Antwoorden naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Dezentjé Hamming-
Bluemink over de fiscale administratieve lastenverzwaring als gevolg van de nieuwe
uitleg van het begrip "werkgeverschap" (ingezonden 12 april 2007)
Kenmerk 2060712190
Vraag 1.
Kent u de arresten van de Hoge Raad1dat het begrip werkgever materieel in plaats van
formeel moet worden uitgelegd?
Ja.
Vraag 2.
Deelt u de mening dat dit oordeel veel invloed heeft op de vraag welk land bevoegd is om
belasting te heffen over de lonen van werknemers die tijdelijk werkzaamheden verrichten in
Nederland en dat zich door deze arresten sneller de Nederlandse belastingplicht zal
voordoen?
De materiële invulling die de Hoge Raad in zijn arresten van 1 december 2006 aan het in
belastingverdragen opgenomen begrip `werkgever' heeft gegeven, zal ertoe leiden dat de
beloning van een werknemer die tijdelijk vanuit het buitenland in Nederland werkzaamheden
verricht sneller aan de Nederlandse belastingheffing is onderworpen. Met een dergelijke
materiële invulling van het begrip `werkgever' zal immers niet snel aan de voorwaarden voor
toepassing van de zogenoemde 183-dagenregeling worden voldaan. Voorts zal Nederland
sneller voorkoming van dubbele belasting moeten verlenen voor de beloning van een
werknemer die tijdelijk vanuit Nederland in het buitenland werkzaamheden verricht.
Overigens merk ik hierbij op dat de Hoge Raad in zijn arrest van 28 februari 2003, nr. 37
224, al een belangrijke stap in de richting van een materiële invulling van het begrip
`werkgever' had gezet. Ik verwijs in dit verband tevens naar het besluit van 10 maart 2004,
nr. IFZ 2004/113M, waarin de gevolgen zijn beschreven die dat arrest heeft voor
werknemers die via een buitenlands uitzendbureau tijdelijk in Nederland werkzaamheden
verrichten. Ten slotte merk ik nog op dat de materiële invulling van het begrip `werkgever' in
de arresten van 1 december 2006 aansluit bij de invulling die de meeste OESO-landen aan
dit begrip geven. Het belang hiervan is dat zich in de praktijk minder snel situaties van
dubbele belasting voor zullen doen bij tijdelijke grensoverschrijdende werkzaamheden van
werknemers.
Vraag 3.
Deelt u de mening dat de toename van het aantal gevallen waarin zich een Nederlandse
belastingplicht voordoet tot een administratieve lastenverzwaring zal leiden (bijvoorbeeld het
doen van een aangifte inkomstenbelasting)?
Vraag 4.
Bent u bekend met het feit dat in het Verenigd Koninkrijk het werkgeverschap op een
soortgelijke wijze wordt uitgelegd, maar dat ter voorkoming van de bovengenoemde
administratieve lasten de zogenaamde "60 day rule"2 geldt?
Vraag 5.
Is het waar dat u bezig bent met het ontwerpen van een besluit teneinde het materieel
werkgeverschap nader in te vullen?
1 Nrs. 38.850, 38.950, 39.535, 39.710, 39.711 en 40.088.
2 "60 day rule": Is de duur van het verblijf maximaal 60 dagen, dan ontstaat er in principe geen belastingplicht ook
al is er sprake van materieel (Engels) werkgeverschap.
Vraag 6.
Bent u bereid om via dit besluit, ter beperking van de administratieve lasten, ook in
Nederland eenzelfde regeling in te voeren zoals het Verenigd Koninkrijk dat heeft gedaan?
Antwoord op de vragen 3 tot en met 6.
Toepassing van de arresten van 1 december 2006 leidt voor werkgevers en werknemers in
principe tot een toename van de administratieve lasten. Ik streef er echter naar om die lasten
zoveel als mogelijk te beperken als ook om de toepassing van de arresten als zodanig zo
praktisch mogelijk te kunnen laten plaatsvinden. Over die aspecten is recent overleg gevoerd
met vertegenwoordigers van VNO-NCW en belastingadviseurs. Daarbij is ook de door het
Verenigd Koninkrijk gehanteerde "60 days rule" aan de orde geweest. Ik ben niet
voornemens die regeling over te nemen omdat zij veelal mee zal brengen dat de beloning
voor tijdelijke werkzaamheden in Nederland dan nergens wordt belast (de woonstaat van de
werknemer zal immers gehouden zijn om voor die beloning voorkoming van dubbele
belasting te verlenen). De resultaten van het overleg worden thans verwerkt in een
beleidsbesluit, waarbij de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de adviespraktijk de
mogelijkheid krijgen tot het geven van commentaar alvorens het besluit wordt uitgebracht. Ik
streef ernaar om dit besluit in de zomer uit te vaardigen.
---- --
Ministerie van Financiën