Gemeente Harlingen

Wethouder Piet Waaijer opgestapt
10-5-2007
CDA-wethouder Piet Waaijer is woensdagavond aan het begin van de raadsvergadering opgestapt als wethouder. Aan het begin van de raadsvergadering las hij een verklaring voor waarin hij zijn ongenoegen bekend maakte over een nog geheim rapport van de gemeentelijke rekenkamer over het financieel beleid van de gemeente Harlingen in de afgelopen jaren. Waaijer is dertien jaar wethouder geweest, waarvan 12 jaar wethouder van financien. Sinds de verkiezingen van 2006 had hij een andere portefeuille en was wethouder Jan Sijbenga verantwoordelijk voor deze portefeuille.

Lees hieronder de volledige verklaring van Piet Waaijer, die hij aan het begin van de raadsvergadering van woensdagavond 9 mei voorlas.
---

Voorzitter,
Leden van de gemeenteraad
Een aantal vergaderingen terug heeft u op voorspraak van de heer De Groot, fractievoorzitter van de PvdA (overigens tot mijn verwondering), besloten het voor die avond geagendeerde agendapunt "Nota Reserves en Voorzieningen" niet te behandelen of beter gezegd vooruit te schuiven.

De heer De Groot maakt deel uit van de Rekenkamercommissie (RKC) en vanuit die positie had hij voorkennis van hetgeen de RKC in een rapport, een zgn. Quick Scan, heeft opgetekend met als onderwerp: het verloop van de rekeningsaldi over de afgelopen vijf jaar en in relatie daarmee de stand van de gemeentelijke reserves. De inhoud van dit rapport is inmiddels bekend bij het College. Het College is namelijk uitgenodigd haar zienswijze, haar reactie op het vermelde in het rapport uit te brengen. Voorzien van een nawoord van de RKC zal het rapport vervolgens aan uw raad worden aangeboden. Voorzitter, de inhoud van dit rapport liegt er niet om. En dan druk ik mij nog eufemistisch (verbloemend, verzachtend) uit.

In dit rapport worden namelijk zeer verregaande conclusies getrokken en kwalificaties geuit als het gaat om het financiële beheer en beleid van deze gemeente over de afgelopen vijfjaar en waar ik, als portefeuillehouder, als wethouder van financiën, binnen het college gedurende drie raadsperioden (12 jaar lang) als eerste verantwoordelijk voor was.

Wij hebben, dat zult u begrijpen, hierover met de RKC gesproken. Dit zou er toe kunnen leiden, dat de RKC in haar definitieve versie in uw richting, met een "gekuiste, een zachtere variant" op de proppen komt, waarbij overigens de conclusies en aanbevelingen boven water blijven (wij hebben dat later de "Libelle-editie" genoemd). Er schijnt nu zelfs "slechts" een samenvatting in de maak te zijn. Ik weet niet hoe ik dit allemaal moet rijmen, want uit de wandelgangen heb ik begrepen, dat er in eerste instantie juist een veel hardere editie zou hebben gecirculeerd met termen als "Het lek is boven". Als het zo is dat er nu nog slechts sprake is van een samenvatting zonder conclusies (of hoe dan ook) dan krijg ik daar om meerdere reden een heel slechte smaak van in mijn mond. Dan begint het op de bekende doofpot te lijken en daar ben ik absoluut niet van gediend. Hoe het ook is, in de editie die ik onder ogen heb gekregen
-geschreven blijft geschreven- stuitte ik in elk geval onder meer op de volgende kwalificaties:

* dat het ongeloofwaardig is dat rekeningoverschotten steeds door éénmalige factoren tot stand komen;

* dat baten niet of tot een te laag bedrag worden geraamd; dat de speelruimte van uw raad onnodig wordt beknot, omdat er miljoenen euro's overblijven;

* een oordeel van de RKC dat de begroting niet voldoet aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld in het geven van een betrouwbaar beeld van de te verwachten lasten en baten; dat oppotten van geld geen doel op zich mag worden;

* dat de opbouw van de begroting zodanig is dat daarin rekeningoverschotten zijn ingebakken; en dat gevoegd bij het feit dat er volgens de RKC bij een deel van de raad gevoelens van onvrede leven omdat er voor initiatieven uit de raad vrijwel nooit financiële middelen zijn te vinden, terwijl elke jaarrekening miljoenen overschotten laat zien.

Voorzitter, het zal u niet verbazen, dat deze kwalificaties mij om meerdere redenen pijn doen, zeer veel pijn zelfs. Ik ervaar ze als een dolksteek in de rug, als een stoot onder de gordel waarvoor een dieprode kaart behoort te worden getoond, omdat geen hoor en wederhoor heeft plaatsgehad.
Juist en vooral omdat het hier gaat om reeds door de raad goedgekeurde jaarrekeningen en waarvoor ik (het college) althans in mijn herinnering, keer op keer raadsbreed vele lovende woorden heb mogen ontvangen, ook van de zijde van de heer De Groot en de heer Kroese namens hun fracties.
Iedereen, van binnen en buiten de raad, was dan ook zeer verbaasd dat ik een jaar geleden de portefeuille Financiën heb afgestaan. En dan nu: dit soort kwalificaties, tot stand gekomen, zoals de RKC zelf stelt, na een niet diepgaand onderzoek. Hoe durven ze!

Voorzitter, ik realiseer mij als geen ander de onafhankelijke positie van de leden van de RKC. Dit geldt dus ook voor de raadsleden die in de RKC zitting hebben. Daarover geen enkel misverstand, maar daarmee is wel hun bijzondere positie bepaald. U heeft daarover destijds in uw raad uitvoerig gediscussieerd.
Beide heren moeten daarbij wel beseffen dat zij als lid van de RKC in politiek opzicht niet onzichtbaar zijn geworden, integendeel zelfs! Daar is voor gewaarschuwd.
Als vervolgens in rapporten van de RKC kwalificaties worden gebruikt als door mij genoemd, dan komt daarbij onherroepelijk de politieke positie van de verantwoordelijke portefeuillehouder in beeld. Daar kunt u op wachten, dat is niet te vermijden, dat is de consequentie als raadsleden in een RKC zitting nemen.
En dan heb ik het, voorzitter, in het onderhavige geval niet over de eersten de besten. Twee leden uit de bevriende fracties. Het gaat immers om de financieel woordvoerder van mijn eigen CDA-fractie en om de fractievoorzitter van de PvdA, de politieke leider van de grootste partij in de raad en waarop dit college mede steunt.

En dat heeft tot gevolg, voorzitter, dat ik vanavond mijn ontslag indien als wethouder van de gemeente Harlingen. Want ik voel mij, los van de inhoud, tot diep op het bot beledigd. Ook in dit geval is er sprake van een "Libelle-uitdrukking", want oorspronkelijk had ik hier een heel ander woord ingevuld.
Juist ook vanwege het gegeven dat het in onze gemeente een goede gewoonte is geworden om in het voortraject waarop begrotingen en jaarrekeningen worden vastgesteld -nota bene op verzoek van de Raad zelf- zowel ambtenaren van de Afdeling Financiën (waaronder ook het toenmalige hoofd van de Afdeling Middelen) vanuit financieel-technische zin als ikzelf vanuit de bestuurlijke verantwoordelijkheid altijd bereid zijn geweest deze documenten tot in detail toe te lichten teneinde u zoveel en compleet mogelijk te informeren!
Bij de vaststelling van de jaarrekeningen is de heer Kroese zelfs meerdere malen woordvoerder van de gehele raad geweest en nimmer zijn daarbij kwalificaties als ongeloofwaardig, oppotten van geld of het ontbreken van een betrouwbaar financieel beeld geuit. Altijd is in al die jaren een uitputtende verklaring verstrekt over de specificatie van de jaarsaldi. Nadrukkelijk is daarbij altijd weergegeven hoe de rekeningoverschotten zijn ontstaan en altijd heeft de raad bepaald, wat er met die overschotten moest gebeuren. En als er dan al sprake is van "oppotten" van middelen, dan liggen daar besluiten van uw eigen raad onder.
Daarnaast, voorzitter, wil ik in inhoudelijk-procedurele zin nog eens nadrukkelijk refereren aan hetgeen de voorzitter van de RKC, de heer J. Baltink, bij de installatie van de RKC naar voren heeft gebracht.

De tekst luidde letterlijk:
"De mate waarin een onderzoek van de RKC daadwerkelijk bijdraagt aan verbeteringen, hangt in grote mate af van de wijze waarop het onderzoek is gedaan, de wijze waarop met hoor en wederhoor is omgegaan en de manier waarop het onderzoek wordt gepresenteerd. De RKC is zich ervan bewust dat zij een eerste verantwoordelijkheid draagt voor de aanvaardheid en de verwerkbaarheid van adviezen in de staande organisatie. Een goede afstemming is vereist met de functionarissen die in die staande organisatie verantwoordelijkheden dragen." Voor wie het mogelijk is vergeten en het allemaal nog eens na wil lezen, de tekst van de heer Baltink is gevoegd bij de notulen van de betreffende raadsvergadering. Ik bedenk het niet, het is echt zo gezegd en dat moet u eens afzetten tegen de klunzige wijze waarop dit rapport tot stand is gekomen. Het is voorzitter, dames en heren, over ongeloofwaardigheid gesproken, toch volstrekt niet voor te stellen en daardoor onaanvaardbaar te moeten vaststellen, dat in weerwil van de zalvende woorden van heer Baltink, bij de totstandkoming van het rapport nog geen seconde, geen moment, bij mij mondelinge of schriftelijke informatie is ingewonnen. Ook niet door de beide raadsleden die in de RKC zitting hebben.
En dat geldt evenzeer voor de betreffende ambtenaren (stuk voor stuk voortreffelijke medewerkers van de afdeling Financiën en Openbare Werken als het gaat om de beheersprogramma's) die in het verlengde van de bestuurlijke verantwoordelijkheid, in ambtelijke zin worden beticht van het aandragen van ongeloofwaardige begrotings- en jaarcijfers. Deze mensen, die zich niet kunnen verdedigen, wordt onrecht aangedaan en dit schreeuwt om excuses.

De gehele gang van zaken op dit punt is buitengewoon onprofessioneel. En het wordt, het spijt mij, nog veel erger. Voorzitter, dames en heren, een Friese wijsheid luidt:

In Fraachstik hat trije kanten:
Jo kant en myn kant en de juste kant.

Vrij vertaald betekent dit: de waarheid ligt altijd in het midden. Het college heeft zich dit maar al te zeer gerealiseerd en heeft aan de RKC voorgesteld om het rapport nog eens in een driehoeksgesprek tussen opsteller, de heer De Haan in zijn rol van toenmalig hoofd van de Afdeling Middelen en met uw accountant te bespreken. Dit aanbod is door de RKC afgeslagen, van tafel geveegd.
Voor het college onbegrijpelijk omdat in onze ogen met name uw accountant, als het gaat om het vinden van die waarheid, een onafhankelijke en objectieve rol had kunnen vervullen. Rekenkamers worden immers geacht in alle zorgvuldigheid de effecten van ingezet en doorgevoerd beleid in kaart te brengen. Dit gebeurt via de trefwoorden doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid. Ze dienen als hulpmiddel voor de gemeenteraad in diens hoedanigheid van controleurs van het College.

Gezien de gang van zaken roept in ieder geval bij mij de vraag zich op: Wie controleert eigenlijk de Rekenkamer als alleen al in inhoudelijk-procedurele zin aantoonbaar zoveel blunders in een onderzoek aan de oppervlakte komen?
Naar het oordeel van de raad op dit rapport ben ik buitengewoon benieuwd.
Voorzitter, ik treed vanavond terug. Het vertrouwen bij mij is volkomen verdwenen, dat zult u wel hebben begrepen. De veer is gebroken.
Dáárom dien ik vanavond al mijn ontslag in en ik wacht bewust niet tot het moment waarop over enkele weken de behandeling van dit rapport op uw agenda staat. Qua timing is daar namelijk alles voor te zeggen. Ik peins er echter niet over. Ook al gaat het om een -nu nog- geheim rapport. Dat heeft met integriteit en zelfrespect te maken. Bovendien bekruipt mij de angst dat er dan helemaal geen rapport meer op tafel komt, met het risico dat er bij wijze van spreken niemand ooit van zou hebben geweten. Daar pas ik voor.
Gelet op de impact die het rapport op mij heeft gehad moge het u duidelijk zijn waarom ik tot deze opvatting ben gekomen. Ik laat het oordeel in deze situatie nu eens graag over aan een andere partij. Het meest zuivere daarbij is dat ik dan zwijg. En die andere partij, dames en heren, dat bent u: de gemeenteraad. Want dit rapport ("Libelle-editie" of niet) gaat in essentie over u en over besluiten die uzelf genomen hebt.
Voorzitter, ik ben in maart 1990 toegetreden tot de gemeenteraad en ik heb mij aansluitend vanaf april 1994 ruim dertien jaar lang met hart en ziel ingezet voor deze fantastische gemeente waar nog zo verschrikkelijk veel op de rol staat.
Het valt mij zwaar daar geen bijdrage meer aan te kunnen leveren, maar, zoals al opgemerkt, integriteit en zelfrespect zijn bepaald geen loze woorden. Daar kan geen pluche tegen op.

Ik wens u allen, het college, de raad en de bevolking van de gemeente Harlingen alle goeds in de toekomst.
Vrienden en vriendinnen, we zien elkaar weer.
Piet Waaijer, 9 mei 2007