Ministerie van Algemene Zaken

Toespraak minister-president Jan Peter Balkenende, ter gelegenheid van de Dodenherdenking op de Algemene Begraafplaats Crooswijk, Rotterdam, 4 mei 2007

Dames en heren,

Op deze Algemene Begraafplaats Crooswijk herdenken we vandaag onze doden. We herdenken hen die in oorlogssituaties het leven hebben verloren. Burgers en militairen. Buitenlanders en Nederlanders. Hier en overzee. Toen en nu.

Rotterdam en de Rotterdammers hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog veel geleden. De stad heeft vijf jaar lang zwaar onder vuur gelegen. Letterlijk en figuurlijk.

Een van de ooggetuigen was G.L. Durlacher. Hij was in 1937 als achtjarig jongetje met zijn ouders gevlucht uit Duitsland. Het gezin had in een huis aan de Schie in Rotterdam een veilig heenkomen gevonden. Tot de grote klap van 14 mei 1940. Durlacher schreef hier later over:

"De vijfde dag is de dag der verschrikking. Alle lessen blijken nutteloos. Het hart van Rotterdam wordt met nietsontziend geweld uitgerukt. De stad die ons drie jaar lang veilige gastvrijheid heeft geboden, verandert in een brandende puinhoop. Ons huis danst op zijn heipalen. De muren scheuren. Stenen en glasscherven vliegen in het rond als papiersnippers in een storm. Bommenwerpers grommen boven ons hoofd en braken hun dodelijke lading over de stad uit. In de baaierd van dreunend geraas verdrinkt het gillen en schreeuwen van mensen. De oorlog heeft zich breed gemaakt."

Iedere oorlog maakt zich breed. We weten hoe breed een oorlog kan zijn. Oorlog kan een heel continent, een hele wereld meeslepen. We weten ook hoe diep een oorlog kan ingrijpen in het leven van een mens. Gaten van verdriet en angst zo diep dat ze nooit meer te vullen zijn. Vandaag staan we daarbij stil.

Ieder jaar komen we verder van het oorlogsverleden van ons land af te staan. De jaren '40, '50 en '60 van de vorige eeuw lijken ver weg. Maar de slachtoffers van de conflicten uit die tijd hebben ons hun verhalen nagelaten. Verhalen van ontzetting en onmacht. Maar ook verhalen van moed en kracht. Vandaag staan we daarbij stil.

De verhalen van toen verbinden ons ook nu met de gruwelijkheden. Ze doen ons keer op keer beseffen hoe kwetsbaar vrede is. En dat we onze vrede moeten beschermen en koesteren.

In het overgrote deel van Europa hebben we al meer dan 60 jaar vrede en stabiliteit. In andere delen van de wereld zuchten mensen nog onder het juk van gewapende conflicten en onderdrukking. Dagelijks vallen daar nog slachtoffers. Vandaag staan we daarbij stil.

Hoe hopeloos en donker een situatie ook lijkt, er zijn altijd lichtpuntjes. Mensen die zich verzetten tegen hun onderdrukking. Mensen van verre die jou de hand komen reiken. Bevrijders die huis en haard verlaten om andermans veiligheid te bevechten. Mensen die met gevaar voor eigen leven de vrijheid en de internationale rechtsorde dienen. Ook nu nog. Ook Nederlanders. Zij verdienen ons grootste respect.

Dames en heren,

Een Rotterdamse tramconducteur hield tijdens de oorlogsjaren een dagboek bij. Na de zoveelste bomaanval op zijn stad, vroeg hij zich op 29 januari 1942 vertwijfeld af:
"Waarom al die zinloosheid, wat is de bedoeling? We weten het niet en ondergaan het als een onafwendbare natuurramp. En toch is het mensenwerk."

Oorlog is mensenwerk. Maar vrede is ook mensenwerk. Laten we op deze vierde mei uit die gedachte kracht en hoop putten.