Gemeente Hilversum

Vragen van de VVD inzake Thuiszorg Gooi en Vechtstreek

27 april 2007
Geacht College,

Wij ontvangen vanuit diverse thuiszorgbureaus in het Gooi verontrustende signalen over de manier waarop Thuiszorg Gooi en Vechtstreek als hoofdaannemer huishoudelijke verzorging omgaat met zijn dominante marktpositie. Aldus ontstaat de indruk dat dit zal leiden, dan wel reeds heeft geleid, tot onwenselijke situaties.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mw. dr. J. Bussemaker heeft recentelijk de Tweede Kamer haar voortgangsrapportage aangeboden: kamerstuk DMO/Wmo-2758292 d.d. 11 april jl. "Voortgangsrapportage Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)". Zie bijlage 1.
In de inleiding (blz. 1) schrijft zij "De eerste resultaten die ik in deze rapportage presenteer, laten zien dat de invoering redelijk soepel en zonder grote problemen voor de burger is verlopen. Dit neemt niet weg dat ik de nodige signalen heb ontvangen over mogelijke ontslagen in de thuiszorg en problemen bij de aanbesteding van de hulp bij het huishouden." Daarbij maakt zij melding van het SP-rapport "De Wmo in uitvoering". Zoals bekend heeft ook de SP in Hilversum zo zijn bedenkingen, met name tegen het plan van Thuiszorg Gooi en Vechtstreek om te gaan samenwerken met schoonmaakbedrijf ISS.

In voornoemde voortgangsrapportage lezen wij op blz. 7: "Naast het genoemde geschetste beeld, zijn er de afgelopen tijd ook berichten in de media die minder positief van toon en aard zijn. De rode draad in deze berichtgeving is:


* De indicatie verschuift sinds gemeenten (vanaf 1 januari 2007) de indicatie voor hulp bij het huishouden doen. Er lijkt een verschuiving plaats te vinden van hulp bij het huishouden 2 (HH2) naar hulp bij het huishouden 1 (HH1). Binnen HH1 vindt een verschuiving plaats van 'in loondienst' naar zgn. alphahulp.
* Werknemers worden gedwongen alphahulp te worden.
* Alphahulp leidt tot lagere kwaliteit voor de cliënt.
* De verschuiving leidt tevens tot ontslagen in de thuiszorg."

Op blz. 10 treffen wij aan: "Het uurtarief voor HH1 ligt in het merendeel van de geïnterviewde gemeenten tussen 14 en 15,50 Euro (CTG-tarief was 15,20 euro). Enkele gemeenten hanteren een hoger uurtarief met euro 18,50 als maximum. Het uurtarief voor HH2 varieert tussen 20 en 23 euro met als maximum 24,50 euro (CTG tarief was 24,30 euro). Sommige gemeenten hanteren een gemiddelde prijs voor HH1 en HH2. Deze prijs ligt gemiddeld tussen 17 en 19 euro." Aldus bezien leidt een verschuiving van HH2 naar HH1 wel degelijk tot financiële besparingen en dat geeft dan terecht reden voor de SP om te roepen "De Wmo is niks anders dan een bezuinigingsmaatregel."

De VVD beoogt met de Wmo een kwaliteitsverbetering in de huishoudelijke zorg te bewerkstelligen. De VVD meent -in tegenstelling tot de SP- dat marktwerking hierin wel degelijk een positieve rol kan vervullen. Dit, mits de juiste regelingen zijn getroffen én deze goed worden nagekomen. In dit verband staat buiten kijf dat de overheid -in casu de gemeente- zijn regisserende én controlerende rol adequaat dient te vervullen. Onze vragen zijn met name daarop gericht.

De huishoudelijke verzorging is in het Gooi ondergebracht bij één hoofdaannemer, een consortium onder leiding van veruit de grootste aanbieder, Thuiszorg Gooi en Vechtstreek hierna te noemen TGV, gekoppeld aan de tweede grote partij, de christelijke thuiszorg, onderdeel van Zorgpalet. Daaraan zijn vele kleinere partijen als onderaannemers verbonden, thuiszorgbureaus in de vorm van particuliere ondernemingen. Het is de TGV die feitelijk de lijnen (b)lijkt uit te zetten.

De berichten die ons bereiken stellen dat ingeval van urenuitbreiding de TGV deze uitbreiding "inpikt". De onderaannemer behoudt zijn lagere urenaantal en vist wat betreft de uitbreiding achter het net. Een vergelijkbare situatie kan zich voordoen als de cliënt verschuift van uren HH2 naar uren HH1. Aldus zullen de particuliere thuiszorgbureaus langzaam maar zeker van de markt verdwijnen. In bijlage 2 is de gang van zaken in concrete voorbeelden verduidelijkt.

