en Willemse-Van der Ploeg over het terugbrengen van gehandicapten uit
de wijken naar instelling
Antwoorden op kamervragen van De Vries en Willemse-Van der Ploeg over het
terugbrengen van gehandicapten uit de wijken naar instelling
Kamerstuk, 7 mei 2007
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-K-U-2763768
7 mei 2007
Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op kamervragen van de
Kamerleden De Vries en Willemse-Van der Ploeg over het terugbrengen
van gehandicapten uit de wijken naar een instelling (2060711620).
Vraag 1
Kunt u beschrijven hoe het besluit van de Twentse Zorgcentra (TZC) 1)
tot stand is gekomen? Deelt u de mening dat het besluit van TZC
tegemoet lijkt te komen aan de door de Kamer geuite wens de voorkeur
van de bewoners als leidend te bestempelen in de beslissing om
verstandelijk gehandicapten al dan niet in de wijk te huisvesten?
Antwoord 1
Volgens informatie van TZC is de situatie als volgt. In de woningen,
waarnaar verwezen wordt in het krantenartikel, wonen sinds ongeveer 10
jaar cliënten van de Twentse Zorgcentra (TZC). In de loop van die 10
jaar is ongeveer de helft van de populatie hier niet meer woonachtig.
Zij zijn verhuist naar andere kleinschalige woonvoorzieningen of zijn
terug gekeerd naar het instellingsterrein.
De woningen voldoen niet meer aan de huidige normen (te kleine
slaapkamers, sanitair onvoldoende, etc.) en zouden moeten worden
gerenoveerd en aan de huidige normen moeten worden aangepast. Dit was
mede aanleiding voor TZC om met bewoners in gesprek te komen over hun
woonwensen.
Ongeveer de helft van de bewoners heeft te kennen gegeven weg te
willen uit deze woonwijk. Een deel van de bewoners heeft te kennen
gegeven dat zij liever in kleinschalige settings op het
instellingsterrein willen wonen. Anderen willen graag in andere wijken
of in andere plaatsen gaan wonen.
De terugkeer van cliënten (die dat kenbaar hebben gemaakt) naar het
instellingsterrein wordt fasegewijs gerealiseerd. Aan de wens van de
cliënten die aangegeven hebben liever elders te willen wonen, wordt
ook tegemoet gekomen. Zo worden er bijvoorbeeld in Tubbergen 12
wooneenheden gerealiseerd.
Ik deel de wens van de Kamer dat de wens van cliënten leidend is. Ik
wil graag dat cliënten in een prettige woonomgeving leven. De
woonlocatie moet passen bij de behoefte en ontwikkelingsmogelijkheden
van een cliënt. Daarom is de wens van de cliënt, bijvoorbeeld
besproken aan de hand van het leefwensenonderzoek en zorgplan,
leidend. Ik kan en wil op dit moment geen oordeel geven of de situatie
bij TZC hieraan afdoende tegemoet komt.
Vraag 2
Is het waar dat bouwinitiatieven gebaseerd op kleinschaligheid in de
wijk gemakkelijker te realiseren zijn dan bouwinitiatieven op
grootschalige instellingsterreinen? Hoe gaat u voorkomen dat de
keuzevrijheid voor wat betreft het wonen wordt gefrustreerd door
verschillen in financiering en regelgeving?
Antwoord 2
Er is de afgelopen jaren gestuurd op het vergroten van de
mogelijkheden om voor een kleinschalige woonlocatie te kunnen kiezen.
VWS wil de beweging naar meer kleinschalige voorzieningen verder
stimuleren, zodat er meer variatie ontstaat in het aanbod van
zorgvoorzieningen, van grootschalig aangeboden huisvesting tot
kleinschalig wonen en allerlei mogelijke varianten daar tussenin.
Zo geldt de WTZi-procedure voor een bouwvergunning al enige jaren niet
meer bij kleinschalige voorzieningen voor mensen met psychiatrische
aandoeningen of beperkingen (RIBW-en) en voor mensen met een
verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
In deze sectoren kunnen voorzieningen tot en met 25 plaatsen, voor
mensen die licht verblijf nodig hebben, en voorzieningen tot en met 12
plaatsen, voor mensen die zwaar verblijf nodig hebben, zonder toetsing
door College Bouw Zorginstellingen vooraf worden gerealiseerd. Het
betreft hier vaak reguliere woningbouw, waarvoor in Nederland al
voldoende regelgeving is.
Bij bouw- en veranderingstrajecten heeft een instelling rekening te
houden met de te stellen functionele eisen aan de huisvesting conform
de prestatie-eisen WTZi. Een strategisch document (in de vorm van een
Lange Termijn Huisvestingsplan) is hierbij onmisbaar. Daarnaast dient
bij bouw- en veranderingstrajecten de mening van cliënten betrokken te
worden. In een leefwensenonderzoek (breder dan alleen wonen, en te
houden onder individuele cliënten) kan het standpunt van cliënten
worden vastgelegd.
Vraag 3
Bent u bereid de keuzevrijheid van de cliënt ook in de toekomst te
respecteren en duurzaam te verankeren in wet- en regelgeving?
Antwoord 3
De keuzevrijheid van de cliënt is en blijft uitgangspunt. Dit
uitgangspunt is al in wet- en regelgeving opgenomen.
Zo is in de beleidsvisie van de WTZi de volgende tekst opgenomen:
"De vermaatschappelijking van de zorg is sinds jaren het zwaartepunt
in het beleid voor de care. Mensen met beperkingen, ook met zeer
ernstige beperkingen, moeten zo lang en zo zelfstandig mogelijk deel
kunnen nemen aan de maatschappij. Mensen met ernstige beperkingen
moeten geschikte woonruimte buiten de instelling kunnen vinden, als
zij daar de voorkeur aan geven. Verder betekent vermaatschappelijking
van de zorg dat zorg ook kleinschalig moet kunnen worden aangeboden.
Uitgangspunt is en blijft dat de voorkeur van de cliënt bepalend is."
In de Beleidsregels WTZi is in artikel 4 opgenomen dat "een aanvraag
om (een wijziging van) een toelating niet in behandeling wordt genomen
als blijkt dat die aanvraag niet de informatie bevat waaruit blijkt
dat de initiatiefnemer zich heeft vergewist van het standpunt van de
cliënten. Een onderwerp als respect voor de persoonlijke levenssfeer
van de bewoners krijgt daarin een plaats. Het standpunt van de
cliënten moet blijken uit een, onder de individuele cliënten te
houden, leefwensenonderzoek."
1) de Volkskrant, 4 april 2007
Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter
zake van het lid Van der Vlies (SGP), ingezonden 5 april 2007
(vraagnummer 2060711580)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport