Persbijeenkomst derde klimaatrapport IPCC
04-05-2007
Spreekpunten van minister Cramer op de persbijeenkomst naar aanleiding
van het verschijnen van het rapport Beheersen van klimaatverandering
van de Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) op 4 mei 2007.
Het IPPC-rapport bestaat eigenlijk uit drie delen. Een deel over het
klimaatsysteem, een deel over de gevolgen en aanpassingen aan
klimaatverandering. En vandaag wordt dus het derde deel gepresenteerd
over beheersing van klimaatverandering, oftewel wat kunnen en moeten
we doen tegen klimaatverandering. De boodschap is met dit deel 3 nu
wel geland op aarde: Klimaatverandering beperken: het moet, het kan.
Daar wil ik vandaag aan toevoegen: en we gaan het doen!
Nog even in vogelvlucht recapituleren:
* Deel 1 van het klimaatrapport ging over het klimaatsysteem. Dit
rapport gaf aan dat de wetenschap heeft vastgesteld dat er echt
iets goed mis is met het klimaat en dat de mens daarvan de oorzaak
is.
* Deel 2 ging over gevolgen en aanpassingen. Daarin werd duidelijk
dat:
*
+ Nu al effecten merkbaar zijn van klimaatverandering overal
ter wereld.
+ Bij een temperatuursstijging van 2 graden Celsius mondiaal
nog geen grote gevaarlijke effecten optreden, maar dat wel de
schade door extreem weer (stormschade, overstromingen en
dergelijke) toeneemt, 20-30% van plant en diersoorten
bedreigt wordt (bijvoorbeeld door aantasting van veel
koraalriffen en bedreiging van de ijsbeer) en dat serieuze
regionale sociaal-economische effecten optreden, zoals de
verslechtering van de condities voor landbouw en toenemende
watertekorten in met name droge gebieden van Afrika.
+ Bij een temperatuursstijging van boven twee graden Celsius
neemt de bedreiging van ecosystemen en de waterproblemen
verder toe, maar is er ook een toenemend risico van
systeemveranderingen zoals de afname van de CO2-opname door
bossen of het onomkeerbaar gedeeltelijk afsmelten van een het
landijs op Groenland en West- Antartica, resulterend in vele
meters zeespiegelstijging en overstroming van deltas en
eilanden.
+ Bij een temperatuursstijging van boven drie graden Celsius
komt daar nog bij dat er een grote kans is dat de
productiviteit van de landbouw mondiaal afneemt, dat 30% van
de natte kustgebieden verloren gaan, et cetera.
+ Ontwikkelingslanden zijn het meest kwestbaar. De aanpassing
aan klimaatverandering moet daar nog beginnen. Dat vergt
planning, capaciteit en geld.
Vandaag heeft het IPCC dus deel 3 gepresenteerd. U heeft zoeven al een
uitgebreid en deskundig exposé van Bert Metz mogen aanhoren. Kort
samengevat trek ik de volgende conclusies uit deel 3:
* Zonder extra beleid blijven de emissies van broeikasgassen stijgen
* Reductie in alle sectoren kan het tij keren
* Er is 50% kans dat we klimaatverandering tot 2 graden Celsius
kunnen beperken, maar dat vergt mondiaal een daling emissies vanaf
2020 en een halvering in 2050.
* Technologie is er deels nu al en kan voor de rest op tijd
beschikbaar komen. Als CO2 wordt doorberekend in de prijzen kunnen
deze technlogieën ook werkelijk in de markt worden gezet.
Klimaatverandering heeft ook voor Nederland vergaande gevolgen: het is
het mogelijk dat een kwart van de Nederlandse bevolking jaarlijks met
overstromingen te maken zal krijgen. Concreet gaat het om beschermen
van polders en dijken. Volgens het Stern-rapport - gemaakt in opdracht
van de Britse minister-president Blair - zijn de kosten van niets-doen
veel hoger dan de kosten die moeten worden gemaakt om de uitstoot te
verminderen. Mitigatie (beperken van CO2-emissies) kost ongeveer 1%
van het mondiale bruto nationaal product (BNP), terwijl adaptatie
(aanpassen aan veranderd klimaat) vijf maal zoveel kost En
onomkeerbare effecten zoals het uitsterven van soorten worden hier
uiteraard niet mee voorkomen.
Klimaatbeleid jaagt burgers op kosten kopte de NRC onlangs. Maar géén
klimaatbeleid jaagt de burgers op veel meer kosten!
De cost gaet voor de baet uit
Tegenover de kosten staan ook baten. Immers een schoon en veilig
milieu is essentieel voor de kwaliteit van het bestaan en goede
sociale condities. Daarnaast is een goed vorm gegeven milieubeleid een
trigger voor innovatie, waardoor we zuiniger omgaan met schaarser
wordende grondstoffen. Dit bespaart kosten, en leidt tevens tot
verbetering van voorzieningszekerheid. Ook kan het leiden tot geheel
nieuwe economische activiteiten. Zo schat de Europese Commissie de
omzet van de Europese eco-industrie op 227 miljard euro, ofwel 2.2%
van het Europese BNP.
Kortom: als we erin slagen de temperatuurstijging op aarde tot 2°C te
beperken (hetgeen de EU doelstelling is) blijven de gevolgen
klimaatverandering hanteerbaar, de maatregelen betaalbaar en zijn er
in de toekomst vele kansen voor het bedrijfsleven. Als we niets of te
weinig - doen, en de temperatuur stijgt met meer dan de 2°C, dan
zullen de kosten enorm stijgen en wordt het draagvermogen van mondiale
ecosystemen ondermijnd. Dus: hoe langer we wachten, hoe duurder het
wordt. Daarom kies ik voor een ambitieus en pragmatisch beleid,
mondiaal, Europees en nationaal.
Nationaal
Het Kabinet heeft ambitieuze doelstellingen: het wil de emissies voor
2020 met 30% omlaag hebben. Het is nu zaak om die ambities te vertalen
in concrete maatregelen. Ik sta daar voor aan de lat! Het
beleidspakket Schoon en Zuinig is voor Prinsjesdag gereed.
Maatregelen
Het maatregelenpakket gaat uit van volgende kernelementen:
* Verhandelbare emissierechten:
In de EU is een maximum hoeveelheid CO2 afgesproken dat door de grote
sectoren (energie en industrie) mag worden uitgestoten. Dit wordt het
emissieplafond genoemd. Binnen dit plafond mogen de bedrijven zelf
uitmaken hoe ze de uitstoot verdelen. Dit gebeurt door middel van
emissiehandel. Hiermee wordt bereikt dat én de doelen worden gehaald
én dat de meest kosteneffectieve maatregelen het eerst worden genomen.
Dat betekent per euro een zo hoog mogelijk rendement. Ook is er geen
verstoring van de concurrentieverhoudingen omdat heel Europa mee doet.
* Innovatie:
Innovatie heeft twee doelen:
1. het omlaag brengen van kosten, met name van technologiën die nu
nog duur zijn en
2. het in de markt zetten van beschikbare technologieën die als het
ware op de plank liggen.
Hierbij willen we ons vooral richten op waar Nederland goed in is.
Voorbeelden zijn onze chemische kennis, het landbouwcluster rondom
Wageningen voor biobrandstoffen of kennis over zonne-energie.
Nederland heeft toonaangevende technische instituten met ECN, KEMA,
TNO en de technische universiteiten. Met aansturing van de markt,
moeten we de kennis die daar is opgebouwd goed benutten. Het mes
snijdt aan twe kanten: het is goed voor het klimaat en goed voor de
concurrentiekracht van de BV Nederland.
Voor sectoren betekent het dat een gedragen en realistisch
transitietraject moet worden ingezet: in dialoog met sectoren slimste
manier bespreken hoe doelen te bereiken. Wat kan in elke sector?, welk
beleid past daar het beste bij? Kortom: maatwerk!
Dit zal leiden tot drie mogelijke uitkomsten:
1. energiebesparing,
2. meer gebruik van duurzame energie en
3. CO2-opslag (bijvoorbeeld in lege aardgasvelden).
De verhouding tussen deze drie wordt in beginsel niet door de overheid
bepaalt, maar wordt aan de markt overgelaten. Daar zit de kennis en
knowhow.
Dit is dan ook kern van het kabinetsprogramma 'Klimaat en energie:
schoon en zuinig', dat ik mag regisseren en vormgeven. Voor de korte
termijn wil ik concreet en zichtbaar resultaat voor burgers, met
inzetten op iconen, klimaathelden, de koplopers. Het peloton zal dan
spoedig volgen, alleen al uit concurrentieoverwegingen.
Waar staan we in 2011?
Om te beginnen zal het ondernemingsklimaat verbeterd worden: het moet
vanzelfsprekend en aantrekkelijk worden om te investeren in een
duurzaam en schoon milieu. Ook moet ruimte voor vernieuwing worden
gecreërd. Zo moet bijvoorbeeld het concessiestelsel in het openbaar
vervoer beter worden toegesneden op het inpassen van zuinige en stille
bussen. Als dit type barrières wordt weggenomen, wordt Nederland een
interessante proeftuin.
Verder zal de op innovatie gerichte transitie aanpak versterkt worden
voortgezet, met bijbehorende economische kansen voor het Nederlandse
bedrijfsleven. Ook moet in 2011 de contouren van een internationale
aanpak geformuleerd zijn, zowel voor het klimaatbeleid als de
voorzieningszekerheid. Hiermee legt het kabinet voor 2011 een stevige
basis om de doelen in 2020 te bereiken.
Sectoren/specifiek
De gebouwde omgeving kan een belangrijke bijdrage leveren, vooral de
bestaande bouw. Het perspectief is meer woningen en halvering
energieverbruik 2030. Er is in deze sector veel te bereiken met
relatief lage kosten, kijk voorbeeld naar de koeling van de kantoren
in de Zuidas. Ook is er al goed overleg met woningbouwcorporaties om
bijvoorbeeld door betere isolatie energiebesparing te realiseren. Ook
de nieuwe cv-ketel die naast warmte ook elektriciteit produceert
(micro-WKK) is beloftevol.
In de energiesector zal de groei voor duurzame energie de eerste jaren
vooral komen van windenergie. Dit betekent dat in de komende vier jaar
ongeveer anderhalf keer zoveel gerealiseerd moet worden als in de
afgelopen 15 jaar. Binnenkort zullen locaties voor meerdere parken
moeten worden aangewezen, te beginnen op land omdat dit momenteel het
goedkoopste is. Op zee zijn er al enkele locaties en dat zal worden
uitgebreid, vooral ook om de kosten van wind op zee lager te krijgen.
Ook bio-energie speelt een belangrijke rol en verdere ontwikkeling
CO2-afvang en opslag.
In de sector verkeer en vervoer zijn verbeteringen lastig van de grond
te krijgen. Toch is verandering op komst, niet in het minst door een
omslag in denken bij onder andere Rai/Bovag. Mogelijke maatregelen
zijn: kilometerheffing, zuinige autos (1/3 minder uitstoot dan
gemiddelde auto, moet in Europees verband), duurzaamheidslabels,
fiscale vergroening, groene lease-contracten, verplichting
biobrandstoffen.
In de industrie moet we vooral inzetten op energiebesparing en lange
termijn ketenefficiency. Een voorbveeld van ketenefficiency is het
gebruik van restwarmte. De papierindustrie is een voorbeeld van een
industrie die hun verantwoordelijkheid neemt: hun ambitie is een 50%
energiebesparing in 2020 te bereiken.
Tot slot de landbouw. In deze sector is vooral veel winst in
energiebesparing te behalen. Innovaties zijn daarbij leidend. Denk aan
de energieleverende kas
Ook de overheid is aan zet. De Rijksoverheid wil in 2012
klimaatneutraal zijn en daarmee een voorbeeldrol vervullen. Ik ga me
daar volledig voor inzetten, want een goed voorbeeld doet goed volgen.
Dit gebeurt zoveel mogelijk via energiebesparing en de inkoop van
duurzame energie. De Rijksgebouwendienst neemt hierbij het voortouw
als het gaat om rijkshuisvesting.
Bewust produceren vereist ook: bewust consumeren. Dat betekent niet
per sé minder consumeren, maar anders consumeren: het koopgedrag van
consumenten moet worden bijgestuurd. Ik wil daarbij bewust consumeren
belonen en onduurzaam gedrag ontmoedigen. Denk aan fiscale voorstellen
voor groen tanken, lease-autos, aanschaf zuinige autos, enzovoorts.
Ook kan veel bereikt worden met schijnbaar simpele, goedkope of zelfs
gratis maatregelen. Denk aan het Nieuwe Rijden (dat spaart 10%
brandstof), spaarlampen, de introductie van LED in straatverlichting
2009 en isolatie (waarmee 2/3 bespaard kan worden op de stookkosten).
Klimaatverandering is een mondiaal probleem. Daar is een mondiale
aanpak voor nodig. Daarom ga ik binnenkort naar de Verenigde Naties.
De onderhandelingen zijn vaak lang en stroperig, maar er is nu toch
een forse inzet van Europa - 20% reductie, 30% als rest wereld volgt.
Dat is een stevig en historisch signaal.
Ik ga actief en ambitieus binnen Europa en internationaal aan de slag
op het terrein van klimaat en energie. Denk daarbij aan positievorming
binnen de EU voor het klimaatregime na 2012 en aan actieve
ondersteuning van de EU in mondiaal verband. Mijn inzet focust op
beperkt aantal themas en processen, waarbij ik kies voor ontwikkeling
en uitvoering van een aantal tastbare, gerichte initiatieven. Behalve
optreden in Europees verband, wil ik ook kiezen voor internationale
meer bilateraal gerichte samenwerking.
Tot slot. Het klimaat staat op de kaart. We moeten het klimaatmomentum
en het maatschappelijk draagvlak aangrijpen om maatregelen in te
voeren. De resultaten van de IPCC-rapporten mogen niet tot doemdenken
leiden. Met inspiratie, innovatie, implementatie komen we een heel
eind. Meer klimaat, meer innovatie, minder energie...dat is de
uitdaging voor de komende jaren! Dat zal ook de richting zijn van het
werkprogramma Klimaat en Energie: Schoon en Zuinig, dat ik in
september presenteer. We moeten die uitdaging aan: want het moet, het
kan en we gaan het doen!
Dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer