Centraal Planbureau

Sociaal en Cultureel Planbureau / Centraal Planbureau

Welvaart Europeanen hoger door interne markt

Marktplaats Europa. Vijftig jaar publieke opinie en marktintegratie in de Europese Unie. Europese verkenning 5

Deel A: bijna driekwart van de Nederlanders positief over EU-lidmaatschap
* Eind 2006 vond 72% van de Nederlanders het EU-lidmaatschap een goede zaak (eind 2001: 74%), terwijl 62% van mening was dat ons land voordeel heeft van het lidmaatschap (eind 2001: 67%). De steun voor verdere uitbreidingen is in diezelfde periode gedaald van 58% (eind 2001) naar 45% (eind 2006).
* 55% van de Nederlanders is van mening dat de televisie te weinig aandacht besteedt aan de EU (EU-landengemiddelde is 32%), terwijl 22% vindt dat de berichtgeving te negatief is (EU gemiddeld 8%).
* In de nieuwe lidstaten is gemiddeld 67% van de bevolking vóór verdere uitbreiding van de EU, in de oude lidstaten ligt dit gemiddelde op 45%. Deel B: welvaart Europeanen hoger door interne markt
* De interne markt is van groot belang voor de economische ontwikkeling van de Europese Unie. In de afgelopen 50 jaar is de onderlinge handel fors toegenomen en zijn investeringen tussen de lidstaten geïntensiveerd. Marktintegratie heeft geleid tot een toename van het bruto binnenlands product in de EU met ongeveer 10%.
* De interne markt is echter nog niet af. De mate van regulering en de inhoud van deze regelgeving verschillen nog sterk tussen lidstaten. Dat belemmert de vrije marktwerking.
* Verdere integratie is mogelijk door vermindering of harmonisatie van regulering in de lidstaten of door wederzijdse erkenning van nationale regulering. Als de lidstaten hierin gezamenlijk slagen, dan kan de welvaart in de Europese Unie verder toenemen. Dit zijn enkele conclusies uit de Europese verkenning 5: Marktplaats Europa, vijftig jaar publieke opinie en marktintegratie in de Europese Unie, die op woensdag 9 mei - Europadag - is aangeboden aan staatssecretaris drs. F.C.G.M. Timmermans voor Europese Zaken. De verkenning is een gezamenlijke publicatie van het CPB en het SCP en komt jaarlijks tot stand in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken. In deze vijfde verkenning wordt nader ingegaan op de publieke opinie in de lidstaten en de ontwikkeling van de interne markt in de afgelopen vijftig jaar.

Deel A: de publieke opinie over Europa

Ruime steun voor EU-lidmaatschap
Eind 2006 vindt een ruime meerderheid van de Nederlanders (72%) het EU-lidmaatschap een goede zaak. Dit is ongeveer evenveel als vijf jaar geleden. Over het geheel genomen lijkt het referendum over de Europese grondwet weinig effect te hebben gehad op de algemene opvattingen over het EU-lidmaatschap. De steun is sindsdien weliswaar iets lager dan kort voor het referendum, maar in vergelijking met de ontwikkelingen in 2003/2004, toen de steun sterk daalde, zijn de verschillen niet groot. Van algemeen gevoelde euroscepsis lijkt in Nederland geen sprake. Jongeren zijn positiever over het EU-lidmaatschap, evenals hoger opgeleiden en mensen die vinden dat hun gezin en land welvarend zijn. Bij de steun voor het EU-lidmaatschap is het landsbelang van groter invloed dan het eigen belang. Trots op het eigen land blijkt in Nederland (en elders) nauwelijks of niet van invloed op de houding tegenover Europa.

Nederlanders missen aandacht in media voor EU
Een meerderheid (55%) van de Nederlanders is van mening dat er op televisie te weinig aandacht is voor de EU. Eén op de drie Nederlanders vindt dat de schrijvende pers er te weinig aandacht aan schenkt. Slechts een zeer gering percentage (2%) is van mening dat er op televisie en door de schrijvende pers te veel aandacht aan de EU wordt gegeven. Op de Grieken na zijn Nederlanders het vaakst van mening dat de EU te negatief wordt belicht in de media. Deze houding van het Nederlandse publiek lijkt niet geheel ongegrond. Vanaf de ondertekening van het Verdrag van Rome en vervolgens ten tijde van toetreding van nieuwe lidstaten is de toon van de landelijke dagbladen kritisch geweest. In deze berichtgeving hebben economisch getinte onderwerpen de overhand. Vanaf de uitbreiding in 2004 besteden landelijke kranten meer aandacht aan de EU-uitbreidingen dan eerder het geval was. Verder berichten kranten vanaf dat moment vaker over de noodzaak van een Europese bestuurlijke reorganisatie om te voorkomen dat de gemeenschap vleugellam wordt.

Nieuwe lidstaten enthousiaster over verdere uitbreiding dan oude In Ierland, Luxemburg en Nederland vindt ongeveer driekwart van de bevolking het EU-lidmaatschap van het eigen land een goede zaak; in het Verenigd Koninkrijk, Finland, Oostenrijk en Hongarije is dat slechts ruim eenderde van de bevolking. Nieuwe lidstaten zijn meer voorstander van verdere uitbreidingen (67% tegenover 45% in de oude lidstaten), vaker van mening dat het de goede kant op gaat met de EU (47% tegenover 34%) en vaker voor gemeenschappelijk Europees in plaats van nationaal beleid (55% tegenover 48%). Wat het laatste betreft bestaat er binnen de EU overigens een grote overeenstemming over de wenselijkheid van gemeenschappelijk beleid bij terrorismebestrijding (gemiddeld 82% voorstander in de lidstaten) en bij wetenschappelijk en technologisch onderzoek (73%). Waar het gaat om pensioenen (24% voorstander gemeenschappelijk beleid), belastingen (26%) en het onderwijssysteem (29%) regelt de meerderheid het liever nationaal.

Massale steun vóór Europese integratie tijdens proefreferenda in jaren '50 In het begin van de jaren '50 organiseerde de Europese Beweging enkele proefreferenda om de stemming onder de bevolking te peilen over een verenigd Europa. Bij het eerste referendum in de zomer van 1950 in de Duitse plaatsen Breisach en Castrop-Rauxel stemde 96% voor verdergaande Europese integratie. In december 1952 werd het referendum gehouden in Bolsward en Delft. De opkomstpercentages waren 88% in Bolsward en 75% in Delft, terwijl in Bolsward 96,6% en in Delft 93,1% van de stemmers zich voorstander toonde van een verdere Europese integratie.

Deel B: marktintegratie in de Europese Unie

Integratie heeft welvaart verhoogd.....
In vijftig jaar Europese samenwerking zijn grote stappen gezet op weg naar Europese marktintegratie:
* Er is vrij verkeer van goederen en diensten gekomen, onder meer door de afschaffing van de invoertarieven in de jaren zestig;
* Belemmeringen voor investeren en vestigen in het buitenland zijn afgenomen;
* De grenzen voor personenverkeer zijn grotendeels opgeheven, met zelfs volledig vrij verkeer van personen tussen de Schengenlanden;
* Monetaire samenwerking heeft gezorgd voor jarenlange wisselkoersstabiliteit, met als kroon op dit werk de introductie van de euro in 2002. Dankzij de Europese integratie verdienen Europeanen gemiddeld ongeveer 10% meer dan zonder integratie het geval zou zijn geweest.

.... maar niet meer in Nederland dan elders
Nederland heeft niet aantoonbaar meer dan andere EU-lidstaten geprofiteerd van de interne markt. Dit is verrassend, omdat Nederland als open land meer baat heeft bij vrij verkeer. Hier staat echter tegenover dat Nederland al voor de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap een handelsland was, en het niet pas is geworden onder invloed van de Europese integratie. Een tweede reden kan zijn dat Nederland meer dan andere Europese landen een sterke groei van de dienstensector heeft meegemaakt, terwijl juist in deze sector handelsliberalisatie minder ver gevorderd is.

Diversiteit in regulering is grootste resterende belemmering Zowel bij goederen als bij diensten verschilt de mate van regulering nog sterk tussen lidstaten. De mate van regulering in diensten is bijvoorbeeld hoger in Duitsland, Frankrijk en Italië dan in Nederland en de Angelsaksische landen. Met de toetreding van twaalf nieuwe lidstaten in 2004 en 2007 zijn deze verschillen alleen nog maar toegenomen. Deze diversiteit beperkt aantoonbaar de groei van de handel binnen Europa en belemmert de (onderlinge) buitenlandse investeringen.

Verdere integratie: complexer en met minder grote opbrengst Wederzijdse erkenning van onderlinge verschillen of harmonisatie tot Europese standaarden kan nog een belangrijke impuls vormen voor de verdere economische ontwikkeling van de Europese Unie. Het potentiële effect van een toekomstige verbetering van de interne markt bij diensten, kapitaal en werknemers is echter beperkt. Dit komt mede doordat de grote stappen, zoals het afschaffen van invoertarieven, al gezet zijn en toekomstige stappen complexer zullen zijn. Een actueel voorbeeld van deze complexiteit is de dienstenrichtlijn, die een reeks maatregelen bevat die de negatieve invloed van binnenlandse marktregulering op de intra-Europese handel en investeringen kunnen terugdringen. Hierdoor kunnen de handel en de directe buitenlandse investeringen in commerciële diensten beide met 15 tot 35 procent toenemen.

Europese verkenning 5: Marktplaats Europa, vijftig jaar publieke opinie en marktintegratie in de Europese Unie, Paul Dekker, Albert van der Horst, Henk Kox, Arjan Lejour, Bas Straathof, Peter Tammes, Charlotte Wennekers, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau/Centraal Planbureau, mei 2007, ISBN 978 90377 0305 4, prijs ¤ 17,50.

De publicatie is verkrijgbaar bij de boekhandel en tevens (gratis) te verkrijgen als PDF-bestand op de website van het CPB (www.cpb.nl).

Contactpersonen:
SCP (deel A): drs. Kees M. Paling, tel: 070 - 340 7256/7000, e-mail: k.paling@scp.nl CPB (deel B): mr.drs. Jacqueline Timmerhuis, telefoon 070-3383477, e-mail: timmerhuis@cpb.nl



Centraal Planbureau