Uiteraard staat het de cliënt vrij om van zorg in natura over te schakelen naar een financiële tegemoetkoming, het PersoonsGebonden Budget (PGB). Zie bijlage 2. Dan kan betrokkene zélf beslissen wie de huishoudelijke zorg verleent. Maar: hoe bekend is men met deze mogelijkheid? En zijn de vergoedingen wel gelijk aan de tarieven die met de hoofdaannemer zijn overeengekomen? Anders gezegd: is er sprake van gelijkberechtiging? Ook de PGB kent (nog) de nodige drempels en bezwaren.

Ervan afgezien dat de handelwijze die de TGV wordt verweten naar onze smaak louter op ethische gronden ferme afwijzing verdient, denken wij dat het minstens op gespannen voet staat met diverse wetgeving. Voorts denken wij dat het in strijd is met het gestelde onder 1.4.4. op blz. 8 van het Aanbestedingsdocument Huishoudelijk verzorging zoals uitgebracht door de gemeenten Bussum, Blaricum, Wijdemeren, Huizen, Laren, Naarden, Weesp, Muiden en Hilversum. Aldaar lezen wij: "De gemeenten streven er naar om ook de huidige (veelal) kleinere ondernemers een kans te geven bij deze aanbesteding, in het bijzonder om de continuïteit voor de bestaande cliënten te kunnen waarborgen en regionale spreiding over de betrokken gemeenten te realiseren hetgeen de kwaliteit ten goede komt. Hier is bij de formulering van de selectie- en gunningscriteria rekening gehouden. De Aanbestedende Dienst wil derhalve alleen Inschrijvingen ontvangen van:

a) combinaties van ondernemers van minimaal 4 rechtspersonen; of b) hoofdaannemers die gebruik maken van minimaal 3 onderaannemers. Indien inschrijver niet aan deze inschrijvingsvorm (minimum selectie-eis) voldoet zal zijn Inschrijving terzijde worden gelegd."

Een en ander klemt temeer gelet op het gestelde in bijlage 1B "Overgangsregeling met betrekking tot huidige (AWBZ)-cliënten" op blz. 40 van voornoemde Aanbestedingsdocument: "Op dit moment verzorgen ongeveer 10 organisaties de Huishoudelijke Verzorging voor clienten in de Gooi en Vechtstreek. Met de invoering van de Wmo en daarmee samenhangend de overname van de Huishoudelijke Verzorging bestaat de mogelijkheid voor de huidige clienten om op basis van de geldende indicatie, hun Huishoudelijke Verzorging voort te zetten. De verzorging zal moeten worden uitgevoerd door de organisatie aan wie de Opdracht is gegund.
Het is de taak van de organisatie aan wie de Opdracht is gegund om in nauw overleg te treden met de thuiszorgorganisaties die de huidige verzorging bieden. In principe wordt de voorkeur gegeven aan voortzetting van de werkzaamheden door de "oude" (huidige) zorgaanbieder. De "oude" (huidige) zorgaanbieder moet dan wel deel uitmaken van de organisatie aan wie de opdracht is gegund in de vorm van hoofd/onderaanneming dan wel een Combinatie. Indien de oude"(huidige) zorgaanbieder hier niet toe behoort dan zullen 1 januari 2007 de te verstrekken diensten op een dusdanige wijze moeten worden verstrekt, dat de cliënt zo min mogelijk met deze verandering geconfronteerd wordt. Het is daarom zaak, dat in aanloop tot de datum van invoering reeds overleg gevoerd wordt met de cliënt om de overdracht zo soepel mogelijk te laten verlopen."

Bovendien strookt het niet met 2.5 op blz. 51 van het Aanbestedingsdocument:" Opdrachtnemer is gehouden om cliënten die huishoudelijke verzorging wensen te ontvangen de keuze te bieden uit tenminste twee aanbieders van huishoudelijke verzorging die (hetzij als combinant in, hetzij als onderaannemer van Opdrachtnemer) verbonden zijn aan de Opdrachtnemer."

Op grond van bovenstaande hebben wij de volgende vragen:


1. Is het college op de hoogte van deze verwijten van diverse particuliere thuiszorgbureaus jegens het functioneren van de TGV als hoofdaannemer? Zo nee, houdt dit dan in dat ter zake "de antennes beter dienen te worden afgesteld"? Zo ja, heeft u inmiddels onderzocht of TGV in zijn hoedanigheid van hoofdaannemer inderdaad zo handelt? Zo ja, hoe beoordeelt u de handelwijze van TGV? Welke stappen heeft u naar aanleiding daarvan gezet?
2. Een ander aspect is dat de TGV blijkens de overeenkomsten "Omvang van de werkzaamheden onderaannemers Zorgconsortium Gooi en Vechtstreek 2007" met haar onderaannemers het volgende is overeengekomen: "De tarieven zijn de tarieven die de gemeenten als aanbestedende dienst vergoeden aan de opdrachtgever conform de Overeenkomst inzake huishoudelijke verzorging d.d. november 2006, minus een afslag van 15 %." De TGV brengt de 15% in rekening onder de noemer "Administratiekosten".
De onderaannemers ervaren het tegendeel daarvan. Sinds de invoering van de Wmo zijn hún administratielasten slechts toegenomen en wat TGV voor deze 15% aan administratieve werkzaamheden verricht is hen onduidelijk. Nou kan worden geredeneerd dat hetgeen is overeengekomen uit vrije wil is geschied. Echter, erop gelet dat er in het Gooi slechts één hoofdaannemer is, ook al is dit een combinatie van Zorgpalet en TGV, is er de facto sprake van een monopoliepositie van TGV en aldus ligt het voor de hand dat de particuliere thuiszorgbureaus deze 15% hebben moet dulden. Nu de Wmo enkele maanden "op weg is" voelt men zich hoe langer hoe meer bedot. Is het college van voornoemde 15% alsmede de stijgende onvrede daarover op de hoogte en zo ja sinds wanneer? Hoe beoordeelt het college deze situatie? Is het college van zins maatregelen te treffen? Overigens, hoe beoordeelt het college dat in het Gooi de facto slechts één hoofdaannemer fungeert? Is hiermee niet de monopolistische kat op het spek gebonden? Welke specifieke maatregelen zijn genomen om het TGV-monopolie te beheersen? Is het college ermee bekend dat in vrijwel alle andere regio's -ook regio's aanzienlijk kleiner dan het Gooi- juist om die reden bewust meerdere hoofdaannemers zijn aangetrokken? Is het college van oordeel dat het alsnog de voorkeur verdient -en liefst op korte termijn- om meerdere hoofdaannemers aan te trekken? Zo nee, waarom dan niet?

3. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij de voorkeur geeft aan een ander model: in de praktijk het "Zeeuwse model" genoemd. Hierbij is uitgangspunt het PGB met een vaste prijs en concurrentie op kwaliteit. Is hier in het aanbestedingstraject (voldoende) bij stil gestaan? Kan het college aangeven hoe zij aankijkt tegen het Zeeuwse model? Bent u van zins om toepassing van het PGB concreet te stimuleren? Zo ja, welke acties gaat u dan nemen en op welke termijn? Zo nee, waarom wilt u het PGB niet stimuleren?

4. Klaarblijkelijk zijn de particuliere thuiszorgbureaus in staat om hun werkzaamheden te verrichten met behoud van hun als vanouds bekend staande kwaliteit. Dit ondanks dat zij werken voor een tarief dat 15% ligt onder dat van TGV. Heeft het college zich afgevraagd waarom TGV dan tegen een 15% hoger tarief werkt? Heeft het college onderzocht wat de TGV doet voor de 15% omzetafdracht door de onderdaannemers? Anders gezegd: Is het college er wel zeker van dat deze 15% daadwerkelijk administratiekosten zijn? En zo ja, is het college bereid er bij TGV op aan te dringen nader te bezien of deze administratiekosten verminderbaar of zelfs vermijdbaar zijn? Zo nee, waarom niet?

5. Is het college zich ervan bewust dat in de huidige opzet van de aanbesteding van de Wmo startende en/of kleine ondernemers alleen als onderaannemer kunnen meedingen? Vindt het college dat een stimulerend beleid voor startende en/of kleine ondernemers de werkgelegenheid en de ontwikkeling van de regio ten goede komt? Zo ja: hoe verhoudt dit zich tot de huidige situatie van de onderaannemers in de Wmo? Is het college van zins zich nader te beraden over de vraag hoe startende en/of kleine ondernemers beter kunnen worden gestimuleerd? Zo nee, waarom niet?
6. Het Aanbestedingsdocument vermeldt op blz. 20 onder 4.5.1: "De Inschrijver dient een jaarlijkse gemiddelde ratio te hebben over de afgelopen drie afgesloten boekjaren (2003-2004-2005) van:
* Solvabiliteit (eigen vermogen / vreemd vermogen): minimaal 15%
* Liquiditeit: (vlottende middelen/ kort vreemd vermogen): van minimaal 1"
Op blz. 15 van de Nota van Inlichtingen d.d. 27/7/'06 lezen wij onder het kopje Rectificatie wijzigingen Aanbestedingsdocument onder 2: "De solvabiliteitseis van minimaal 15% (4.5.1 AD) vervalt. Er wordt dus geen eis meer gesteld t.a.v. de solvabiliteit van inschrijver. De gestelde liquiditeitseis van minimaal 1 blijft echter onverkort gelden. U dient bijlage B4 van het aanbestedingsdocument voor het onderdeel liquiditeit dan ook op de gevraagde wijze in te vullen en in te voegen bij uw inschrijving."
Is het juist dat de solvabiliteitseis is komen te vervallen louter omdat TGV hieraan niet kon voldoen? Waarom is de solvabiliteitseis geheel komen te vervallen en niets slechts gedeeltelijk? Welke solvabiliteitseis had maximaal kunnen worden gesteld zodanig dat TGV hieraan kon voldoen? Waarom is dit dan niet als eis opgenomen? Overigens, is onderzocht of andere partijen aan de norm van 15% konden voldoen, dan wel een zoveel lagere norm dat die ook voor TGV toepasbaar zou kunnen zijn?

Namens de VVD-fractie Hilversum,
Frans van Osch