Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht

Rijksuniversiteit Groningen

Nummer: 51

Datum: 1 mei 2007

Kinderen van manisch-depressieve ouders kwetsbaar

Als kinderen van ouders met een manisch-depressieve stoornis een depressie krijgen, hebben zij een verhoogd risico zelf ook een manisch-depressieve stoornis te ontwikkelen. Ook stressvolle levensgebeurtenissen verhogen de kans op het ontstaan van een eerste stemmingsepisode. Dat blijkt uit onderzoek van Manon Hillegers van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Zij promoveert 9 mei 2007 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Nu eens zijn ze zwaar depressief, dan weer zijn ze enorm energiek, hebben ze briljante ideeën en kunnen ze de hele wereld aan. Tussendoor hebben patiënten met een manisch-depressieve stoornis ook periodes waarin ze normaal functioneren. Maar leven met deze stoornis is een hele opgave - voor de patiënt én voor de mensen in zijn omgeving. In Nederland komt een manisch-depressieve stoornis, ook wel bipolaire stoornis genoemd, bij zo'n 1 à 2 procent van de bevolking voor en begint meestal tussen het 15e en 25e jaar.

Verhoogde kans

Over de oorzaken van de stoornis is nog weinig bekend. Wel is bekend dat als iemand een bipolaire stoornis heeft, diens familieleden een verhoogde kans op deze stoornis hebben. De kinderen van patiënten met een bipolaire stoornis zijn daarom vanuit wetenschappelijk oogpunt een ideale groep om de ontwikkeling van de bipolaire stoornis te onderzoeken. Hillegers onderzocht 140 kinderen tussen 12 en 21 jaar uit 86 gezinnen met een manisch-depressieve ouder. Bij de kinderen werd bloed afgenomen en ze werden psychiatrisch onderzocht en psychologisch getest.

Depressie risicofactor

Kinderen van ouders met een bipolaire stoornis lopen een hoog risico op het ontwikkelen van een stemmingsstoornis en in het bijzonder een bipolaire stoornis, zo blijkt uit het onderzoek. Vrijwel alle kinderen die uiteindelijk een bipolaire stoornis ontwikkelden, hadden eerst een depressieve episode. Dit betekent dat het doormaken van een depressie een risicofactor is voor de ontwikkeling van een bipolaire stoornis, en tegelijkertijd al de eerste episode is van de bipolaire stoornis. Verder ontdekte Hillegers dat stressvolle levensgebeurtenissen (bijvoorbeeld een verhuizing of het overlijden van een huisdier) en schildklierafwijkingen aanzienlijk bijdragen aan de biologische en psychologische kwetsbaarheid van de onderzochte groep.

Gevolgen

De meeste patiënten hebben al jaren klachten en maken meerdere stemmingsepisoden door, voordat de diagnose bipolaire stoornis wordt gesteld. Dit heeft vaak grote gevolgen voor hun relaties, opleiding, baan en maatschappelijke positie. Daarom is het belangrijk dat de symptomen van de stoornis sneller worden onderkend. Hilligers beveelt aan dat kinderen van ouders met een bipolaire stoornis zorgvuldig worden gevolgd, op indicatie psychiatrisch worden onderzocht en eventueel worden behandeld.

Curriculum vitae

Manon Hillegers (Maastricht, 1970) studeerde geneeskunde te Utrecht. Ze verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Sociale Psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), de GGZ-instelling Altrecht te Utrecht en de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC te Rotterdam. Het onderzoek maakt deel uit van het KBO-project (kinderen van bipolaire ouders), en werd gefinancierd door de NWO en het Stanley Medical Research Institute. Hillegers is thans kinder- en jeugdpsychiater in het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU).

Noot voor de pers

Nadere informatie: via Joost Wessels, Bureau Voorlichting UMCG, tel. (050) 361 4464 of (050) 361 2200, e-mail: j.r.l.wessels@bvl.umcg.nl

Redactie: afdeling Communicatie RUG

Postbus 72, 9700 AB Groningen

Tel. 050-363 4444

E-mail: communicatie@rug.nl