Medewerkers van de afdeling Binnenlands Bestuur en Europa hebben in Den Haag, Zwolle en Eindhoven de workshop Gemeenten Europaproof verzorgd. Deze deelsessies werden tijdens de drie gemeentedagen niet in groten getale bezocht, maar toch ontstonden er iedere keer interessante gesprekken en discussies.

Tijdens de presentaties kwam het spanningsveld aan de orde waarin Nederland en Europa zich bevinden, en de rol en positie van gemeenten daarin. Hoe gaan we om met de aansprakelijkheid van de lidstaat Nederland tegenover de Europese Gemeenschappen aan de ene kant, en de interne bevoegdheidsverdeling in het binnenlands bestuur aan de andere kant? Speciale aandacht werd geschonken aan de thema's subsidiariteit en decentralisatie, staatssteun, aanbesteden, doelstelling 2 / URBAN II / URBACT, het European Urban Knowlegde Network (EUKN), en het proces van Europese besluitvorming, waarbij wat dieper werd ingegaan op de toekomstige Europese dienstenrichtlijn.

Binnenlands bestuur en Europa De groeiende invloed van beleid en regels van de Europese Unie en van de Raad van Europa werkt door in de traditionele bestuurlijke verhoudingen van de in Nederland bestaande drie bestuurslagen (Rijk, provincies, gemeenten). Een belangrijke vraag daarbij is of het Nederlandse binnenlandse bestuur het goed doet in de Europese en internationale context: zijn Nederlandse gemeenten en provincies Europaproof? Omgekeerd zal ook door de voortschrijdende Europese integratie en internationalisering in het werk van met name de EU en de Raad van Europa meer rekening moeten worden gehouden met de decentrale dimensie.

De doelstellingen ten aanzien van Nederlands binnenlands bestuur in EU- en internationaal perspectief zijn: - Bevorderen dat Europese en internationale (beleids)activiteiten bijdragen aan een goede organisatie, inrichting, kwaliteit en functionering van het binnenlands bestuursstelsel; - Zorgdragen dat het Nederlandse stelsel van het binnenlands bestuur adequaat functioneert in de context van de EU, de Raad van Europa en andere internationale organisaties.

Europese kennisuitwisseling voor steden: URBACT (www.urbact.eu (extern) ) Het URBACT programma is onderdeel van het Communautaire Initiatief URBAN. Het programma is bedoeld om ervaringen uit te wisselen tussen steden die deelnemers zijn of waren aan de URBAN I en II programma's, en aan de URBAN Pilot Projecten. Er zijn al rond verschillende thema's netwerken opgezet: zoals veiligheid, economische activiteit en werkgelegenheid, sociale uitsluiting, herstructurering van stedelijke gebieden, burgerparticipatie. De netwerken ontvangen een bijdrage uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) van de EU.

In 2003 heeft Nederland om de onderlinge kennisuitwisseling te ondersteunen het Dutch Urban Expert Centre (DUEC) opgericht dat een rol gaat vervullen bij deze kennisuitwisseling.

Europese kennisuitwisseling voor steden: www.EUKN.org (extern) EUKN faciliteert de uitwisseling van vraaggerichte kennis en ervaringen over stedelijke onderwerpen. EUKN heeft tot doel beleidsmakers en -uitvoerders in heel Europa te ondersteunen in de ontwikkeling van een effectief stedenbeleid en de vitaliteit van dorpen en steden in Europa te bevorderen. 15 EU-lidstaten, EUROCITIES, het URBACT-programma en de Europese Commissie participeren in het EUKN-project.

Het hoofdonderdeel van EUKN is de online database, de Europese bibliotheek over stedenbeleid. In ieder van de 15 lidstaten is een `national focal point' opgericht om het vullen van de bibliotheek te coördineren. EUKN brengt op deze manier bestaande lokale, regionale, nationale en Europese netwerken over stedenbeleid met elkaar in contact.

De dienstenrichtlijn De (ontwerp)kaderrichtlijn diensten, een voorstel van de Europese Commissie van begin 2004, heeft tot doel de bestaande belemmeringen op de interne markt voor diensten (vrije vestiging van dienstverleners en vrij verkeer van diensten) weg te nemen.

Het oorspronkelijke voorstel voor de richtlijn sprak nog over een land van oorsprongbeginsel. Inmiddels bevat de (ontwerp)richtlijn een artikel volgens welke de lidstaten slechts nationale maatregelen mogen treffen tegen buitenlandse dienstverleners wanneer deze a) niet discriminerend zijn, b) proportioneel / evenredig zijn, c) noodzakelijk zijn vanwege `redenen van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en milieubescherming.

