Ministerie van Buitenlandse Zaken

Werkgelegenheid in Plattelandsgebieden-de banenkloof dichten

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement " Werkgelegenheid in plattelandsgebieden: de banenkloof dichten"Datum Raadsdocument: 4 januari 2007
Nr. Raadsdocument: 5051/07
Nr. Commissiedocument: COM(2006) 857 definitief Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. SZW, OCW, BZK, IPO, FIN, EZ en VROM Behandelingstraject in Brussel: Het voorstel van de Commissie is om na de bespreking in het CSA (26 februari), de mededeling op Raadsniveau te bespreken.

* Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel
* Subsidiariteit en proportionaliteit

* Consequenties

* Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel

De Landbouwraad heeft, in juli 2003, de Commissie verzocht om een grondige analyse te maken van de werkgelegenheidsvooruitzichten in de plattelandsgebieden en om een discussie op gang te brengen over de ontwikkeling van passende statistische instrumenten. De analyse van de Commissie geeft aan dat er grote verschillen zijn tussen de verschillende plattelandsgebieden
(wat betreft demografie, economische structuur en werkgelegenheid). De Commissie wijst op de volgende kenmerken:

- het aandeel van de plattelandsbevolking in de totale bevolking van de EU is de afgelopen decennia nagenoeg gelijk gebleven: op sommige plaatsen ziet men bevolking wegtrekken van het platteland, in andere gebieden is een trek vanuit de steden naar toegankelijke plattelandsgebieden;

- in plattelandsgebieden is sprake van lagere werkgelegenheid en hogere werkloosheid in vergelijking met steden;
- in de plattelandsgebieden is een langzamere ontwikkeling van de werkgelegenheid in de tertiaire sector dan in de stedelijke gebieden;
- in plattelandsgebieden leren kinderen na de lagere school minder vaak door dan in de stedelijke gebieden;

- er zijn te weinig kansen voor jongeren en vrouwen op het platteland;
- in veel plattelandsgebieden levert de primaire sector minder dan 10% van de werkgelegenheid. Van de bedrijfsleiders in de landbouw is 24 % ouder dan 65 jaar. Veel landbouwers ontbreekt het aan vaardigheden om voordeel te trekken uit de nieuwe mogelijkheden (bijvoorbeeld in recreatieve sector);

- de Commissie verwacht dat het effect van de in 2003 ingevoerde hervorming van het landbouwbeleid (ontkoppeling van de inkomenstoeslagen) op de werkgelegenheid ongeveer neutraal zal zijn.

De Commissie geeft aan dat er een breed instrumentarium is op zowel nationaal als Europees niveau om de "banenkloof" tussen stad en platteland te dichten. Vooral plattelandsontwikkelingsmaatregelen moeten ten volle worden benut voor werkgelegenheid en groei. De Commissie beveelt aan dat:

- het GLB-Hervomingsproces wordt voortgezet;
- lidstaten mogelijkheden voor energiegewassen benutten omdat dit de werkgelegenheid op het platteland kan stabiliseren en kan bijdragen aan oplossing van het energievraagstuk;

- integratie van de nieuwe lidstaten in de EU en hervorming daar van de landbouw prioriteit blijft;

- lidstaten programma's inzetten voor plattelandsontwikkeling voor versterking landelijk gebied;

- het hele gamma van Gemeenschapsinstrumenten wordt ingezet voor groei werkgelegenheid op het platteland;

- het scheppen van banen prioritair wordt gemaakt in het netwerk voor plattelandsontwikkeling.

De Commissie zal meer inzet plegen om het effect van het plattelandsontwikkelingsbeleid op de werkgelegenheid vast te stellen.

Rechtsbasis van het voorstel:
Niet van toepassing, het betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Niet van toepassing, het betreft een mededeling

Instelling nieuw Comitologie-comité: Nee

Subsidiariteit en proportionaliteit

Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling zou moeten worden overgegaan luidt het oordeel: positief. De Lissabonstrategie is een Europese strategie en deze mededeling is bedoeld om, op verzoek van de Landbouwraad, specifiek de ontwikkelingen en uitdagingen op het gebied van werkgelegen-heid in plattelandsgebieden in Europa in kaart te brengen alsmede een discussie op gang te brengen over de ontwikkeling van passende statistische instrumenten voor deze gebieden. De analyse kan het best op Europees niveau worden gemaakt.

Proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling zou moeten worden overgegaan luidt het oordeel: positief. Een mededeling is een passende vorm om verslag uit te brengen van het onderzoek van de Commissie. Inhoudelijk steunt Nederland echter niet alle aanbevelingen. De Commissie verbindt namelijk aan de analyses een aantal beleidsaanbevelingen aan de lidstaten, die voorbijgaan aan de verschillen tussen lidstaten. Er is een zekere mate van afstemming nodig tussen de lidstaten over het beleid ten aanzien van het platteland, doch er dient voldoende ruimte voor lidstaten te zijn om hun eigen invulling te geven.

Consequenties

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Vervolgtraject financiële afspraken: geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: niet van toepassing.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: nee.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling

De Commissie wijst op de grote diversiteit tussen de lidstaten. In zijn algemeenheid doen zich in Nederland geen grote sociaal-economische verschillen voor tussen de stedelijke gebieden en de plattelandsgebieden. Een studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) over de situatie in Nederland uit 2004 geeft aan dat in Nederland de leefsituatie op het platteland in zijn algemeenheid beter is dan in sterk verstedelijkte gebieden. Arbeidsparticipatie is in Nederland in de plattelandsgebieden hoger dan in de stedelijke gebieden en het werkloosheidspercentage is in Nederland in de plattelandsgebieden lager dan in de stedelijke gebieden. De kwaliteit van de banen is overigens ook in Nederland in de plattelandsgebieden lager dan in de stedelijke gebieden. Uit cijfers blijkt voorts dat de werkgelegenheid in de tertiaire sector in de plattelandsgebieden in Nederland sneller groeide dan in de verstedelijkte gebieden. Uit het SCP-rapport komen geen grote achterstanden van groepen als jongeren en vrouwen naar voren.
Sterker dan in sommige andere landen zien we in Nederland in veel landelijke gebieden een druk vanuit de stedelijke gebieden door bijvoorbeeld het zoeken naar ruimte om te wonen en te recreëren of in de vorm van wensen ten aanzien van natuur en landschap.

Nederland heeft in december 2006, met instemming van de Tweede Kamer, het Nederlandse plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) bij de Commissie ter goedkeuring voorgelegd. Daarin is aangeven welke keuzes Nederland heeft gemaakt bij de invulling van het plattelandsbeleid voor wat betreft de leefkwaliteit op het platteland en de diversificatie van de plattelandseconomie (As 3) en voor welke maatregelen de medefinanciering van de kant van de EU wordt ingezet.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl