Rechtbank 's-Gravenhage

Bevel voorlopige hechtenis opgeheven van meerderjarige verdachte van strafrechtelijke betrokkenheid bij de dood van Pascal Triep

's-Gravenhage, 10 mei 2007 -

Op 29 januari 2007 heeft er een vreselijke gebeurtenis plaatsgevonden, als gevolg waarvan Pascal Triep is overleden. In zo'n afschuwelijke zaak spreekt het vanzelf dat de politie en het Openbaar Ministerie alles doet om te onderzoeken of er iemand en zo ja wie voor de gebeurtenis verantwoordelijk kan worden gesteld.

Dat onderzoek heeft in deze zaak ook plaatsgevonden.

Uit het proces-verbaal blijkt dat er oorspronkelijk CIE informatie was, waaruit de mogelijkheid kon worden afgeleid dat er verschillende mensen betrokken waren bij de dood van Pascal. Onder meer op basis van deze informatie is vader als verdachte aangemerkt en aangehouden. De politie heeft die informatie onderzocht en geconstateerd dat die informatie niet kon worden bevestigd.

Daarnaast is door de politie sporenonderzoek gedaan en zijn er getuigen gehoord, zowel door de politie als door de rechter-commissaris. Ook de beide verdachten zijn inmiddels meermalen gehoord.

De verdachte is op 1 februari 2007 in bewaring gesteld en zijn gevangenhouding is in aansluiting daarop bevolen op de verdenking dat hij als mededader of als medeplichtige betrokken is geweest bij de dood van Pascal.

Voor het voortduren van de voorlopige hechtenis is het, op grond van artikel 67, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering noodzakelijk, dat uit de in het dossier beschikbare gegevens, blijkt dat er tegen de verdachte `ernstige bezwaren' bestaan. Dit betekent dat er meer moet zijn dan een verdenking dat verdachte het strafbare feit (mee) heeft gepleegd. Alleen de mogelijkheid dat iemand een strafbaar feit zou hebben kunnen gepleegd is onvoldoende, als dit niet onderbouwd kan worden door feitelijke omstandigheden die objectiveerbaar zijn.

Bij het begrip `ernstige bezwaren' moet er zelfs een grote mate van waarschijnlijkheid zijn dat de verdachte het strafbare feit heeft begaan. Die waarschijnlijkheid moet ook zijn onderbouwd door feitelijke omstandigheden. Dit is een wettelijke verplichting waaraan de rechter zich dient te houden.

In het dossier, zoals het op dit moment is opgebouwd, heeft de rechtbank onvoldoende feitelijke omstandigheden aangetroffen, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte met een grote mate van waarschijnlijkheid het bij de in bewaringstelling en bij de gevangenhouding omschreven strafbare feit heeft begaan.

Een en ander betekent niet dat de officier van justitie het dossier niet zou kunnen aanvullen met nadere feitelijke omstandigheden voordat de zaak inhoudelijk zal worden behandeld.

In de telastlegging zijn door de officier van justitie bovendien nog andere strafbare feiten opgenomen, die door de rechtbank op de nadere terechtzitting zullen worden onderzocht en waarover zal worden beslist. De voorlopige hechtenis van verdachte is echter niet mede gebaseerd op deze andere feiten.

Het betekent wel dat de rechtbank wegens het ontbreken van `ernstige bezwaren' tegen verdachte ten aanzien van zijn mogelijke betrokkenheid bij de dood van Pascal, het bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang zal opheffen.
De vordering van het Openbaar Ministerie deze verdachte te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum is door de Rechtbank afgewezen.

De voorlopige hechtenis van de minderjarige verdachte is niet opgeheven. De vordering van het Openbaar Ministerie om deze verdachte te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum is door het Openbaar Ministerie ingetrokken nu de Rechtbank dit verzoek in de zaak van meerderjarige verdachte heeft afgewezen.


Bron: Rechtbank 's-Gravenhage Datum actualiteit: 10 mei 2007