Gemeente Utrecht


beantwoording schriftelijke vragen 2007, nrs. 56 en 57 inzake steigerreclame Oudegracht.


2007 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
56 Vragen van mevrouw M.H. Bikker en de heer drs. W.G. Rietkerk
(ingekomen op 3 april 2007
en antwoorden door het college verzonden op 8 mei 2007)


Via de pers vernam de ChristenUnie dat er op korte termijn een groot geveldoek (200 m2) komt te hangen bij een van de ondernemers aan de Oude Gracht. Tevens hoorde zij dat op dit doek een dame als lustobject wordt afgebeeld. Naar de mening van de ChristenUnie dienen vrouwen een volwaardige plaats in de samenleving te hebben, dit soort afbeeldingen staan haaks op die visie. Geveldoeken hebben een directe invloed op de openbare ruimte, zij bepalen een stadsgezicht. De recente ontwikkelingen geven de fractie van de ChristenUnie aanleiding tot de volgende vragen.

Vragen
1. Is het College op de hoogte van het aanbrengen van een geveldoek op een pand aan de Oude Gracht?


Ja.

2. Heeft het College een beleid ten aanzien van het toestaan van geveldoeken?


Ja.

a. Zo ja, hoe luidt dat? Gelden hierin ook welstandscriteria?


Voor het aanbrengen van steigerdoekreclame bevat het 'Overzicht randvoorwaarden' een vijftiental criteria . De criteria hebben in hoofdzaak betrekking op de tijdsduur, uiting en bevestiging van de reclame. Voor wat betreft de uiting is bepaald dat deze past binnen de regels van de Reclameverordening, de beleidsnota Reclame en de reclamecode van de Reclamecodecommissie. Tevens is alcoholreclame op steigerdoeken niet toegestaan.

Daarnaast zijn welstandscriteria vastgelegd in de welstandsnota Utrecht, "De schoonheid van Utrecht".

b. Zo nee, waarom niet?


n.v.t.

3. De ChristenUnie is van mening dat de historische binnenstad een bijpassende stijlvolle uitstraling dient te hebben.
a. Deelt het College deze mening?


Ja.

b. Kan het College zich voorstellen dat geveldoeken kunnen bijdragen aan een andere uitstraling?


Ja.

c. Op welke manier gaat het college dit tegen?


Door het toetsen aan criteria.

4. Vrouwen moeten een volwaardige plaats hebben in de samenleving en niet beschouwd worden als lustobject.
a. Deelt het College deze mening van de ChristenUnie?


Ja.

b. Zo ja, hoe treedt het college op tegen reclame-uitingen in de publieke ruimte die kwetsend zijn voor vrouwen?


Door het weigeren van de vergunning op basis van eerder genoemd beleid.

c. Zo nee, waarom niet?


n.v.t.


---- --

2007 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
57 Vragen van mevrouw A. van Rooij, mevrouw G.A. Oskam en dhr. J.A. Kleuver
(ingekomen op 4 april 2007
en antwoorden door het college verzonden op 8 mei 2007)

Besmuikt lachend heeft D66 kennis genomen van de schriftelijke vragen van de ChristenUnie inzake een geveldoek waarop kennelijk een wulpse dame komt te staan. Ofschoon D66, als onze fractie de keuze zou hebben, de stad liever niet vol hangt met afbeeldingen van wellustige lieden, prijzen wij ons gelukkig dat de preutse jaren vijftig reeds lang achter ons zijn en dat het ondernemers en kunstenaars in hoge mate vrij staat zich naar eigen welbevinden te afficheren. D66 stelt daarom de volgende tegenvragen:

1. Als het College van details als de inhoud van reclameuitingen op de hoogte is, wordt u dan niet overvoerd met allerlei nutteloze informatie? U heeft immers wel iets beters te doen, dunkt ons?


Wij worden als College niet overvoerd met nutteloze informatie.

2. Mag D66 hopen dat het College zich niet gaat bemoeien met de ethische kant van reclameuitingen? Als afbeeldingen van wulpse dames al verboden worden, hoe moet het dan in deze stad met promotie voor bijvoorbeeld homofeesten of erotiekbeurzen? Of voor producten die beschikken over de wilde frisheid van limoenen, jojoba-olie of andere exotische ingrediënten waarvan de werking volgens de producenten het effectiefst geïllustreerd wordt door het afbeelden van blijmoedige dames en heren in Adam- of Eva-kostuum? En dan zwijgt D66 nog maar van reclame voor lingerie, waarvan de pasvorm toch het duidelijkst is wanneer het ondergoed in kwestie door een mannequins en dresslieden onder de aandacht gebracht wordt, nietwaar?


Wij toetsen steigerdoekreclame aan een vijftiental criteria uit het 'Overzicht randvoorwaarden steigerdoekreclame'. Voor een deel zijn die van ethische aard.

3. Deelt het College de mening van D66 dat een discussie over reclame in de stad gevoerd moet worden op grond van andere argumenten dan dit voorval?


Het college ziet geen aanleiding voor een discussie.

4. Deelt het College de mening van D66 dat vrouwen (of mannen) die zich vrijwillig en bij hun volle verstand geheel of gedeeltelijk naakt laten fotograferen voor kunst of reclame in hun goede recht staan?


De vraag ligt in het privé-domein en is niet relevant in deze kwestie.

5. Deelt het College de mening van D66 dat wie een aanstootgevende afbeelding ziet, de andere kant op kan kijken?


Dat zou kunnen. Overigens is het College van mening dat aanstootgevende afbeeldingen niet in het publieke domein thuishoren. Tevens stellen wij vast dat in de praktijk blijkt dat de meningen over wat men aanstootgevend vindt, nogal uiteen lopen.


---- --