Regie stimuleren productie groene stroom onvoldoende
15.05.2007 / 17:28 / Rubriek: Binnenland / Organisatie: De algemene rekenkamer
De algemene rekenkamer
Oversubsidiëring van producenten windenergie
Onvoldoende regie bij stimulering productie groene stroom
De minister van Economische Zaken (EZ) heeft zich met de subsidieregeling 'Milieukwaliteit
Elektriciteitsproductie'(MEP) vooral gericht op het behalen van het met de EU afgesproken
beleidsdoel dat 9% van de in Nederland verbruikte elektriciteit in 2010 duurzaam moet
zijn opgewekt. Er is onvoldoende rekening gehouden met de samenhang van de MEP-regeling
met ándere beleidsdoelen op het gebied van duurzaamheid, zoals luchtkwaliteit en
CO2-reductie. Ook de doelmatigheid en het financieel beheer van de MEP-regeling hebben te
weinig aandacht gekregen. Dit staat in het rapport Subsidieregeling 'Milieukwaliteit
Elektriciteitsproductie'(MEP) dat de Algemene Rekenkamer vandaag publiceert. Uit het
onderzoek, dat op verzoek van de Tweede Kamer is uitgevoerd, blijkt verder dat het niet
zeker is of het beleidsdoel voor 2010 wordt gehaald.
De subsidieregeling MEP is bedoeld om de opwekking van groene stroom te stimuleren. Groene
stroom is elektriciteit die duurzaam is opgewekt (door middel van biomassaverbranding,
zonne-energie, wind- of waterkracht). Energieproducenten die dergelijke stroom leveren
kunnen op grond van de MEP-regeling subsidie krijgen. De regeling is in juli 2003
ingesteld en in augustus 2006 door de minister van EZ stopgezet voor nieuwe aanvragen.
Als reden voor het stopzetten van de subsidieregeling heeft de minister aangevoerd dat
het beleidsdoel voor 2010 (9% van de binnenlandse elektriciteitsproductie duurzaam
opgewekt) ook bereikt kan worden zonder nieuwe subsidieverstrekkingen. In de periode
2003-2006 is voor 1.456 miljoen euro aan MEP-subsidie uitgekeerd. Van de subsidies is 46%
naar biomassa gegaan, 33% naar windenergie. De financiele verplichtingen van de
MEP-subsidie lopen tot 2016.
MEP-regeling niet consistent met andere doelen energiebeleid
De inzet van de MEP-subsidie is niet altijd consistent met andere beleidsdoelen van het
energiebeleid te weten een betrouwbare, schone en betaalbare energievoorziening. Zo is in
de opzet van de MEP-regeling gerekend met een duurzame elektriciteitsproductie die
grotendeels tot stand komt door verbranding van biomassa. Het is echter ongewis of er de
komende jaren wel voldoende biomassa beschikbaar is, hetgeen niet bijdraagt aan een
betrouwbare energievoorziening. Nederland importeert bovendien veel biomassa, terwijl een
van de doelen van de MEP-regeling is om het nationaal potentieel van biomassa te benutten.
Verder is een elektriciteitsproductie die hoofdzakelijk tot stand komt door verbranding
van biomassa niet altijd schoon. Bij sommige soorten biomassa (bijvoorbeeld palmolie) kan
de CO2-uitstoot over de gehele productieketen net zo groot als bij het gebruik van
fossiele brandstoffen. Ook is de MEP-regeling in sommige gevallen de praktijk strijdig
met het uitgangspunt van betaalbaarheid. Gebleken is namelijk dat de aan
energieproducenten verstrekte MEP-subsidies soms te hoog zijn geweest. Met name aan
producenten van windenergie is in de periode 2003-2006 méér betaald dan
nodig was om de startinvesteringen te compenseren. Deze oversubsidiëring had
voorkomen kunnen worden door de subsidiehoogte te koppelen aan de werkelijke
elektriciteitsprijzen. Nu was de subsidiehoogte gekoppeld een conservatieve inschatting
van de elektriciteitsprijs, die voor tien jaar was vastgezet.
Gebrek aan regie vanuit Ministerie van EZ
Om de investeerders in duurzame elektriciteit zekerheid te bieden werd de MEP-regeling
oorspronkelijk buiten de EZ-begroting om gefinancierd. Hierdoor werd de MEP-regeling
volgens de minister beter beschermd tegen bezuinigingsrondes. Er was geen budgettair
plafond en het aantal bedrijven dat gebruik kon maken van de regeling was niet begrensd.
De regeling werd door deze opzet financieel onbeheersbaar. Zowel de rechtmatige
uitvoering als het financieel beheer hebben gelden onder deze opzet van de MEP-regeling.
Dit werd pas goed duidelijk toen in 2005 en 2006 werd besloten de MEP-regeling alsnog
geheel uit de begroting te financieren.
Behalen EU-doelstelling onzeker
Het is niet zeker dat het beleidsdoel van 9% duurzame elektriciteitsproductie voor 2010
zal worden bereikt. Dat komt vooral doordat onduidelijk is hoeveel elektriciteit door
middel van biomassaverbranding kan worden opgewekt. Het Ministerie van EZ schat in dat
bijna de helft van de in 2010 opgewekte groene stroom tot stand zal komen door
biomassaverbranding. Maar dit aandeel zou in praktijk lager kunnen uitkomen als in de
toekomst bepaalde soorten biomassa (zoals palmolie) niet meer voor het opwekken van
groene stroom mogen worden ingezet. Bovendien kunnen producenten van biomassastroom die
MEP-subsidie krijgen het stoken van biomassa zonder sancties verminderen of stopzetten,
als bijvoorbeeld de prijzen van biomassa stijgen.
Reactie van de minister van EZ
De minister van EZ heeft in reactie op het rapport laten weten dat zij de conclusies van
de Algemene Rekenkamer zal betrekken bij de uitwerking van een nieuwe MEP-regeling. Zo
zal zij bij het opstellen van een nieuwe MEP-regeling de subsidiehoogte koppelen aan de
werkelijke elektriciteitsprijs.