RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE
NL
P/07/38
Brussel, 4 mei 2007
9268/07 (Presse 99)
Verklaring van het voorzitterschap namens de Europese Unie
over de straffen die in Oezbekistan zijn uitgevaardigd tegen Gulbahor
Ruraeva en Umida Niazova
De Europese Unie heeft met grote bezorgdheid kennis genomen van de
strenge gevangenisstraffen van zes, respectievelijk zeven jaar die op
24 april en 1 mei 2007 zijn uitgevaardigd tegen mevrouw Gulbahor
Turaeva en mevrouw Umida Niazova.
De EU betreurt tevens het feit dat het internationale waarnemers,
ondanks voorafgaande verzoeken hiertoe, niet was toegestaan bij het
proces aanwezig te zijn.
De EU geeft nogmaals uiting aan haar bezorgdheid over de situatie van
verdedigers van de mensenrechten in Oezbekistan en dringt bij de
Oezbeekse autoriteiten aan op een onverwijlde herziening van de twee
zaken en op volledige naleving van de beginselen van een correct en
eerlijk proces, overeenkomstig de verbintenis van Oezbekistan zich te
houden aan de internationale normen inzake de rechten van de mens. De
EU roept de Oezbeekse autoriteiten op, familieleden en advocaten
ongehinderd toegang tot de beide vrouwen te verschaffen.
Met deze twee straffen geeft Oezbekistan, in het licht van een
EU-besluit over een eventuele verlenging van de specifieke sancties
die in 2005 naar aanleiding van de tragedie van Andijan waren
aangenomen, een verontrustend signaal af, zulks te meer omdat
Oezbekistan had ingestemd met een mensenrechtendialoog met de EU.
De kandidaat-lidstaten Turkije, Kroatië en de Voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië*, de landen van het stabilisatie-
en associatieproces en mogelijke kandidaat-lidstaten Albanië,
Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Servië, en de EVA-landen IJsland,
Liechtenstein en Noorwegen, die lid zijn van de Europese Economische
Ruimte, alsmede de Republiek Moldavië, sluiten zich bij deze
verklaring aan.
---
Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
blijven deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces.
European Union