Gerechtshof Arnhem


Politieambtenaren veroordeeld tot gevangenisstraffen

De rechtbank Arnhem heeft twee politieambtenaren veroordeeld tot gevangenisstraffen en ontzetting van het recht tot het bekleden van ambten. De rechtbank legt aanzienlijk hogere straffen op dan de eis van de officier van justitie.

Uitspraak
Een 45-jarige politieambtenaar van het korps Gelderland-Zuid is veroordeeld voor mishandeling, het doen van een valse aangifte en het opmaken van een meinedig proces-verbaal. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en veroordeelt hem tot een ontzegging van het recht tot het bekleden van ambten gedurende vijf jaar. Tegen hem was 12 maanden gevangenisstraf gevorderd, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en ontzegging van het recht om ambten te vervullen gedurende drie jaar.

Een 25-jarige politieambtenaar van het korps Gelderland-Zuid is veroordeeld voor het opmaken van een meinedig proces-verbaal. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk en veroordeelt de man tot een ontzetting van het recht tot het bekleden van ambten voor de duur van twee jaar en zes maanden. De rechtbank vindt dat oplegging van een werkstraf bij een ernstig feit als dit niet passend is. Tegen hem was door de officier van justitie een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk gevorderd en een werkstraf van 200 uur.

Motivering
Ingevolge het Wetboek van Strafrecht dient de ontzetting van het recht om ambten te bekleden minimaal twee jaar langer te duren dan de opgelegde gevangenisstraf.

De rechtbank heeft de ernst van deze feiten als volgt gemotiveerd: Met name het op ambtseed in strijd met de waarheid opmaken van een proces-verbaal over gedragingen van een persoon en het doen van een valse aangifte tegen die persoon, zijn bijzondere ernstige feiten. Als gevolg daarvan had die persoon als verdachte kunnen worden aangemerkt en had kunnen worden vervolgd en veroordeeld op basis van dat proces-verbaal en die aangifte. Meineed door een opsporingsambtenaar raakt het hart van het politiewerk en het zet de wél integere politiecollega's te kijk. Daarnaast tast deze handelwijze van verdachte het rechtssysteem in de kern aan en is een rechtschapen opsporingsambtenaar onwaardig.

Een opsporingsambtenaar die in een ambtsedig proces-verbaal onwaarheden vastlegt dient zich ervan bewust te zijn dat dit de rechtspraak tot op het bot raakt en op dit handelen past de bijkomende straf van ontzetting van het recht om ambten te vervullen. Deze bijkomende straf dient niet alleen om verdachte te treffen voor zijn handelwijze, maar heeft ook als doel opsporingsambtenaren in het algemeen ervan te doordringen dat door het opnemen van onwaarheden in ambtsedige processen-verbaal voor hen geen plaats meer dient te zijn om een ambt als dat van opsporingsambtenaar te bekleden. De straffen tegen de 45-jarige ambtenaar zijn hoger dan die tegen zijn collega, omdat hij meer feiten heeft begaan en, anders dan zijn collega, heeft gehandeld uit eigen belang. Voorts is medebepalend het verschil in ervaring, waardoor van de oudere ambtenaar meer zorg dan van zijn collega, had mogen worden verwacht dat deze doordrongen was van de gevolgen van zijn handelen.

Bron: Rechtbank Arnhem
Datum actualiteit: 7 mei 2007