Vlaamse Overheid

Nieuwsbericht van de Vlaamse overheid van vrijdag 11 mei 2007

Duidelijkheid over schoolkosten in het basisonderwijs: wat moet kosteloos en welke grenzen zijn er voor andere uitgaven?

De Vlaamse Regering heeft de lijst goedgekeurd met materialen die de basisschool vanaf volgend schooljaar zélf ter beschikking moet stellen. Omdat ze nodig zijn om de eindtermen te behalen, zullen bv. leerboeken, schriften en schrijfgerief voor alle kinderen gratis zijn. Om dit te realiseren krijgen scholen nog dit schooljaar 45 euro per leerling extra. Recent onderzoek geeft aan dat ouders in het lager onderwijs vandaag ongeveer 30 euro betalen voor dit soort uitgaven.

Op voorstel van minister Frank VANDENBROUCKE zijn ook de grensbedragen voor andere kosten goedgekeurd. Vanaf 2008-2009 geldt per schooljaar een scherpe maximumfactuur van 20 euro per kleuter en 60 euro per leerling lager onderwijs voor bijkomende activiteiten (bv. toneelbezoek) en materialen (bv. verplicht abonnement op tijdschrift). Voor meerdaagse uitstappen komt er een minder scherpe maximumfactuur van 360 euro per leerling voor de volledige duur van het lager onderwijs. Als er nog kosten buiten deze maximumfacturen vallen, moeten de scholen deze bekendmaken bij het begin van het schooljaar via de bijdrageregeling.

Onderwijs betaalbaar voor iedereen

Deze decreetwijziging realiseert onverkort de kosteloosheid voor alle ouders wat betreft de kosten i.v.m. de eindtermen. Voor gezinnen met een bescheiden inkomen wordt zelfs het hele onderwijsgebeuren (incl. uitstappen) gratis. Dit komt door de combinatie met het nieuwe decreet studiefinanciering, dat recent in de commissie onderwijs goedgekeurd werd. Door dit decreet zullen ouders een schooltoelage van 45 euro per jaar ontvangen voor een kleuter en van 60 tot 90 euro voor een leerling lager onderwijs, in uitzonderlijke gevallen zelfs 120 euro.

Lijst brengt duidelijkheid over kosten i.v.m. eindtermen

Het principe van kosteloosheid in het basisonderwijs is niet nieuw. Het decreet basisonderwijs (2001) bepaalt dat scholen geen inschrijvingsgeld en bijdragen mogen vragen voor de kosten die zij maken om de eindtermen en ontwikkelingsdoelen te kunnen halen. In de praktijk was de grens soms moeilijk te trekken. Bovendien ontbrak het de scholen vaak aan financiële middelen om dit te realiseren. Een officiële lijst met materialen die kosteloos ter beschikking moeten zijn voor de kinderen brengt nu duidelijkheid. Voorbeelden zijn leerboeken, schriften en schrijfgerief. Om dit financieel mogelijk te maken, krijgen scholen van het basisonderwijs jaarlijks 45 euro per leerling extra op hun rekening.

Dubbele maximumfactuur begrenst bijkomende kosten

Scholen organiseren ook heel wat activiteiten die het leren boeiender en aangenamer maken voor kinderen. Deze activiteiten zijn niet noodzakelijk voor de eindtermen en ontwikkelingsdoelen en komen daarom niet voor op de lijst
. Om de kostprijs van deze activiteiten te begrenzen, werken scholen vanaf 2008-2009 met een dubbele maximumfactuur:

1. de scherpe maximumfactuur omvat activiteiten zoals toneelbezoek, sportactiviteiten, schooluitstappen van één dag... Ook materialen die de kinderen verplicht via de school moeten aankopen, vallen hieronder (bv. verplicht schoolabonnement op tijdschrift). De scherpe maximumfactuur bedraagt voor een kleuter 20 euro en voor een scholier 60 euro. Zo blijven de kosten voor alle ouders beperkt.

2. de minder scherpe maximumfactuur omvat de activiteiten buitenshuis. Dit gaat om meerdaagse uitstappen voor één of meerdere klassen (deels) tijdens de schooluren (bv. zeeklas, plattelandsklas ...). De minderr scherpe maximumfactuur bedraagt voor een kleuter 0 euro (meerdaagse uitstappen komen heel weinig voor) en voor een scholier 360 euro voor de volledige duur van het lager onderwijs. Op die manier kan elk kind normaal gezien mee op meerdaagse uitstap.

Op het principe van de dubbele maximumfactuur wordt één uitzondering gemaakt: scholen die bepaalde kledij (bv. turnkledij, uniform) verplicht aanbieden, omdat dit goedkoper is dan wanneer de markt speelt, hoeven de kost van deze kledij niet te verrekenen in de maximumfactuur. Hiervoor is wel een advies nodig van de schoolraad.

Geen sociale kloof meer tussen dure en goedkope scholen

Voor de meer bescheiden inkomens (25 %) zorgt de combinatie van de dubbele maximumfactuur met de schooltoelage ervoor dat de volledige kosteloosheid wordt gerealiseerd. In het kleuteronderwijs stijgt de toelage zelfs uit boven de maximumfactuur. In het lager onderwijs volstaat de minimumtoelage van 60 euro om de scherpe maximumfactuur te dekken. De uitzonderlijke toelage van 120 euro dekt zelfs de scherpe en minder scherpe maximumfactuur samen. De dubbele maximumfactuur geeft uiteraard een bovengrens. De schoolkosten kunnen ook lager zijn, maar mogen in elk geval de vastgelegde plafonds niet overstijgen. De bovengrenzen vermijden dat er een onderscheid zou zijn tussen goedkope en dure scholen, een onderscheid dat kan leiden tot sociale selectie. Het gaat dus niet alleen om het verlichten van de kosten voor ouders, maar tevens om het toegankelijk maken van alle scholen voor alle leerlingen.

Aangeboden diensten aangerekend volgens werkelijke prestaties

Om te vermijden dat scholen de maximumfactuur zouden gaan compenseren met het verhogen van andere kosten, bevat de decreetwijziging ook een bepaling over de aangeboden diensten op school. De kostprijs van maaltijden, drankjes en toezicht moet steeds in verhouding zijn met de geleverde prestaties.

Overige kosten

Ten slotte blijven er nog schoolkosten over die niet in de lijst te vinden zijn en niet onder de dubbele maximumfactuur vallen, bv. voor de aankoop van een boekentas, pennenzak, zwempak ... Zonder kunnen kinderen moeiliijk, maar ouders zijn wel vrij om te bepalen hoeveel geld ze hieraan spenderen. De school komt hier niet in tussen.

Timing

De dubbele maximumfactuur wordt van kracht vanaf het schooljaar 2008-2009 (de invoering is gekoppeld aan de totstandkoming van het decreet voor de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs). Op dat ogenblik is het nieuwe financieringssysteem van kracht dat het werkingsbudget van de scholen bepaalt. Dat budget zal dan niet meer afhankelijk zijn van het net waartoe ze behoren. Ze krijgen vanaf dan een werkingsbudget op basis van school- en leerlingenkenmerken. Het werkingsbudget zal dan voor alle scholen samen nog eens met 85 miljoen worden opgetrokken, zodat de scholen meer financiële armslag krijgen.

De lijst met kosteloze materialen en concrete voorbeelden in vraag- en antwoordvorm vindt u in bijlage.

Voor meer persinformatie kunt u terecht bij:

Dhr. Ward Verhaeghe, woordvoerder van minister Vandenbroucke
Tel: 02 552 68 00
GSM: 0476 60 02 15
Email: persdienst.vandenbroucke@vlaanderen.be