Ministerie van Algemene Zaken

20-04-2007, NOS, Gesprek met de minister-president, N.1, 18.35 uur

MINISTER-PRESIDENT BALKENENDE, NA AFLOOP VAN DE WEKELIJKSE MINISTERRAAD, OVER DE GESNEUVELDE NEDERLANDSE MILITAIR EN DE BRIEF VAN DE BELGISCHE PREMIER VERHOFSTADT


- OVER DE GESNEUVELDE NEDERLANDSE MILITAIR -

SCHILHAM:
Een Nederlandse militair in Afghanistan is gesneuveld. Hoe hoorde u dat? Gebeurde dat tijdens de ministerraad vandaag?


BALKENENDE:
De minister van Defensie heeft me vanochtend al gebeld met het verschrikkelijke bericht. Korporaal Strik, 21 jaar, die door een bom in de berm van de weg om het leven is gekomen. Iemand die werkte bij de Luchtmobiele Brigade. Uiteraard hebben we in de ministerraad stilgestaan bij het overlijden van deze militair.

SCHILHAM:
Hoe gaat dan zoiets?


BALKENENDE:
Iedereen wordt wel stil wanneer de minister dit vertelt, omdat we natuurlijk wisten dat het een gevaarlijke missie was en is. Tegelijkertijd
- en dat is ook vandaag gezegd - hebben we diep respect voor de mensen, de mannen en vrouwen, die dit moeilijke werk doen, omdat het zo belangrijk is om Uruzgan veiliger te maken. Om te werken aan opbouw en mogelijkheden van mensen. Maar als er dan iemand van onze mensen om komt, dan doet dat ook ons verdriet. Het doet mij verdriet en op dit moment wil ook heel graag mijn medeleven overbrengen aan de nabestaanden. Het is verschrikkelijk dat dit is gebeurd, het verdriet is zeer intens en dan past ook betrokkenheid en medeleven. Ook vanuit het kabinet.

SCHILHAM:
Eigenlijk word je als ministerraad dan nog eens met de neus op de feiten gedrukt, want u zegt het: we wisten dat het gevaarlijk was. Eigenlijk calculeer je dan in dat dit, hoe droevig ook, kan gebeuren als je aan zo'n missie begint.


BALKENENDE:
Dat hebben we destijds ook op ons laten inwerken. U weet dat we lang de tijd hebben genomen om te komen tot een besluit om naar Uruzgan te gaan. Ik heb toch gezegd: het is noodzakelijk. De regering van Afghanistan en de internationale gemeenschap vragen het. De Verenigde Naties roepen landen op om mee te doen. En het is ook noodzakelijk, want het is natuurlijk een land geweest dat jarenlang heeft gezucht onder de tirannie en de macht van de Taliban. Nu zijn we juist op de goede weg om mensen meer mogelijkheden te bieden, maar dat kan het land niet alleen. Toen ik ook bij president Karzai was toen heeft hij ook gezegd: ik waardeer Nederland zo zeer dat men deze bijdrage levert en weet dat het moeilijk is. En dan is het inderdaad zo dat je een moeilijk besluit hebt te nemen. Dan ga je niet over één nacht ijs en toch moet het gebeuren.

SCHILHAM:
Dus het denken nu over de noodzaak van de missie en dat het destijds goed was om het te doen is niet veranderd door dit betreurenswaardige incident?


BALKENENDE:
Laten we even een onderscheid maken tussen de hele verdrietige dingen die plaatsvinden. Er zin meerdere militairen om het leven gekomen, maar dat gebeurde bij ongelukken. Dit is een militair die gesneuveld is. Die te maken heeft met een bom die ergens ligt en waar hij dan slachtoffer van wordt. Laatst hebben we meegemaakt dat een aantal militairen slachtoffer hadden kunnen worden, ook wat betreft hun leven, en gelukkig bleef het toen bij verwondingen. Hoe ernstig die trouwens ook zijn. Maar dan heb je niet het bericht van dat er zoveel militairen zijn omgekomen. Dat is vandaag anders, omdat dit nu voor het eerst is dat we iemand hebben die het leven heeft gelaten bij een bom. Dat is erg, maar op zichzelf is het zo dat het moeilijke werk dat we daar doen niet vrij van risico's is. Dat wisten we ook. En dat verandert natuurlijk niet onze verantwoordelijkheid. Dat doet niets af aan de pijn die je nu voelt.

SCHILHAM:
U zegt: je moet heel erg een scheiding maken. Het besluitvormingsproces over het voortzetten van de missie wordt helemaal niet beïnvloed door zo'n dag als vandaag?


BALKENENDE:
Ik vind dat je een duidelijke scheiding moet aanbrengen. Straks, als het zomer is en we gaan kijken wat onze betrokkenheid in Afghanistan zal zijn na de zomer van 2008, dan zullen we alles op ons laten inwerken en we zullen gaan kijken wat andere landen gaan doen. U weet: we hebben een commitment gegeven op twee jaar en we zullen zien wat ons verder te doen staat. Dat doe je in overleg met een regering en in overleg met NAVO- partners en anderen. Maar je moet wel een scheiding maken tussen het een en het ander. Waarom zitten we daar? We zitten daar om te werken aan perspectieven. Want wanneer we het hebben over de veiligheid in Afghanistan, dan is dat niet alleen iets dat beperkt is tot het land Afghanistan zelf, maar het heeft ook een grote internationale uitstraling. Ik als ik ook de zorgen zie die bestaan over mensen, Taliban-figuren, die vanuit Pakistan naar Afghanistan komen. We zien de broeihaarden van geweld en terrorisme. Wij zitten in Afghanistan om de mensen daar te helpen, maar de veiligheid daar raakt ook eigenlijk de veiligheid wereldwijd. Daarom doen we het. En dan moet je soms moeilijke besluiten nemen, dan zit je in een riskant gebied en daarom past ook zoveel waardering en respect voor de mannen en vrouwen die daar het werk doen.

SCHILHAM:
Het is een hele zuivere redenering. Toch kan ik me bijna niet voorstellen dat het het niet moeilijker zal maken om voor een verlenging te kiezen als je met dit soort dingen geconfronteerd bent.


BALKENENDE:
Ik ben ook een mens van vlees en bloed, die ook emoties heeft. En als ik vanochtend zo'n bericht krijg dan denk ik aan familieleden. Dan denk ik aan iemand in de bloei van zijn leven, 21 jaar, die daar is om anderen te helpen en zelf het leven laat. Dat laat mij niet onberoerd. Maar ik zie ook een andere kant van het verhaal. Ik zie ook een werkelijkheid waarin mensenrechten worden vertrapt. Waarin grote risico's bestaan op het gebied van veiligheid. Ook dat doet zich voor in Afghanistan en we zijn er juist om daaraan bij te dragen en ook dat moet je dan in je overweging betrekken.


- OVER DE BRIEF VAN DE BELGISCHE PREMIER VERHOFSTADT -

SCHILHAM:
Een heel ander onderwerp. U kreeg van de week van uw Belgische collega Verhofstadt. Eerst even over de aanhef. Er stond: aan Peter Jan Balkenende.


BALKENENDE:
Ja, dat is een foutje.

SCHILHAM:
Of was het een plagerijtje?


BALKENENDE:
Nou, misschien dat een ambtenaar een fout heeft gemaakt. Het was ook wel een beetje grappig. Ineens hoorde ik dat er een brief zou komen. Ik wist nergens van. Ik had nog geen brief gehad.

SCHILHAM:
Even kort waar die over ging: Verhofstadt beklaagde zich over het Nederlandse drugsbeleid en dan ten aanzien van Maastricht, waar het besluit is genomen om een aantal coffeeshops naar de Belgische grens te verplaatsen.


BALKENENDE:
Ja. Hij heeft de brief gestuurd. Dat is overigens niet nieuw, want we hebben wel eens eerder dit soort correspondentie gehad. De aanhef was inderdaad een beetje verrassend. Ik vond het ook wat verrassend dat er in de brief van de premier werd gerefereerd aan berichten in de media. Dat doe je eigenlijk niet zo snel.

SCHILHAM:
Misschien heeft hij het zelf helemaal niet geschreven.


BALKENENDE:
Dat weet ik niet. Het gaat mij eerlijk gezegd nu om iets anders. Kijk, ik zie het probleem van een stad als Maastricht met de coffeeshops. Dat we een probleem hebben wanneer die coffeeshops allemaal in het centrum zouden blijven. Kortom, het is ook een verantwoordelijkheid om daar nu een halt toe te roepen. Iets anders is - en dat is ook net zo goed een probleem - dat we niet willen dat coffeeshops in de buurt van grenzen komen.

SCHILHAM:
Precies. Verhofstadt wijst u op uw eigen regeerakkoord waarin staat: geen coffeeshops aan de grens.


BALKENENDE:
Ja, dat is ook de reden waarom we over dit soort onderwerpen goed contact met elkaar hebben. Want dan kan ik ook iets anders zeggen. Kijk, wat er gebeurt. Het kan best zo zijn dat men in België moeilijk aan drugs kan komen, maar men heeft ze wel. Mensen uit België komen naar Nederland om ze hier te kopen.

SCHILHAM:
Die komen ze hier halen. Dat zegt de burgemeester van Maastricht, uw partijgenoot Leers, ook: laat die Belgen nu eerst maar eens hun eigen probleem oplossen.


BALKENENDE:
Kijk, dan zeg ik: laten we het ook een beetje internationaal bekijken. Ik heb met mijn collega Verhofstadt natuurlijk regelmatig hierover gesproken. Toen we de brief kregen heb ik ook gezegd tegen minister Hirsch Ballin dat het van groot belang is dat hij zijn Belgische collega spreekt. Dat zal vandaag ook gebeuren, dus ik moet nu even afwachten wat het resultaat daarvan is.

SCHILHAM:
Maar is er een oplossing denkbaar? Als Maastricht zegt: we moeten voor de overlast die coffeeshops uit de stad verplaatsen. En als het kabinet nu zegt: wij willen ze niet aan de grens. Dan is er toch eigenlijk geen oplossing?


BALKENENDE:
Het probleem zit een beetje in een stad als Maastricht van: hoe definieer je natuurlijk precies de grens? Want.

SCHILHAM:
Bijna alles er omheen is grens.


BALKENENDE:
Dat is dus een beetje het lastige van Maastricht. Dat vind ik een eerste verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur van Maastricht zelf; om goed aan te geven waar wel en waar niet. Dat is een. Tweede is dat we ook te maken hebben met overleg en contact met mensen over de grens heen.

SCHILHAM:
En u moet uw eigen regeerakkoord natuurlijk serieus nemen.


BALKENENDE:
Dat is natuurlijk ook de reden waarom wij contact hebben met onze collega's in België en ik hoop ook dat we er op een goede manier uit zullen komen.

SCHILHAM:
Gaat u een brief terug schrijven aan Verhofstadt?


BALKENENDE:
Ik zal in ieder geval zorgen dat de naam goed is gespeld.

SCHILHAM:
U gaat er niet Gerrit Verhofstadt boven zetten?


BALKENENDE:
Laten we in eerste instantie maar eens even kijken wat de ministers van Justitie met elkaar bespreken, dat lijkt me de verstandigste weg.

SCHILHAM:
Burgemeester Leers heeft al gezegd: dit is allemaal een verkiezingsstunt van Verhofstadt.


BALKENENDE:
Dat is een speculatie en ik heb ook vandaag bij mijn persconferentie toen deze vraag aan de orde kwam ook gezegd dat dat een mooie vraag zou zijn voor de Belgische minister-president als hij ook een persconferentie zou geven.

SCHILHAM:
Maar acht u het denkbaar dat dit erachter zit?


BALKENENDE:
Daar moet ik geen uitspraak over doen.

SCHILHAM:
U kent Verhofstadt.


BALKENENDE:
Ja, maar ik doe er geen uitspraken over. Dat is net zo goed speculatief en dat moeten we niet doen.

SCHILHAM:
Maar u gaat terugschrijven na dat overleg tussen de beide ministers van Justitie?


BALKENENDE:
We zullen eerst eens kijken wat het overleg heeft opgeleverd.

SCHILHAM:
Kunt u eigenlijk ingrijpen als kabinet als Maastricht zegt: we doen het toch?


BALKENENDE:
Ach kijk, formele mogelijkheden. Je kunt erover spreken, maar laten we eerst maar eens even precies kijken - want die informatie heb ik nog helemaal niet - waar het nu echt om gaat. Dus: waar praten we eigenlijk over? Hebben we het over de aantallen? Hoe zit het met de afstanden? Laten we eerst eens goed gaan kijken naar: waar hebben we het precies over? Wat zijn dan die maatregelen van het gemeentebestuur van Maastricht? Dat aan de ene kant en twee: wat levert het internationale overleg met België op? (letterlijke tekst, ongecorrigeerd, IW)