Amsterdam Oud Zuid


Toespraak stadsdeelvoorzitter Egbert de Vries op 4 mei herdenking in Olympisch Stadion

Geachte aanwezigen,

Namens het Stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid heet ik u van harte welkom bij deze herdenking. Een herdenking op een historische plek: al bijna een eeuw het centrum van de Nederlandse sport. Want vóórdat in 1928 het Olympisch Stadion werd gebouwd stond hier al een stadion in 1912. En nog steeds spreekt dit gebied tot de verbeelding. Hier hebben sportieve hoogtepunten plaatsgevonden: de Olympische Spelen zelf, Europa Cup finales, en baanwedstrijden. Hier trainden Fanny Blankers-Koen en onze gast van vandaag de speerwerper Jaap van der Poll. Maar ook dieptepunten toen de SS en de NSB hier hun sportfestivals hielden, terwijl op hetzelfde moment onderduikers in de catacomben verborgen zaten.

Sport wordt vaak misbruikt door totalitaire regimes. Sport roept immers diepe emoties op. Mensen gaan tot het uiterste om zichzelf en anderen te bewijzen waartoe ze in staat zijn. Dat is tegelijkertijd het fascinerende en het griezelige van sport; zo raak getypeerd door het beeld van Prometheus waaromheen wij ons hebben verzameld. Prometheus, de Griekse held die het vuur stal van de goden en daarvoor zwaar werd gestraft. Het vuur dat ons verwarmt, maar ook kan verzengen. Sinds de Spelen van Amsterdam één van de symbolen van de Olympische gedachte. Zoals ook de Olympische groet dat eens was, door ons nu geassocieerd met de fascistengroet en derhalve na de Spelen van Berlijn in 1936 afgeschaft.

Wij herdenken hier vandaag de sportmensen die zijn omgekomen in de oorlog. In de eerste plaats de Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog, aanleiding om zestig jaar geleden dit beeld op deze plek te zetten. Maar er zijn niet veel sporters om het leven gekomen enkel om het feit dat ze sporter waren. Ze waren verzetstrijder, jood of van een ander ras, hadden de verkeerde denkbeelden of de verkeerde geaardheid. Maar ze hadden een ding gemeen, namelijk hun passie voor de sport. Sport gaat niet over dood. Sport is vuur, sport is leven, sport is hoop. Omdat op al die plaatsen waar dood en verderf heeft geheerst of nog heerst, er telkens weer mensen beginnen met een potje voetbal, een hardloopwedstrijd of andere vormen van krachtmeting die gedurende het spel meedogenloos kunnen lijken, maar uiteindelijk eindigen samen onder de douche, aan de bar of zo maar zittend bij elkaar.

Sport geeft vorm aan onze natuurlijke behoefte om elkaars krachten te meten, tot een groep te behoren en onze passie te uiten. Een vorm die intense vreugde en intens verdriet op kan leveren. Een vorm die staat of valt bij respect voor de ander als tegenstander of als ploeggenoot. Een medemens waarmee je je passie deelt, waarin je het vuur herkent. Als die mens sterft, sterft er ook iets van jouw passie, van jouw vuur.

Daarom wellicht speelden DFC en SVV hun wedstrijd door tijdens het Zilveren Bal Toernooi op 3 september 1939 om 12.30 uur, het moment waarop Groot-Brittannië, Frankrijk, Australië, India, en Nieuw-Zeeland de oorlog aan Duitsland verklaarden. Omdat het voor die sporters op dat moment onvoorstelbaar was dat Nederland betrokken zou worden in een oorlog.

Sport ís geen oorlog, sport is een alternatief zijn voor oorlog en zinloos geweld. Een alternatief voor onbegrip en irrationele haat tussen volkeren en bevolkingsgroepen. Sport is leuk en spannend en kan daardoor het begrip en de nabijheid bewerkstelligen die ook wij in onze tijd hard nodig hebben. Sport stimuleren op alle mogelijke wijzen is dan ook geen vrijblijvende zaak, maar een plicht die wij onszelf op moeten leggen.

Wij herdenken onze omgekomen sporters, mensen met vuur en passie. Die onze hoop symboliseren dat mensen boven zichzelf uit kunnen steken en daarmee een bijdrage leveren aan een vreedzamere wereld.

Eddy Linthorst / Egbert de Vries
4 mei 2007