Ministerie van Financiën

Temperatuurverschillen van brandstof

Brief | 01-05-2007 | nr DMN07-281

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Datum


Uw brief (Kenmerk)


Ons kenmerk


1 mei 2007


DMN 2007-281

Onderwerp

Temperatuurverschillen van brandstof

Geachte voorzitter,

In het algemeen overleg d.d. 15 maart 2007 met de vaste commissies voor Financiën, Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat over het beheer van Staatsdeelnemingen en de veilingen van benzinestations langs rijkswegen heb ik toegezegd schriftelijk te zullen reageren op de vraag van de heer Omtzigt over temperatuurverschillen van brandstof (de zogenaamde spooklitersproblematiek).

De vraag van de heer Omtzigt was of ik de Kamer kon informeren over de stelling dat benzinepomphouders als gevolg van temperatuurverschillen van brandstof over meer liters brandstof accijns zouden afdragen dan zij leveren.

Belastingplichtigen in formele zin voor de accijnsheffing zijn, kort gezegd, raffinaderijen en groothandelaren in brandstoffen, niet tankstations of consumenten. Die belastingplichtigen - in wettelijke termen: de vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats - dragen de verschuldigde accijns af aan de Belastingdienst. Zodra de raffinaderij of de groothandel de brandstof aan de pomphouder heeft verkocht, is de brandstof "veraccijnsd". De verschuldigde accijns is afgedragen en wat er daarna met de brandstof gebeurt, is accijnstechnisch in feite niet meer van belang.

Bij de accijnsheffing gelden overigens wettelijke regels voor herrekening van hoeveelheden wegens temperatuurverschillen. De verschuldigde accijns van benzine en diesel wordt altijd berekend op basis van de hoeveelheid bij een temperatuur van 15 graden Celsius. Indien een bepaalde partij brandstof bij uitslag uit de accijnsgoederenplaats een andere temperatuur heeft, wordt de actuele hoeveelheid brandstof herleid naar een hoeveelheid bij een temperatuur van 15 graden Celsius.

Zoals de Belastingdienst als wederpartij (belastingplichtige) de groothandel heeft en niet de pomphouder, zo heeft de pomphouder als wederpartij zijn leverancier (de raffinaderij of de groothandel) en niet de Belastingdienst. De problematiek rond de voorraadverschillen bij tankstations is dus een zaak voor marktpartijen onderling1.

Hoogachtend,

De minister van Financiën,


Wouter Bos


1: Zie in dit verband ook het arrest van het Gerechtshof 's-Gravenhage van 15 december 2005, LJN:AU8216 Meer informatie

o Brief aan de Tweede Kamer
Bijlage | 03-05-2007 | PDF bestand, 19.0 kb