn met de onderliggende gegevens, zoals het gebrek aan informatie over de afschrijving van Franse nucleaire centrales en het ontbreken van een betrouwbare marktprijs in België.

Dit tweede deel van de studie onderzoekt ook de impact van brandstofprijzen. De grootste prijsstijgingen zijn te zien in Nederland en Groot-Brittannië, vooral als gevolg van het grote aantal gasgestookte centrales in die markten. Daarentegen was de impact van hogere brandstofprijzen minder groot in Duitsland en Spanje - landen die door hogere mark-ups worden gekenmerkt.

Het derde deel van deze studie zet het aantal ondernemingen dat op een bepaald tijdstip concurreert, af tegen de mark-ups. Dat gebeurt door op de uitkomsten van de eerste twee delen van de studie een gedetailleerde regressieanalyse op uurbasis toe te passen. Uit deze analyse blijkt dat er een statistisch relevante correlatie is tussen het aantal producenten met reservevermogen en de mark-ups in elk uur: hoe meer producenten er dus nodig zijn, des te hoger worden de mark-ups in de markt. De analyse werd gecorrigeerd voor enkele andere mogelijke oorzaken van hogere mark-ups (zoals het ontbreken van productievermogen op de hele markt, en pieken en seizoensgebonden variaties in de vraag). Toch werd de correlatie tussen mark-ups en de onmisbaarheid van bepaalde operatoren bevestigd.

Het derde deel van het verslag zet voor de onderzochte periode het productiepeil van de belangrijkste producenten af tegen de situatie met volkomen concurrentie: de verschillen tussen producenten zijn aanzienlijk en bepaalde producenten lijken hun productievermogen niet volledig te hebben benut.

Verdere informatie over het sectorale onderzoek en het volledige verslag van de studie zijn beschikbaar op:

http://ec.europa.eu/comm/competition/sectors/energy/inquiry/index.html