Een aantal cruciale diensten van algemeen economisch belang, zoals elektriciteit en postdiensten, vallen alleen onder de richtlijn als zij geliberaliseerd zijn en de Staat er geen monopolie meer op heeft. De lidstaten mogen zelf bepalen wat zij als een dienst van algemeen economisch belang beschouwen. Daarnaast worden een groot aantal diensten sowieso van de richtlijn uitgesloten. Dit zijn onder meer de uitzendsector, de gezondheidszorg, beveiligingsdiensten, banksector en vervoersdiensten.

De richtlijn verplicht de lidstaten (departementen én decentrale overheden) hun wet- en regelgeving die betrekking heeft op diensten, door te lichten (screenen) op de aanwezigheid van belemmeringen voor de toegang tot en de uitoefening van diensten. De lidstaten moeten vervolgens motiveren of deze belemmeringen gerechtvaardigd zijn in het licht van de dienstenrichtlijn. De resultaten van deze nationale screeningsoperatie moet in een verslag naar de Europese Commissie worden gestuurd ter beoordeling (ook onderling tussen de lidstaten). Daarnaast moeten alle nieuwe eisen aan vestiging en diensten gemeld worden (notificatie).

Vanuit het oogpunt van de dienstverlener moet er één-loket voor dienstverlening zijn. Bij het betreffende loket moet de dienstverlener alle vereiste formaliteiten en procedures met betrekking tot zijn dienstactiviteit, met name vergunningen, op één plaats kunnen afwikkelen. Hoe dit één-loket wordt vormgegeven kunnen de lidstaten zelf bepalen.

Tenslotte zullen de lidstaten (de bevoegde autoriteiten) administratief moeten gaan samenwerken op het gebied van handhaving en toezicht. De Europese Commissie heeft de lidstaten aangeraden aan te sluiten op het zogeheten Internal Market Information system (IMI), dat momenteel in ontwikkeling is. Op decentraal niveau zou het kunnen zijn dat bepaalde handhavinginstrumenten niet langer kunnen of anders moeten worden ingericht. Dat kan spelen bij vergunningen, waarbij ook rekening gehouden moet worden met mogelijke verzoeken van andere EU-lidstaten om inspecties uit te voeren of informatie door te geven inzake administratieve bijstand.

Momenteel (november 2006) loopt er een onderzoek van de ministeries van EZ en BZK naar de financiële, bestuurlijke en praktische gevolgen van de richtlijn voor het binnenlands bestuur. Onderwerpen zoals het screeningsproces en de invoering van het digitale één-loket, vormen onderdeel van het onderzoek. Een interbestuurlijke klankbordgroep volgt en prikkelt het onderzoek. Uiteindelijk moeten de resultaten inzicht en handreikingen bieden voor de implementatie op decentrale niveau.

Half november stemt het Europees Parlement in tweede lezing over de dienstenrichtlijn. Verwacht wordt dat de richtlijn vóór eind 2006 wordt goedgekeurd en per 1 januari 2007 in werking treedt. Vervolgens gaat er een implementatietraject van start dat binnen drie jaar moet zijn afgerond.

De discussies en gestelde vragen tijdens de sessies richtten zich op het zichbaar maken van de voordelen van de dienstenrichtlijn en de uitvoerbaarheid van de verschillende verplichtingen voortkomende uit de richtlijn.

Staatssteun Eerlijke concurrentie is belangrijk voor een goed functionerende gemeenschappelijke Europese markt. Door het verlenen van financiële steun kan een gemeente bepaalde ondernemingen bevoordelen ten opzichte van anderen, wat concurrentievervalsing in de hand kan spelen. De Europese staatssteunregels richten zich op de situaties dat steun een ongunstig effect kan hebben op het handelsverkeer tussen de lidstaten. Voorbeelden van staatssteun zijn grondverkoop onder de marktprijs, subsidies, een niet marktconforme deelname in een onderneming. Mogelijke steunmaatregelen moeten via het Coördinatiepunt Staatsteun decentrale overheden van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden aangemeld bij de Europese Commissie.

De discussies die tijdens de sessies over dit onderwerp ontstonden gingen over hoe gemeenten grip kunnen krijgen op deze ingewikkelde regelgeving, welke risico's gemeenten lopen wanneer de regels niet nageleefd worden en de reikwijdte van het begrip staatssteun.

Websites en contactgegevens: www.minbzk.nl/staatssteun www.minbzk.nl/staatssteun (extern) www.europadecentraal.nl www.europadecentraal.nl (extern) www.europa.eu.int www.europa.eu.int (extern) www.urbact.eu www.urbact.eu (extern) www.eukn.org www.eukn.org (extern)

Michel Visser, michel.visser@minbzk.nl Doortje Ninck Blok, doortje.ninckblok@minbzk.nl Eveline van Dijck, eveline.dijck@minbzk.nl Judith Baltus, judith.baltus@minbzk.nl

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties