Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 2060712930 Doorkiesnummer Ons kenmerk W&B/B&K/2007/15378 Datum 15 mei 2007 Onderwerp Kamervragen van de leden Karabulut en Leijten

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden Karabulut en Leijten (SP) over onvoldoende hulp voor jongeren met schulden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(ing. A. Aboutaleb)

Bijlage(n):
Antwoorden op kamervragen 2060712930

Ons kenmerk W&B/B&K/2007/15378

2060712930
Vragen van de leden Karabulut en Leijten (beiden SP) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Financiën over onvoldoende hulp voor jongeren met schulden. (Ingezonden 20 april 2007)
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat de problemen voor jongeren niet worden opgelost als de wachtlijsten in de schuldhulpverlening worden weggewerkt?1

Vraag 2
Deelt u de constatering van de Stichting Streetcornerwork dat jongeren en jongvolwassenen in achterstandsituaties niet of nauwelijks gebruik maken van het aanbod van de schuldhulpbureaus omdat de jongeren niet voldoen aan de voorwaarden? Zo ja, heeft u zicht op aantallen en welke oplossingen ziet u? Zo neen, waarom niet?

Antwoord op vraag 1 en 2.
Ik vind het een zorgelijke ontwikkeling dat de schuldenproblematiek vergroent. Het hebben van schulden is een belangrijke participatiebelemmerende factor. Het terugdringen van schulden bij jongeren is dan ook iets waar ik samen met gemeenten en andere schuldhulpverlenende instanties werk van wil maken. In mijn optiek wordt de schuldenproblematiek bij jongeren vooral veroorzaakt door een (nog) onvoldoende ontwikkeld financieel bewustzijn. Een belangrijke oplossing is dan het vergroten van het financieel bewustzijn. Om het financieel bewustzijn van jongeren te vergroten, heb ik onlangs een meerjarige financiële campagne gelanceerd (www.hoediepkanjegaan.nl en www.blijfpositief.nl). De bedoeling van de campagne is om mensen wakker te schudden en weerbaar te maken tegen financiële verleidingen. Voor meer informatie over deze campagne verwijs ik naar de antwoorden op de kamervragen die u hierover heeft gesteld (2060712400). Los van de campagne stelt het kabinet in de periode tot en met 2009 extra middelen beschikbaar aan gemeenten ten behoeve van schuldhulpverlening (amendement Noorman-den Uyl). Uit signalen die ik ontvang, maak ik op dat gemeenten de middelen van 2006 onder meer benutten voor preventieve maatregelen, zoals budgetcursussen op scholen. Op het gebied van voorlichting voor jongeren financiert het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook projecten van het Nibud om jongeren bewust te maken van de gevaren van het lenen van geld of het kopen op krediet. Daarnaast bestaat CentiQ, platform voor bewust omgaan met geld, waartoe het Ministerie van Financiën het initiatief heeft genomen. CentiQ is een samenwerkingsverband van partijen in de financiële sector, de overheid, voorlichting- en consumentenorganisaties en de wetenschap. Binnen het platform werken partijen samen die te maken hebben met financiële beslissingen van de Nederlandse consument. Doel van dit platform is de financiële kennis en vaardigheden van de consument te verbeteren en een


1 "Help jeugd met schulden", de Volkskrant, 17 april 2007


---

Ons kenmerk W&B/B&K/2007/15378

actieve houding te stimuleren. Dit moet ertoe leiden dat de consument zelf goed geïnformeerde en bewuste financiële keuzes kan maken. Binnen het platform is een projectgroep onderwijs actief. Het doel van deze projectgroep is het faciliteren van partijen die lesmateriaal gericht op financieel inzicht ontwikkelen zowel voor wat betreft de kwaliteit als voor wat betreft de bekendheid van dit materiaal in de onderwijssectoren (zie tevens Kamerstukken II 2006-2007, 29.507, nr 37).

Het schuldenprobleem onder jongeren kan niet alleen worden opgelost met preventieve maatregelen. Uit verhalen uit het land blijkt dat het lastig is om de schulden van jongeren te saneren. Een belangrijk knelpunt daarbij is dat jongeren niet beschikken over aflossingscapaciteit vanwege een te laag of het ontbreken van een inkomen. In de bestuurlijke conferentie `schulden hebben actie nodig' in december 2006 bleek dat er onder meer behoefte bestaat aan kennis omtrent wat wel en wat niet werkt bij de aanpak van schulden bij jongeren. Ik heb afgesproken dat ik samen met de VNG best practices op het terrein van schulden en jongeren inventariseer én nadenk over op welke wijze deze ervaringen het beste gedeeld kunnen worden. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de resultaten van het project jongeren en schulden dat in het kader van het innovatieprogramma WWB is uitgevoerd en het platform jongeren en schulden dat daaruit is ontstaan. Daarenboven verken ik -in dialoog met relevante partijen- of en welke aanvullende maatregelen nodig zijn en op welke wijze het kabinet gemeenten en andere schuldhulpverlenende instanties daarbij behulpzaam kan zijn.

Ik beschik niet over informatie over aantallen jongeren die geen gebruik maken van een hulpaanbod, omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden.

Vraag 3
Wat is uw mening over het stagneren van schuldhulpverleningstrajecten omdat er vrijwel geen betalingsregeling mogelijk is met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)?

Vraag 4
Bent u bereid maatregelen te treffen die er voor zorgen dat mensen met schulden gemakkelijker een betalingsregeling kunnen aangaan met het CJIB, zodat het schuldbedrag niet blijft oplopen en de schuldsanering kan starten? Zo ja, welke en wanneer? Zo neen, waarom niet?

Antwoord op de vragen 3 en 4
Het CJIB heeft de wettelijke plicht om de door de strafrechter opgelegde geldelijke sancties volledig te innen. In verband daarmee heeft het CJIB bij minnelijke schuldregelingen beperkte wettelijke mogelijkheden voor het treffen van betalingsregelingen. Een belangrijk wettelijk knelpunt in het kader van de (gemiddeld 36 maanden durende) schuldregelingstrajecten vormt de maximale termijn van 27 maanden voor het treffen van betalingsregelingen. Teneinde het CJIB in staat te stellen om een minnelijke
---

Ons kenmerk W&B/B&K/2007/15378

schuldregeling een kans te geven, heeft de Minister van Justitie voorgesteld om de maximumtermijn van 27 maanden uit artikel 561, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) aan te passen. Die aanpassing biedt het CJIB de gelegenheid voor de volle duur van de minnelijke schuldregeling mee te doen zonder het beletsel van de verjaringstermijn uit WvSv. Deze wijziging is opgenomen in het wetsvoorstel herziening van de schuldsaneringsregeling (Kamerstukken II, nr. 29942) , dat vermoedelijk voor de zomer door de Eerste Kamer zal worden behandeld. Een binnenkort tussen het CJIB en de Nederlandse Vereniging Voor Volkskrediet (NVVK) te sluiten convenant geeft uitvoering aan deze regeling. Het convenant is gericht op het treffen van minnelijke schuldregelingen ten behoeve van personen tegen wie het CJIB vorderingen heeft openstaan en die zich in een problematische schuldsituatie bevinden.

Vraag 5
Deelt u de mening van de Stichting Streetcornerwork dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij de manier waarop banken en bedrijven onderzoeken of de jongeren aan hun betalingsverplichting kunnen voldoen? Zo ja, waarom en welke maatregelen gaat u treffen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord op vraag 5
Kredietverstrekkers en bedrijven die producten leveren op afbetaling zijn op basis van de Wet op het financieel toezicht (Wft) verplicht de kredietwaardigheidstoets toe te passen. De AFM houdt toezicht op de naleving van deze verplichting. Zoals de voormalig minister van Financiën in zijn brief van 12 januari 2007, 29942, nr. 37 heeft gemeld, heeft de AFM afspraken gemaakt met de branche over een strakkere invulling van de kredietwaardigheidstoets. Er is niet gebleken dat de kredietwaardigheidstoets specifiek bij jongeren tekort schiet. Het kan voorkomen dat bepaalde jongeren op andere wijze toch te hoge betalingsverplichtingen op zich nemen. In het artikel uit de Volkskrant wordt onder meer verwezen naar roodstand en telefoonabonnementen. Ten aanzien van roodstand en andere kredieten met een looptijd korter dan drie maanden wordt momenteel bezien of regelgeving gewenst is. Dit is onder andere aandachtspunt in de evaluatie van de kredietregels in 2007 (zie ook de brief van 12 januari 2007). Telefoonabonnementen zijn in beginsel geen financiële producten waarop de Wft van toepassing is, tenzij er een kredietelement in aanwezig is.

Vraag 6
Deelt u de mening van de Stichting Streetcornerwork dat nauwe samenwerking met andere instanties die werken met jongeren met hoge schulden, essentieel is om de totale route van schuldhulpverlening succesvol af te ronden? Zo ja, kunt u dat toelichten en in hoeverre is er nu al sprake van deze nauwe samenwerking? Zo neen, waarom niet?

Antwoord op vraag 6

---

Ons kenmerk W&B/B&K/2007/15378

Ja, samenwerking is essentieel om de schuldenproblematiek het hoofd te kunnen bieden. Vanuit dit uitgangspunt heeft mijn voorganger het initiatief genomen om alle relevante spelers op het terrein van schuldhulpverlening bij elkaar te brengen. In 2006 hebben twee bestuurlijke conferenties plaatsgevonden met onder meer vertegenwoordigers van departementen, gemeenten, kredietbanken, woningcorporaties, energiebedrijven, zorgverzekeraars en kredietverstrekkers. Dit heeft al veel in gang gezet. Zo heeft een aantal van de aanwezige partijen onder meer een intentieverklaring ondertekend om op dit terrein intensiever met elkaar te gaan samenwerken2. Voor de overige opbrengsten van de bestuurlijke conferenties verwijs ik kortheidshalve naar mijn brief van 26 maart 2007 (Kamerstukken II 2006-2007, 24515, nr. 100). In de conferentie van december 2006 hebben partijen met elkaar afgesproken om medio dit jaar opnieuw bij elkaar te komen om vast te stellen dat alle afgesproken acties zijn opgepakt, de resultaten met elkaar te delen en te bepalen welke vervolgacties nodig zijn.

Vraag 7
Wat is uw oordeel over het opzetten van jongerenschuldhulpbureaus, waar diverse instanties op een constructieve manier kunnen samenwerken aan de route die een jongeren moet doorlopen om weer succesvol mee te draaien in de maatschappij?

Antwoord op vraag 7
Het kabinet vind het erg belangrijk dat gemeenten -vanuit hun regierol- een actief schuldhulpverleningsbeleid voeren, óók voor jongeren met schulden. Omdat de problematiek zich vaak niet beperkt tot alleen schulden is het goed dat de aangeboden hulp een integraal karakter heeft. De wijze waarop een gemeente dit inricht, is aan gemeenten.

2 De ondertekenaars zijn: de VNG, Divosa, Energiened, Zorgverzekeraars Nederland, Aedes en de Ministeries van VROM en SZW.

---