Radboud Universiteit Nijmegen
Strijdend en lijdend op weg naar de wereldbekering
Radicale katholieken waren het, de `Vrouwen van Bethanië' en de
`Vrouwen van Nazareth'. De leden van deze katholieke vrouwenbewegingen
uit het interbellum, beide geleid door de vermaarde taalkundige
Jacques van Ginneken, waren fervent in hun geloofsbeleving en
daadkrachtig in hun bekeringsijver. Dat strookt niet met het bestaande
beeld. Historica Marjet Derks beschrijft de bewegingen in haar
proefschrift Heilig Moeten. Derks: 'De katholieke zuil was veel
verdeelder dan ze wel wordt voorgesteld.'
Schilderij van Theo Meyer, in 1994 gemaakt voor de Vrouwen van
Bethanië/ Foto Gerard Verschooten Het overheersende beeld van het
katholicisme in de jaren twintig en dertig is dat van het Rijke Roomse
leven, gesloten, knus en veilig, de katholieke zuil als een eenheid.
Toch waren er wel degelijk ook kritisch-katholieken in het
interbellum, vertelt historica Marjet Derks. Je had mensen die de
katholieke zuil te veel in zichzelf gekeerd vonden en die open stonden
voor de moderniteit. En er waren gelovigen die meenden dat de
religieuze verdieping van katholieken sterk te wensen overliet - en
dat bovendien meer mensen zich tot het katholicisme zouden moeten
bekeren.
Studies naar het religieuze leven in deze periode wekken echter de
indruk dat het religieus-kritische geluid vooral bij geluid bleef:
vooral jonge mannen praatten erover, schreven pamfletten en richtten
provocerende tijdschriften op, maar verder gebeurde er niet zo veel.
Derks: 'Mijn studie laat zien dat er in diezelfde tijd ook andere
religieus-radicalen actief waren. Jonge vrouwelijke idealisten, bij
wie de combinatie van religie en radicalisme extremere vormen aannam
dan bij mannen.'
Uitverkoren
Terug naar het begin. De jezuïet Jacques van Ginneken, vermaard
taalkundige en een van de eerste hoogleraren aan de in 1923 gestichte
Katholieke Universiteit Nijmegen, beijverde zich zijn leven lang voor
de revitalisering en verspreiding van het katholicisme. In dat kader
richtte hij in 1919 de `Vrouwen van Bethanië' op en in 1921 de
`Vrouwen van Nazareth'. Voor `Bethanië' rekruteerde Van Ginneken leden
onder aristocratische en gefortuneerde families, voor `Nazareth' zocht
hij vooral onder universitair opgeleide vrouwen. Zij werden -
ongebruikelijk voor geloofsbewegingen in die tijd - geen non, onder
meer omdat volgens Van Ginneken moderne, midden in het leven staande
vrouwen gemakkelijker ongelovigen zouden kunnen bekeren of van hun
geloof afgedwaalde meisjes zouden kunnen `herkerstenen'.
Van Ginneken Maar waarom zou een moderne vrouw zich daarvoor lenen?
Derks: 'We hebben het over goed opgeleide en tamelijk bemiddelde
vrouwen, voor wie geen duidelijke plaats was in de maatschappij van de
jaren twintig, dertig. Ze konden óf trouwen óf het klooster in, en als
ze dat niet deden, behoorden ze tot de ongetrouwde juffrouwen die hun
eigen kost moesten verdienen en een tamelijk marginale positie innamen
binnen de katholieke cultuur. En dan komt daar ineens een
charismatische man die zegt: God zoekt jóu. Niks sneu: uítverkoren ben
je. Geloof en identiteit vielen daardoor samen en de beweging van
gelijkgezinden versterkte dat zelfbeeld van uitverkorene.'
Totaalinstituut van lijden en strijden
Van Ginnekens keuze voor vrouwen als `missionarissen' was geen
toevallige. Door wat hij zag als hun vermogen om zichzelf op te
offeren voor een hoger doel, vond hij hen bij uitstek geschikt om het
geloof strijdbaar en met bezieling uit te dragen. Die offerbereidheid
had echter ook een keerzijde. Want volgens Van Ginneken moesten de
Vrouwen van Bethanië en die van Nazareth eerst streng gedisciplineerd
worden om trouw te kunnen blijven aan het religieuze ideaal. De
geschiedenis van het katholicisme bood voorbeelden genoeg. Van meet af
aan legde Van Ginneken de vrouwen strenge boetepraktijken op. Er moest
plaatsvervangend geleden worden, in navolging van Christus, voor de
zonden van anderen, om eigen verlangens te minimaliseren - en dat liep
uit de hand.
Derks: 'Het begon met relatief kleine dingen: kiezelsteentjes in je
schoen dragen, een bosje hulst om je been geknoopt, jezelf iets
ontzeggen of jezelf iets moeilijks opleggen. Alles vanuit het idee: je
kunt jezelf wegcijferen voor een hoger doel. Uiteindelijk groeide dit
uit tot een boetecultuur zonder duidelijke begrenzingen. Er was geen
toezicht, maar het was duidelijk dat deze praktijken een zware wissel
trokken op de gemoedstoestand van sommige leden. In 1923 greep de
bisschop van Haarlem in en mocht Van Ginneken zich niet meer met de
Vrouwen van Bethanië bemoeien. Aan de Vrouwen van Nazareth gaf hij
toen nog wel leiding. Ook dat was een totaalinstituut: de identiteit
van de leden werd bepaald door de groep en de gezamenlijk gedeelde
geheime cultuur. De collectieve boetedoeningen werden ook een factor
in de informele groepshiërarchie, net als de gezamenlijk uitgedragen
strijdbare levenshouding.'
Vrouwen van Nazareth
Van Ginneken tussen de Vrouwen van Nazareth
Wel geholpen, niet bekeerd
Het hoge doel - de wereldbekering - werd niet gehaald, al hebben de
vrouwen zich daartoe wel enorm ingespannen. Derks: 'Ze hebben een
indrukwekkende staat van dienst. De Vrouwen van Bethanië hebben heel
moderne clubhuizen voor kinderen opgezet, sociaal werk gedaan in
volksbuurten midden in de periode van de economische depressie,
gezinnen financieel bijgestaan. Ik heb voor mijn onderzoek veel
dossiers gezien van mensen die door hen zijn geholpen. Maar het aantal
bekeringen, waar het toch om ging, viel tegen. Meer dan enkele
honderden werden er met twintig jaar werk niet bereikt.'
De Graalmeisjes De Vrouwen van Nazareth gingen eind jaren twintig
leiding geven aan een nieuwe meisjesbeweging, `De Graal', die
katholieke meisjes weer dichter bij hun geloof moest brengen.
Tienduizenden meisjes werden lid - maar Van Ginnekens leger van
katholieke meisjes die vervolgens ongelovigen zouden gaan bekeren, is
er niet uit voortgekomen. Derks: 'De Graalbeweging was heel modern. Ze
organiseerden interessante lezingen, maakten gebruik van moderne media
als film en fotografie. Ze hadden sportclubs, organiseerden grote
religieuze spelen die een combinatie waren van toneel en dans. Er was
allerlei leuks te doen voor meisjes - dat katholieke was voor een
aantal vast een inspiratie, maar veel leden namen het meer op de koop
toe.'
Marjet Derks promoveert op 15 mei 2007 aan de Radboud Universiteit
Nijmegen. Haar onderzoek valt onder het Institute for Historical,
Literary and Cultural Studies van de Radboud Universiteit. Momenteel
werkt ze als postdoc bij de onderzoeksgroep Geschiedenis van het
Nederlands Katholicisme van de Radboud Universiteit.
Derks, M. `Heilig Moeten. Radicaal-katholiek en retro-modern in de
jaren twintig en dertig' Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2007 (vanaf
15 mei in de boekhandel)
Recensie-exemplaren van het boek zijn te bestellen bij Uitgeverij
Verloren, Postbus 1741, 1200 BS Hilversum, tel. 035-6859856, fax
035-6836557 of via info@verloren.nl