Kamerbrief inzake geannoteerde agenda RAZEB/Ontwikkelingssamenwerking 14-15
mei 2007
23-04-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Hierbij heb ik het genoegen u de geannoteerde agenda aan te bieden van
het deel van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB)
van 14-15 mei 2007 dat zal zijn gewijd aan onderwerpen op het gebied
van Ontwikkelingssamenwerking.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
op 14-15 mei 2007, deel Ontwikkelingssamenwerking.
Op 14-15 mei vindt onder Duits voorzitterschap de halfjaarlijkse RAZEB
met onderwerpen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking plaats. Op
de avond van 14 mei is een werkdiner voorzien, terwijl voor de ochtend
van 15 mei een RAZEB zitting van de bewindspersonen verantwoordelijk
voor ontwikkelingssamenwerking is gepland. Ik vraag uw begrip voor het
feit dat de precieze agenda in dit stadium (3 weken voor de
bijeenkomst) nog niet bekend is. Ook is nog niet geheel duidelijk in
welke mate de betreffende Raadsconclusies nog aanleiding zullen geven
tot discussie in de RAZEB. Naar verwachting zullen de EPA
onderhandelingen (Economic Partnership Agreements) en
complementariteit en arbeidsverdeling in de EU hulpverlening
belangrijke punten van bespreking zijn. Ik wil met deze brief met
bijlage ook voldoen aan mijn toezegging U nader te informeren over de
EPA onderhandelingen.
EPA onderhandelingen
De EPA-onderhandelingen die de Commissie namens de EU voert met vier
regio's in Afrika, met het Caraïbisch Gebied en met de Stille Oceaan
regio (ACS) vorderen langzaam. Ondertussen nadert de einddatum van 31
december 2007. In de laatste maanden is er in de onderhandelingen
sprake van een veel intensievere inzet aan beide zijden. Op een aantal
punten is recentelijk vooruitgang geboekt.
Een belangrijke nieuwe ontwikkeling is dat de Commissie op 4 april een
aanbod voor markttoegang heeft gepresenteerd. Het voorstel behelst
volledig vrije markttoegang tot de EU voor alle ACS producten vanaf 1
januari 2008, met alleen overgangsperiodes voor suiker (tot 2015, met
binnen die periode toenemende markttoegang) en voor rijst (voor een
nog niet omschreven korte periode), en een speciale vrijwaringclausule
voor suiker. Het Commissievoorstel wordt thans in de betrokken
raadswerkgroepen besproken. Op dit moment is onduidelijk of dit nog
tot aanpassingen zal leiden, alvorens de Commissie het aanbod formeel
aan de EPA-regio's zal presenteren.
De Nederlandse regering steunt dit voorstel voor markttoegang van de
Commissie. Het sluit goed aan bij de reeds langer door Nederland
bepleite inzet voor sterk asymmetrische EPA's, zowel in de mate van
marktopenstelling als wat betreft de termijn waarbinnen vrije
markttoegang voor specifieke producten wordt gerealiseerd. Voor de
ACS-landen die niet tot de categorie van de minst ontwikkelde landen
(MOL's) behoren, bevat dit aanbod voordelen ten opzichte van hun
huidige markttoegang, met name op het gebied van landbouwproducten.
Bovendien wordt op deze wijze de toegang tot de Europese markt tussen
MOL's (die kunnen profiteren van vrije markttoegang onder het
Everything-but-Arms initiatief) en niet-MOLs gelijk getrokken, hetgeen
van belang is voor de regionale integratie in de ACS-regio's.
Nederland heeft de Commissie nog om nadere informatie gevraagd over
het overgangsregime voor suiker.
De in het Cotonou Verdrag voor 2006 voorziene gezamenlijke EU-ACS
review is nog niet geheel afgerond. Op dit moment zijn de reviews van
het Caribische Gebied, Zuidelijk Afrika (SADC) en West Afrika
vastgesteld en circuleert een concept voor Centraal Afrika. De twee
overige documenten worden in de komende weken verwacht, zodat de
afronding van de review plaats kan vinden tijdens de zitting van
ACS-EU Raad van Ministers op 25 mei.
De stand van zaken in de onderhandelingen verschilt sterk per regio.
Onderaan deze geannoteerde agenda vindt u een overzicht van de
situatie met betrekking tot de zes EPA regio's. De onderhandelingen
met de Caraïbische regio lijken het verst te zijn gevorderd. De
besprekingen met Zuidelijk Afrika kunnen snel op een hoger plan komen,
nu de EU in maart de toetreding van Zuid-Afrika tot deze EPA-regio
heeft geaccepteerd. Gezien de mate van economische integratie in de
West-Afrikaanse regio, bestaat hier een redelijke basis voor voortgang
in de onderhandelingen. Dat is minder het geval voor de regio's Oost
Afrika en met name Centraal Afrika. Afsluiting van een beperkte EPA
met de landen in de Stille Oceaan regio lijkt tot de mogelijkheden te
behoren.
Vrijwel alle regio's vragen om meer steun bij de totstandkoming en
verdere implementatie van de EPA's. Nederland meent dat hiervoor in de
eerste plaats de voorziene middelen van het EOF (Europees
Ontwikkelingsfonds) moeten worden aangewend, terwijl in het kader van
een EU Hulp voor Handel-strategie (zie hieronder) ook middelen van de
lidstaten kunnen worden ingezet.
Zoals ik ook heb aangegeven in het verslag van de informele OS-Raad
van 12-13 maart, bestaat zowel aan ACS-zijde als aan de kant van de EU
de nadrukkelijke wil en wens om de onderhandelingen vóór het einde van
dit jaar succesvol af te sluiten. Geen enkele ACS-regio vraagt op dit
moment om een alternatief of om een andere oplossing voor het geval de
einddatum van 31 december niet wordt gehaald. Nederland blijft zijn
inzet formuleren langs de kritische lijnen die ik eerder met uw Kamer
heb doorgenomen (zie ook de geannoteerde agenda van 5 maart voor de
informele OS-Raad van 12-13 maart 2007). Voor de komende RAZEB is met
name van belang dat het aanbod van de Commissie van 4 april 2007 voor
nagenoeg vrije markttoegang tot de EU onverkort wordt vastgesteld. Ook
zal ik aandringen op een duidelijk evaluatiemoment kort na de zomer,
om de voortgang en haalbaarheid enkele maanden voor de voorziene
afronding van de onderhandelingen goed te kunnen beoordelen.
Complementariteit en werkverdeling EU OS
In vervolg op de Europese Consensus inzake Ontwikkeling werkt de EU
aan een operationele strategie om de complementariteit en
werkverdeling binnen de ontwikkelingsinspanningen van zowel lidstaten
als Commissie te versterken. Hiermee geeft de EU concreet opvolging
aan de principes die in OESO/DAC-verband zijn afgesproken in de
Verklaring van Parijs van maart 2005. De EU kan bij de implementatie
van de Parijse agenda een belangrijk verschil maken omdat zij
verantwoordelijk is voor meer dan 50% van de totale ODA (Official
Development Assistance). Mede met het oog op de komende uitbreiding
van de hulp van veel lidstaten in het kader van de Monterrey afspraken
(zie hieronder) en de opbouw van een eigen hulpbeleid in de nieuwe
lidstaten, is het van groot belang dat de EU-lidstaten en de Commissie
onderling goede afspraken maken.
Na eerdere Raadsconclusies vorig jaar onder het Oostenrijkse en Finse
voorzitterschap, heeft de Commissie in maart de mededeling `EU
gedragsregels voor werkverdeling in ontwikkelingsbeleid'
gepresenteerd, met daarin het voorstel voor een praktische EU
Gedragscode. Doel hiervan is zoveel mogelijk duplicatie en witte
vlekken in de hulpverstrekking weg te nemen door betere afstemming en
een betere onderlinge taakverdeling in de partnerlanden en in overleg
met deze landen.
Eén van de concrete voorstellen is de beperking van het aantal
sectoren waarin een EU donor (een lidstaat casu quo de Commissie)
actief kan zijn tot twee of drie per partnerland. Daarbij zou de
betreffende donor nog wel gedelegeerd indirect steun kunnen verlenen
aan meerdere sectoren, en is algemene begrotingssteun uitgesloten van
deze beperking. Eén of meerdere leidende donoren zouden voor iedere
sector kunnen worden geïdentificeerd, in nauw overleg met het
partnerland. De kennis en ervaring van een donor in een bepaalde
sector in een land of regio (meerwaarde) zou onder meer moeten
meespelen bij het bepalen van de sectoren waarin een bepaalde donor de
leiding neemt. Ook suggereert de Code dat per partnerland niet meer
dan drie lidstaten actief als donor zouden moeten optreden. Verder zou
met enige regelmaat in EU-kader gesproken moeten worden over de
regio's en landen waar de verschillende EU donoren actief zijn.
Op dit moment worden raadsconclusies voorbereid die op de voorgestelde
Gedragscode zijn gebaseerd. Er is zeker een gevoel van urgentie bij
alle betrokkenen om nu een stap voorwaarts te zetten, maar het is nog
onduidelijk in hoeverre alle lidstaten en de Commissie in voldoende
mate bereid zijn hun keuzes ten aanzien van sectoren en landen mede in
EU-kader ter discussie te stellen en hieraan gevolgen voor de
hulpinzet te verbinden. Nederland steunt de totstandkoming van een
effectieve Gedragscode, waarbij de voorstellen van de Commissie een
goed uitgangspunt vormen.
Monterrey rapportage
In 2002 - voorafgaand aan de Monterrey conferentie - hebben de EU
lidstaten een traject afgesproken om in 2015 de VN-doelstelling van
0.7% BNP voor officiële ontwikkelingshulp (ODA) collectief te
bereiken. Tevens zijn tussendoelen geformuleerd voor 2006 en 2010,
alsmede specifieke doelen voor nieuwe lidstaten.
De recente mededeling van de Commissie `De Europese beloftes houden
voor de financiering van ontwikkeling' is de vijfde rapportage over de
voortgang van dit traject. In 2006 is door de EU als geheel precies
0.42% van het BNP aan ODA uitgegeven (evenals in 2005, toen een sterke
verhoging optrad), hetgeen neerkomt op ruim 47.5 miljard euro. Aan het
streefcijfer voor 2006 wordt daarmee voldaan. De nieuwe lidstaten
hebben sinds hun toetreding hun hulpuitgaven verdubbeld tot bijna 600
miljoen euro in 2006. Ook wat betreft het beschikbaar stellen van 0.15
BNP aan Minst Ontwikkelde Landen en de focus op Afrika is de EU op de
goede weg.
Conform de afspraken kan de EU hulp in de komende jaren fors toenemen,
met 8 - 10 miljard euro per jaar. Het volgende streefcijfer ligt in
2010. Dan moeten de oude lidstaten 0.51 % van hun BNP uitgeven aan ODA
en de nieuwe lidstaten 0.17%.
Nederland is blij met het bereikte resultaat tot nu toe. In de komende
jaren moet blijken of de lidstaten in staat zijn hun ODA structureel
te verhogen. Daarbij is vooral van belang dat de lidstaten die met de
afgesproken internationale schuldverlichting hun ODA cijfers de
afgelopen jaren hebben vergroot nu kunnen overgaan op structurele
verhoging van hun hulpbudget. Nederland vraagt de lidstaten om voor de
komende jaren duidelijke tussendoelen te formuleren, zodat de
doelstelling voor 2010 via tussenstappen kan worden gehaald.
Hulp voor Handel
Bedoeling van de beoogde Raadsconclusies over Hulp voor Handel is om
een volgende stap te zetten op weg naar een gezamenlijke EU strategie,
voortbouwend op de Raadsconclusies van oktober vorig jaar. Deze
strategie zou moeten worden vastgesteld voorafgaand aan de bespreking
die over dit onderwerp in november in WTO-kader is voorzien. De
Commissie heeft daartoe in april de mededeling Towards an EU Aid for
Trade Strategy gepubliceerd. Daarin gaat zij onder meer in op de door
de EU beoogde verhoging van het hulpvolume voor Hulp voor Handel. De
Commissie bepleit een routekaart voor het behalen van de financiële
toezegging van 2 miljard euro aan handelsgerelateerde assistentie in
2010 (1 miljard euro van de Commissie, en het streven naar 1 miljard
voor de EU lidstaten). Daarnaast zou er meer duidelijkheid moeten
komen ten aanzien van het wijdere Aid for Trade concept, in het
bijzonder de ondersteuning op het gebied van opbouw van productieve
capaciteit, handelsgerelateerde infrastructuur en structurele
aanpassingskosten.
De raadsconclusies zijn op dit moment in voorbereiding. Nederland
steunt het streven naar een gezamenlijke EU Hulp voor Handel
strategie, waarbij de uitgangspunten van de verklaring van Parijs in
OESO/DAC kader centraal moeten staan (verhogen effectiviteit door
gezamenlijke programmering en complementariteit). De ontvangende
landen zullen zelf met concrete Aid for Trade-voorstellen moeten komen
(vraaggestuurd en pro-poor middels Poverty Reduction Strategies).
Verder ziet Nederland het potentiële belang van Hulp voor Handel voor
het geven van een aanvullende ontwikkelingsimpuls aan arme ACS-landen
bij de toekomstige implementatie van EPA's, in aanvulling op al
voorziene handelsgerelateerde assistentie vanuit EOF-10. Deze bijdrage
kan vooral komen van de lidstaten die de komende jaren een sterke
groei in hun ODA-budget zullen realiseren. Nederland zal haar huidige
inzet op Aid for Trade continueren en, daar waar gewenst, op basis van
vraagsturing en als onderdeel van de armoedebestrijdingstrategieën in
partnerlanden verder uitbreiden.
Overige onderwerpen
Tenslotte zal de Raad waarschijnlijk conclusies aannemen over onder
meer energiesamenwerking tussen de Europese Unie en Afrika, HIV/AIDS,
gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden, alsmede gender en
ontwikkeling. Hierover is geen discussie voorzien.
De conclusies over energiesamenwerking tussen de Europese Unie en
Afrika zijn opgesteld als voorbereiding voor de EU-Afrika top die naar
verwachting eind 2007 onder het Portugese voorzitterschap zal
plaatsvinden. Daar zullen onder de paraplu van de gezamenlijke
EU-Afrika strategie ook afspraken gemaakt worden over
energiesamenwerking. In de conclusies wordt de private sector voor het
versterken van de energiesector in Afrika cruciaal genoemd.
Het Duitse voorzitterschap presenteerde begin dit jaar een korte
notitie over actuele vraagstukken rond HIV/AIDS. De conclusies die op
basis van deze notitie zijn opgesteld besteden veel aandacht aan de
feminisering van de ziekte AIDS en leggen ook een relatie tussen
HIV/AIDS en sexuele en reproductieve gezondheid en rechten.
Met conclusies over het tekort aan gezondheidswerkers wil de Raad
aandacht vragen voor het human resources probleem in de
gezondheidszorg en de noodzaak hieraan in armoedestrategieën van
partnerlanden aandacht te besteden. De Raad onderstreept de noodzaak
voor extra EU steun om het gebrek aan gezondheidswerkers in
ontwikkelingslanden weg te werken, vooral in Afrika. Het voorkomen van
de bekende brain drain onder gezondheidswerkers vormt een grote
uitdaging, waarbij onder meer gedacht wordt aan het opstellen van een
EU code voor ethische rekrutering.
De mededeling over gender en ontwikkeling is een poging om te komen
tot een gezamenlijke EU strategie op dit gebied. Uitgangspunt is een
tweesporen beleid gericht op het mainstreamen van gender, onder meer
in armoedestrategie ën en in de politieke dialoog, en specifieke
acties gericht op het versterken van de positie van vrouwen.
Bijlage: Stand van zaken EPA-onderhandelingen per regio
West Afrika
Deze regio kent een aantal kleinere minst ontwikkelde landen naast
grotere economieën als Nigeria en Ghana. Regionale integratie in het
kader van ECOWAS (Economic Community of West African States) is
relatief ver ontwikkeld. Daarbinnen vormen acht franstalige landen in
de vorm van UEMOA (Union É conomique et Monétaire Ouest-Africain) al
een douane-unie met een gezamenlijk buitentarief.
Hoewel eerder binnen de regio geluiden waren te horen over de noodzaak
van verlenging van de onderhandelingstermijn, heeft de ministeriële
bijeenkomst van 5 februari 2007 zich unaniem uitgesproken voor
afronding van de onderhandelingen in 2007. Daartoe is de fase van
tekstonderhandelingen gestart. Ook voor deze regio vormt het
begeleidende financiële aanbod een belangrijk discussiepunt, waarbij
een regionaal EPA-fonds centraal zou moeten staan. Wat betreft de
marktopening bevinden de onderhandelingen zich nog slechts in een
openingsfase en binnen ECOWAS is er nog geen overeenstemming over een
gemeenschappelijk extern tarief noch over een lijst van gevoelige
producten. Diensten zullen een plaats krijgen in de EPA, maar er zijn
op dat punt nog geen concrete voorstellen. Op het gebied van de
handelsgerelateerde onderwerpen heeft de regio voorkeur uitgesproken
voor het geven van voorrang aan het ontwikkelen van eigen regionale
regelgeving.
De review is in maart 2007 ter beschikking gekomen. Naast het noemen
van bovengenoemde terreinen waarop beperkte vooruitgang is geboekt,
geeft het document meningsverschillen aan met betrekking tot de
invulling van de ontwikkelingsdimensie van een EPA en de behandeling
van onderwerpen als investeringen en mededinging.
Oost Afrika
Meer dan in andere ACS-regio's worden de onderhandelingen met Oost
Afrika bemoeilijkt door het bestaan van een aantal overlappende
regionale integratie initiatieven. De EU onderhandelt over een EPA met
een ad hoc samengestelde ESA-groepering (Eastern and Southern Africa)
die geen institutionele entiteit vertegenwoordigt. Leden van deze
groepering maken deel uit van een drietal al bestaande of voorziene
douane-unies: de East African Community (EAC), de Common Market for
Eastern and Southern Africa (COMESA) en de Southern African
Development Community (SADC). Het is tot nu toe, ondanks bemiddeling
van de Afrikaanse Unie, niet mogelijk gebleken hierin keuzes te maken.
Hoewel van de zijde van ESA al in 2006 een eerste concepttekst voor
een EPA werd ingediend, hebben de onderhandelingen aanzienlijke
vertraging opgelopen. De ESA voorstellen sloten niet geheel aan bij
het kader voor de EPA's en het duurde lang voordat er een inhoudelijk
antwoord was geformuleerd. Aan de kant van ESA is de betrokkenheid van
de deelnemende landen beperkt en bestaat er een aanzienlijke
belangentegenstelling tussen de meerderheid van minst ontwikkelde
landen en de landen die niet tot die categorie behoren, zoals Kenia.
Belangrijke onderwerpen in de onderhandelingen vormen het hulpaanbod,
waarbij het regionale COMESA-fonds een rol zou moeten spelen, en de
tekst over visserij. Van ESA-zijde is voorgesteld de eigen
tariefliberalisatie afhankelijk te maken van voortgang op
ontwikkelingsgebied. Hoewel onderwerpen als diensten en
Singapore-issues niet door ESA zijn uitgesloten is het nog onduidelijk
in hoeverre zij deel zullen uitmaken van een uiteindelijke EPA.
De onderhandelingen bevinden zich nu in het laatste stadium maar de
achterstand blijft groot.Tijdens een ministeriële bijeenkomst op 28
februari 2007 hebben beide partijen de intentie uitgesproken de
onderhandelingen voor het eind van 2007 af te ronden. Het gezamenlijke
review-document zal naar verwachting in mei ter beschikking komen.
Centraal Afrika
Onderhandelingen met de regio Centraal Afrika worden bemoeilijkt door
het ontbreken van een sterke regionale organisatie en de beperkte
onderhandelingscapaciteit aan Afrikaanse zijde. Vooral een land als
Kameroen, dat niet tot de categorie van de Minst Ontwikkeld Landen
behoort, heeft echter grote belangen. De besprekingen hebben tot nu
toe niet veel verder gereikt dan een moeizame discussie over extra
steun voor versterking van de aanbodscapaciteit in het kader van een
handelsakkoord. Het is de bedoeling hiertoe een regionaal fonds in het
leven te roepen. Over de verdere inhoud en reikwijdte van een EPA is
nog nauwelijks iets vastgelegd, omdat partijen verschillende visies
hebben over de structuur van een akkoord, o.a. als het gaat om de
politieke dimensie, de verhouding tot de hulpafspraken uit het Cotonou
Verdrag, handelsgerelateerde onderwerpen en bepalingen over
personenverkeer.Tijdens een ministeriële bijeenkomst op 6 februari
jongstleden hebben partijen afgesproken dat zij zullen streven naar
afronding van de onderhandelingen voor het einde van 2007. De tekst
van een gezamenlijke review van de onderhandelingen is onlangs
beschikbaar gekomen.
Zuidelijk Afrika
Onderhandelingen met de regio Zuidelijk Afrika liggen achter op schema
vanwege een aantal redenen. De configuratie van de SADC groep wordt
bemoeilijkt door grote verschillen tussen de landen onderling (MOLs,
niet-MOLs en Zuid-Afrika) en door overlappende/conflicterende
lidmaatschappen van een aantal landen in SADC, SACU (Southern African
Custums Union), COMESA en EAC. Zo bestaat er twijfel aan het nut van
deelname van Tanzania aan deze EPA-configuratie. Aan de kant van SADC
is er beperkte onderhandelingscapaciteit, waardoor de voortgang in de
onderhandelingen belemmerd wordt. Daarnaast hebben de onderhandelingen
ruim een jaar formeel stilgelegen voordat de EU in maart 2007 met een
antwoord kwam op de eerste voorstellen van SADC van maart 2006. Dit
voorstel bevatte onder meer een verzoek voor deelname van Zuid-Afrika
aan deze EPA. Dit verzoek is nu door de EU geaccepteerd. De EU wil
echter voor Zuid-Afrika -- waarmee in 1999 een Trade, Development and
Cooperation Agreement (TDCA) is afgesloten -- aparte handelsregels
blijven hanteren met het oog op de concurrentiepositie van de
Zuid-Afrikaanse economie.
Er bestaat geen overeenstemming over de aanpak op het gebied van de
ontwikkelingsfinanciering. De SADC pleit voor een significant hogere
financiële steun, vastgelegd in de EPA, ter compensatie van verliezen
in tariefopbrengsten en aanpassingskosten. De EU wijst additionele
financiële ontwikkelingssteun vastgelegd in de EPA af.
De tekst van de gezamenlijke review van de SADC-EC onderhandelingen is
in maart beschikbaar gekomen. Het document constateert dat de
belangrijkste discussiepunten bestaan uit tariefliberalisatie,
oorsprongsregels, productstandaarden en ontwikkelingssteun.
Caraïben
De Caraïbische regio heeft beduidende vooruitgang geboekt in haar
EPA-onderhandelingen met de EU. Er zijn al concrete concept-teksten en
beide partijen hebben op ministerieel niveau toegezegd de
onderhandelingen te willen afronden binnen de gestelde termijn. Dit
blijkt ook uit het onderhandelingsprogramma voor 2007. Er is echter
ook een aantal grote knelpunten die deze deadline in de weg staan.
CARIFORUM is gefragmenteerd doordat er binnen de regio vier
verschillende handelsregimes zijn (CSME, CARICOM-DR FTA, Haïti,
Bahama's). Meningsverschillen tussen CARIFORUM en de EU richten zich
vooral op tariefliberalisatie, oorsprongsregels, behandeling van
diensten en investeringen en handelsgerelateerde kwesties, met name
overheidsaanbestedingen. Wat betreft de financieringsinstrumenten voor
EPA gerelateerde assistentie (aanpassing en implementatie) geeft
CARIFORUM de voorkeur aan bindende afspraken in de EPA. Het voorstel
van de EC is om additionele handelsgerelateerde steun te verstrekken
vanuit de bestaande regelingen van het EOF. Onderhandelingen over
afspraken over de dienstensector zijn in een stroomversnelling gekomen
door een concreet aanbod van de Europese Commissie. De review van de
CARIFORUM-EC onderhandelingen is in november 2006 beschikbaar gekomen.
Stille Oceaan
Een EPA voor de regio Stille Oceaan zal een bijzondere architectuur
kennen omdat de handel tussen veel van deze eilanden en de EU zeer
gering is. Ook de onderlinge integratie is veelal beperkt; van een
regio is in feite nauwelijks sprake. Daarom is afgesproken dat een EPA
een deel met algemene bepalingen zal kennen en een bijlage over
liberalisering van de goederenhandel waaraan niet alle landen van de
regio gebonden zullen zijn.
Tijdens een ministeriële bijeenkomst op 1 maart jongstleden zijn
partijen overeengekomen een gezamenlijke road map op te stellen voor
het inhalen van de achterstand in de onderhandelingen. Hoofdonderwerp
vormt een regionale visserijovereenkomst die binnen de EPA zal worden
gebracht, waarbij de te hanteren oorsprongregels een moeilijk
discussiepunt vormen. De onderhandelingen strekken zich ook uit tot
het opnemen van afspraken over de dienstensector, inclusief het
personenverkeer.
De toegezegde review van het onderhandelingsproces zal niet voor mei
beschikbaar komen.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken