Overleg d.d. 6 december 2006
Beantwoording vragen n.a.v. Algemeen Overleg d.d. 6 december 2006
Kamerstuk, 14 mei 2007
De Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën
De Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid
De Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport
in de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Z/VV-2749939
11 mei 2007
De leden van de verschillende fracties vertegenwoordigd in uw
Commissies, hebben tijdens een Algemeen Overleg van die Commissies met
de minister van Financiën en de staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid op 6 december jl. over de grensarbeidersproblematiek
(28834, nrs. 9, 10 en 11) mij ter schriftelijke beantwoording een
viertal vragen gesteld. Het verslag van dat overleg is vastgesteld op
27 december 2006 (28834, nr. 12).
Ik bericht u het volgende.
1. Gevolgen invoering Zvw voor het inkomen van dubbelgepensioneerden
De eerste vraag betreft een verzoek om inzicht in de gevolgen van de
invoering van de Zvw voor het inkomen van dubbelgepensioneerde
grensarbeiders, met daaraan gekoppeld een vraag om extra compenserende
maatregelen voor deze categorie.
Ik merk hierover het volgende op.
Op grond van de Europese sociale zekerheidsverordening (Verordening
(EEG) nr. 1408/71) is op rechthebbenden op een pensioen in beginsel de
wetgeving van het woonland van toepassing. Als zij naast een pensioen
uit het voormalige werkland ook een pensioen uit het woonland hebben,
krijgen zij verstrekkingen ten laste van dat woonland, als zij ook
verzekerd zijn ingevolge de sociale zekerheidswetgeving van het
woonland. Zijn zij niet verzekerd in het woonland, maar zouden zij
verzekerd zijn ingevolge de wetgeving van het voormalige werkland als
zij daar zouden wonen, dan hebben zij recht op zorg in het woonland,
ten laste van het voormalige werkland.
Dat laatste was, vóór de invoering van de Zvw, het geval ten aanzien
van dubbelgepensioneerde grensarbeiders, indien zij niet verzekerd
waren ingevolge de Ziekenfondswet. Dat kwam, omdat, anders dan in
(bijna) heel Europa, deze sociale ziektekostenverzekering niet op de
hele bevolking van toepassing was. Omdat zij recht hadden op zorg ten
laste van Duitsland of België, betaalden zij ook daar de premies. Deze
zijn aanzienlijk lager dan de Nederlandse, niet alleen omdat het
premiepercentage voor gepensioneerden heel laag ligt, maar ook omdat
men uitsluitend premie betaalt over het Belgische of het Duitse
pensioen (en dus niet over het Nederlandse) en men geen AWBZ-premie
betaalt.
Met de inwerkingtreding van de Zvw heeft Nederland een stelsel dat in
Europees opzicht gebruikelijk is (van toepassing op iedereen) en is
dus de hoofdregel van de Verordening gaan gelden: men werd volledig
Nederlands verzekerd. Gevolg was dat de voorheen
niet-ziekenfondsverzekerde dubbelgepensioneerden wat betreft hun
netto-inkomen, in een zelfde positie kwamen te verkeren als de
dubbelgepensioneerden die voorheen ziekenfondsverzekerd waren en
daarmee in eenzelfde positie als alle andere ingezetenen van
Nederland. Hun aanspraken zijn niet gewijzigd. Men ging voor hetzelfde
verstrekkingenpakket de Nederlandse premies betalen. Ingevolge de
Nederlandse wetgeving betaalt men, naast de nominale Zvw-premie, ook
een inkomensafhankelijke Zvw-premie over het wereldinkomen, dus zowel
over het Nederlandse, als over het buitenlandse pensioen. De
AWBZ-premie over het wereldinkomen kwam daar ook bij.
Dat betekende een aanzienlijke inkomensachteruitgang, groter dan die
zich heeft voorgedaan voor andere groepen die ook aanzienlijk hebben
ingeleverd (bijvoorbeeld mensen met een dienstverband van enkele uren
met inkomen uit dienstverband en ander niet verzekeringsplichtig
inkomen) en die vergelijkbaar is met de inkomensgevolgen voor voorheen
niet-ziekenfondsverzekerde rechthebbenden op een Nederlands pensioen
die in een EU-lidstaat of een verdragsland wonen. Voor de eerste
categorie is, naast de algemene compenserende maatregelen
(zorgtoeslag, fiscale aanpassingen) niets extra's gedaan; voor de
tweede categorie is naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak een
systeem van woonlandfactoren ingevoerd, waarbij de verschuldigde
premie in verhouding is gebracht met de gemiddelde kosten van zorg in
het woonland.
Het is voor de betrokkenen heel vervelend dat men qua koopkracht heeft
moeten inleveren, maar feit blijft dat betrokkenen in het verleden een
financieel bevoorrechte positie hebben gehad, terwijl bovendien één
van de doelstellingen van de stelselwijzigingen nu juist is geweest
aan dat soort, uit oogpunt van onderlinge solidariteit
ongerechtvaardigde, voordelen een einde te maken. Compenseren van dit
beoogde effect zou daarom strijden met die beoogde doelstelling van de
stelselwijziging en zou bovendien ook een roep om extra compenserende
maatregelen kunnen veroorzaken van andere categorieën financieel
benadeelde personen. Daarom ben ik niet voornemens deze categorie
grensarbeiders anders financieel te compenseren dan is gebeurd voor de
rest van de bevolking.
2. Gevolgen arrest Nikula op de positie van dubbelgepensioneerden
De tweede vraag betreft de gevolgen van het arrest Nikula op de
positie van in Nederland wonende, dubbelgepensioneerde grensarbeiders.
Ik ben van mening dat de uitspraak geen gevolgen heeft voor de
premiebetaling van deze categorie voormalige grensarbeiders.
Ter toelichting op mijn standpunt merk ik het volgende op.
Arrest
Op 18 juli 2006 heeft het Hof uitspraak gedaan in de zaak Nikula. De
zaak betrof een persoon die met een Zweeds pensioen en een Fins
pensioen in Finland woonde.
De rechtsvraag in deze zaak was of artikel 33, eerste lid, van de
Europese sociale zekerheidsverordening (hierna: de Verordening) eraan
in de weg staat dat wanneer op grond van artikel 27 van de Verordening
het recht op zorg volledig ten laste komt van het woonland, niet
alleen premie wordt geheven over in het woonland ontvangen pensioenen,
maar ook over uit een andere lidstaat ontvangen pensioenen, op
voorwaarde dat de bijdrage of premie voor de ziektekostenverzekering
niet hoger is dan het bedrag van het in het land van de woonplaats
ontvangen pensioen.
Finland stelde zich in deze zaak, anders dan Nederland in de zaak
Johann (C-66/05), op het standpunt de premie te beperken tot het
bedrag dat het aan pensioen uitkeert. Het Hof heeft uitgesproken dat
artikel 33 zich, in de in de vraagstelling genoemde omstandigheden,
tegen premieheffing over buitenlandse pensioenen niet verzet, "voor
zover de bijdrage of premie voor de ziektekostenverzekering niet hoger
is dan het bedrag van het in het land van de woonplaats ontvangen
pensioen". Ik ga er vanuit dat het Hof heeft bedoeld zich met de
aangehaalde toevoeging te beperken tot de exacte vraagstelling. Over
de uitspraak van het Hof merk ik verder nog op, dat de beperking die
het Hof in Nikula aanbrengt met betrekking tot de inhouding, in
Nederland zou betekenen dat het totale bedrag dat aan
ziektekostenpremie wordt geheven van betrokkenen (inkomensafhankelijke
AWBZ-premie, nominale Zvw-premie en inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage)
niet hoger mag zijn dan het bedrag dat Nederland aan pensioen
uitkeert. Dat leidt tot ongelijke behandeling met alle andere
Nederlandse verzekerden, bij wie een dergelijke maximering niet wordt
aangebracht.
Ter illustratie: wanneer een pensioengerechtigde 95% van zijn
pensioeninkomsten uit een andere lidstaat ontvangt en slechts 5% aan
Nederlandse AOW, dan zou deze persoon 100% gezondheidszorg krijgen
tegen een ziektekostenpremie die is gebaseerd op 5% van zijn inkomen.
Het andere pensioenbetalende land mag namelijk geen premie heffen bij
betrokkene omdat de kosten van de zorg ten laste van Nederland komen.
Nederlandse verzekerden die geen buitenlandse pensioeninkomsten
hebben, betalen daarentegen wel op basis van 100% van hun inkomen
ziektekostenpremie. Dat zou ertoe leiden dat Nederlandse verzekerden
zonder buitenlandse pensioeninkomsten de kosten subsidiëren die de
overheid maakt voor gepensioneerden die pensioeninkomsten uit andere
lidstaten ontvangen.
Toepassing binnen Nederland
Met betrekking tot de situatie van personen die in Nederland wonen en
zowel een pensioen uit Nederland als een pensioen uit een andere
lidstaat ontvangen, stel ik mij op het standpunt dat primair artikel
13, tweede lid, onder f, van de Verordening van toepassing is op grond
waarvan in dit geval de Nederlandse wettelijke regeling op betrokkenen
van toepassing is. Ik kom dan aan de toepassing van de artikelen 27 en
33 van de Verordening niet meer toe. Ook de Belastingdienst heeft zich
in een nog lopende procedure over dit onderwerp inmiddels op hetzelfde
standpunt gesteld.
In dit verband wijs ik erop dat artikel 27 oorspronkelijk geschreven
was voor het geval er twee wetgevingen van toepassing zouden zijn.
Vóór de invoering van artikel 13, 2, f, van de Verordening kon dat het
geval zijn ten aanzien van rechthebbenden op een pensioen. Titel II
van de Verordening kende destijds geen regels voor de aanwijzing van
de toepasselijke wetgeving voor deze categorie. Artikel 27 voorkomt in
die optiek dubbele verzekering en artikel 33 in het verlengde daarvan,
dubbele premiebetaling.
Het Hof zich nog nooit uitgesproken over de verhouding tussen beide
artikelen. Naar mijn mening wordt met artikel 27, in het licht van
artikel 13, 2, f, van de Verordening, alleen nog maar het uitgangspunt
bevestigd dat men in beginsel recht heeft op verstrekkingen volgens de
regelgeving van het woonland.
In dat licht heeft artikel 33 alleen zin voor gevallen waarin het
dragen van de zorgkosten wèl uitsluitend aan de orde is vanwege de in
artikel 33, eerste lid bedoelde situaties, namelijk indien er louter
sprake is van een verdragsrecht, zonder daadwerkelijke verzekering.
Dat is het geval als de wetgeving van het woonland weliswaar is
aangewezen, maar dat niet tot verzekering leidt omdat niet is voldaan
aan de nationale aansluitingsvoorwaarden (artikel 28 van de
Verordening) of omdat de wetgeving van het woonland weliswaar voorziet
in een recht op verstrekkingen maar het woonland geen pensioen betaalt
(artikel 28bis van de Verordening). In die gevallen komen de
zorgkosten ten laste van het andere pensioenbetalende land. In die
situaties zou dat andere land, zonder een bepaling als artikel 33,
geen mogelijkheid hebben om een bijdrage van de rechthebbenden te
heffen (titel II van de Verordening wijst immers de wetgeving van het
woonland aan). Een "vangnetbepaling" à la artikel 33 is dan nodig om
een dergelijk ongewenst gevolg te voorkomen.
Gelet op het voorgaande acht ik Nederland in de hier geschetste
situatie dan ook bevoegd bij de in Nederland wonende
dubbelgepensioneerden premie te innen over het wereldinkomen, met
toepassing van de nationale wetgeving en zonder dat de hoogte van de
premie wordt beperkt tot pensioenbedragen die in Nederland worden
betaald.
Daarenboven ben ik van mening dat de rechtsvraag in Nikula ging over
de wijze van berekening van de bijdrage, die een persoon op grond van
artikel 33 van de Verordening verschuldigd is, als de toepasselijke
wetgeving het bedrag van de verschuldigde bijdrage beperkt tot
pensioenen die in het woonland worden uitgekeerd.
Het Hof heeft zich niet uitgesproken over de vraag of artikel 33 zich
ertegen verzet, dat een lidstaat premie inhoudt over het wereldinkomen
als de toepasselijke wettelijke regeling (zoals de Nederlandse) het
bedrag daarvan niet beperkt tot pensioenen die in het woonland worden
uitgekeerd.
Deze vraag lag wel voor in de infractieprocedure die door de Europese
Commissie tegen Nederland was aangespannen in de zaak Johann. Deze
infractieprocedure is echter door de Commissie ingetrokken nadat het
Hof in Nikula had uitsproken dat het heffen over wereldinkomen
Europeesrechtelijk in orde was. Nu het Hof niet de kans heeft gekregen
zich uit te spreken tegen de Nederlandse handelwijze, vind ik dit een
argument te meer voor mijn stelling dat Nederland zonder beperkingen
kan doorgaan met inhouding van de bijdrage over het wereldinkomen op
basis van de nationale wetgeving.
In dit verband wil ik er nog op wijzen, dat de gemoderniseerde
Verordening nr. 883/04 uitdrukkelijk toestaat dat buitenlandse
inkomsten op dezelfde wijze aan premieheffing worden onderworpen als
binnenlandse inkomsten. De toepassing van deze nieuwe Verordening
wacht momenteel nog op de afronding van de daarbij horende
toepassingsverordening (naar verwachting 2009). Het arrest Nikula
betreft dus een tijdelijke situatie. Zodra de nieuwe Verordening
toegepast wordt, is er geen enkele rechtsgrond meer om binnen of
buiten Nederland de heffing van de ziektekostenpremie te beperken tot
het door Nederland uitgekeerde pensioen.
3. De positie van WAO-ers
De derde vraag betreft de positie van WAO-ers. WAO-ers zijn eveneens
gepensioneerden in de zin van de Verordening. In tegenstelling tot de
AOW was de WAO per definitie rechtsgrond voor verplichte verzekering
ingevolge de Ziekenfondswet en verkeerden WAO-ers al sinds jaar en dag
in de positie waarin door de inwerkingtreding van de
Zorgverzekeringswet ook de voorheen niet-ziekenfondsverzekerde AOW-ers
per 1 januari 2006 kwamen te verkeren. Dat wil zeggen dat zij volgens
de hoofdregel van de Verordening recht hadden (en hebben) op
verstrekkingen ingevolge de wetgeving van het woonland, uitsluitend
ten laste van het woonland en tegen een premie die berekend werd op
basis van de nationale wetgeving.
Voor zover WAO-ers door het verkrijgen van een WAO-uitkering
Nederlands verzekerd en premieplichtig werden (en dan ook met een
inkomensachteruitgang konden worden geconfronteerd als zij daarvóór
uitsluitend een buitenlands pensioen hadden, ten laste van het
buitenland in Nederland recht hadden op verstrekkingen en volgens de
buitenlandse regelgeving premie betaalden), heeft deze groep voor
zover mij bekend nooit aangedrongen op inkomenscompenserende
maatregelen.
Indien u met deze vraag bedoelde te vragen of deze categorie als in
het buitenland wonende verdragsgerechtigden ten laste van Nederland,
ook in aanmerking komt voor de heffingskorting als zij in Nederland
premie verschuldigd zijn, merk ik het volgende op.
In het buitenland wonende personen met recht op een WAO-uitkering die
op grond van artikel 69 van de Zorgverzekeringswet een bijdrage
verschuldigd zijn, komen in aanmerking voor het AWBZ-deel van de
heffingskorting. Met de invoering van de Zvw is ook voor deze
categorie van personen niet bedoeld een wijziging aan te brengen in
hun positie met betrekking tot de gevolgen van de heffingskortingen.
Deze mensen behouden het AWBZ-deel van de heffingskorting niet meer op
grond van de Wet inkomstenbelasting 2001, maar op grond van de Zvw
juncto artikel 6.3.1., tweede lid van de Regeling Zorgverzekering.
4. Verplichte verzekering bij CZ?
Tenslotte is gevraagd of het juist is dat grensarbeiders verplicht
zijn zich te verzekeren bij CZ. Dit, naar aanleiding van klachten die
aan de Commissieleden ter kennis zijn gebracht.
Ik merk hierover het volgende op.
Buiten Nederland wonende grensarbeiders die in Nederland werken,
vallen onder de Nederlandse wetgeving en zijn als gevolg daarvan
verzekeringsplichtig ingevolge de Zvw.
Zij kunnen zich onder dezelfde voorwaarden als in Nederland wonende
verzekeringsplichtigen verzekeren bij een verzekeraar naar keuze.
In Nederland wonende, maar buiten Nederland werkende grensarbeiders,
vallen onder de wetgeving van het werkland, en zijn verzekerd
ingevolge de wetgeving van hun werkland. Op grond van de Verordening
hebben zij aanspraak op verstrekkingen die hen door "het orgaan van de
woonplaats" (in de zin van de Verordening) worden verleend in de
omvang en volgens de voorwaarden van de Nederlandse sociale
ziektekostenverzekeringswetgeving (AWBZ en Zvw). Als gevolg van de
inwerkingtreding van de Zvw biedt in Nederland een veelheid van
verzekeraars een veelheid van verzekeringspolissen aan. In het
internationale sociale zekerheidsverkeer is dit niet werkbaar omdat de
buitenlandse partners (overheden of verzekeringsinstellingen) van te
voren precies willen weten welke aanspraken hun in Nederland wonende
verzekerden hebben en wat zij daarvoor aan Nederland moeten betalen.
Daarom is gekozen voor het aanwijzen van één orgaan van de woonplaats.
De betrokkenen hebben recht op de in de Zvw voorziene zorgvormen, in
natura, en zonder eigen risico, zoals daaraan door die aangewezen
zorgverzekeraar vorm is gegeven in het kader van de functiegerichte
aansprakenomschrijving van de Nederlandse wetgeving. Dat is
geformaliseerd in een nieuwe verordening, die, met terugwerkende
kracht tot en met
1 januari 2006, onlangs in werking is getreden. Uit het oogpunt van
transparantie is het aanwijzen van het orgaan van de woonplaats
gebeurd op basis van een aanbestedingsprocedure. Als orgaan van de
woonplaats heb ik CZ aangewezen. Er is een overeenkomst afgesloten
voor drie jaar, met een optie de overeenkomst na het derde
contractjaar nog twee keer met een periode van een jaar te verlengen.
De Stichting Grensarbeid heeft mij enige tijd geleden al van haar
klachten betreffende de dienstverlening door CZ in kennis gesteld. Ik
heb deze klachten met brief van 22 november 2006 aan CZ voorgelegd.
Met brief van 7 december 2006 heeft CZ hierop gereageerd. Uit de brief
blijkt dat CZ met aanloopproblemen heeft gekampt. Een deel van de
problemen is veroorzaakt doordat bestanden van ziekenfondsen (die
voorheen als orgaan van de woonplaats fungeerden) veelal onjuist,
onvolledig en/of niet tijdig zijn overgedragen aan CZ. De telefonische
bereikbaarheid is sinds april van het vorige jaar weer op niveau. Ook
waren er klachten dat CZ aan een substantiële groep van
verdragsgerechtigden een minimum aanvullende verzekering zou hebben
aangeboden. CZ heeft hen echter standaard een aanbod gedaan voor een
minimum aanvullende verzekering. Deze kon met terugwerkende kracht
gewijzigd of geannuleerd worden, waarbij een langere wijzigings- of
opzegtermijn dan gebruikelijk gehanteerd is. Ik ben, na lezing van de
reactie van CZ, tot de slotsom gekomen, dat CZ de aanloopproblemen
adequaat heeft opgelost en ook overigens zijn taken naar behoren
vervult. In het kader van een tussentijdse evaluatie naar de
uitvoering van de functie van orgaan van de woonplaats, wordt CZ
binnenkort door ambtenaren van mijn ministerie en van het CVZ bezocht.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport