Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL
Vergaderjaar 2006-2007
30 901 Wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet inburgering in verband met onder meer de
invoering van een kwalificatieplicht
Nota naar aanleiding van het verslag
Ontvangen
De regering is de leden van de verschillende fracties erkentelijk voor hun inbreng. Zij
constateert met genoegen dat de leden van de CDA-fractie positief staan tegenover het
invoeren van een kwalificatieplicht, dat de leden van de PvdA-fractie met belangstelling
hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en dat de leden van de VVD-fractie zich kunnen
vinden in het wetsvoorstel. De regering hoopt met de beantwoording van de vragen de
resterende onduidelijkheden te kunnen wegnemen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat volgens het wetsvoorstel de kwalificatieplicht
geldt voor alle jongeren van 16 tot 18 jaar die nog geen startkwalificatie hebben, en dat
alleen jongeren in het praktijkonderwijs en groepen zeer moeilijk lerende kinderen en
meervoudig gehandicapte kinderen uit de clusters 2 en 3 van de Wet op de expertisecentra
(Wec) buiten die verplichting vallen. De leden van de CDA-fractie stellen de vraag waarom
jongeren uit cluster 4 van de Wec niet ook worden uitgezonderd van de kwalificatieplicht. Bij
kinderen met een autistische aandoening zal het voor velen niet mogelijk zijn een kwalificatie
op het vereiste niveau te behalen. Deze jongeren behoren met name tot cluster 4, aldus deze
leden.
Voor de vaststelling van de uitzonderingen is als criterium gehanteerd het al dan niet hebben
van een cognitieve beperking. Jongeren in de clusters 2 en 3 van artikel 2, vierde lid, van de
Wec hebben zodanige cognitieve vermogens dat zij normaal gesproken niet in staat zullen
zijn om een startkwalificatie te behalen. Jongeren in cluster 4 van de Wec hebben met name
te kampen met gedragsproblematiek; zij hebben veelal geen cognitieve beperking. Een groot
deel van deze jongeren moet wel een startkwalificatie kunnen verwerven. Daarom past hier
geen generieke uitzondering.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat voor een aantal jongeren mag worden
aangenomen dat het een forse opgave zal zijn om vóór de meerderjarigheidsgrens de
startkwalificatie te halen. De regering heeft de hoop uitgesproken dat jongeren die 18 jaar
zijn en die in een vergevorderd stadium van hun opleiding zijn, niet zullen afhaken, maar nog
even zullen doorbijten, aldus deze leden. Er moet volgens hen echter rekening mee worden
8 gehouden dat er jongeren zijn, zeker diegenen die met motivatie- en sociaalpsychische
92
OCW 10
W4830.NAV.EK 1
problemen te kampen hebben, die desondanks zullen afhaken. Gerichte ondersteuning kan
voor die leerlingen in die specifieke fase van groot belang zijn. Volgens de CDA-fractie wordt
hierin op geen enkele wijze voorzien en zij vraagt de regering nader op deze problematiek in
te gaan.
Schooluitval heeft vele oorzaken. De regering acht adequate zorg en ondersteuning van
leerlingen tijdens hun gehele schoolloopbaan daarom van belang. Ondersteuning van
jongeren die te kampen hebben met problemen vindt plaats door middel van zowel interne
zorg van de school als externe zorginstellingen. Uit de meest recente monitor van het
Landelijk Centrum Onderwijs Jeugdzorg blijkt dat nagenoeg alle roc's voor de interne zorg
voor leerlingen beschikken over een voorziening. Deze functioneert vaak onder de naam
"leer- en loopbaancentrum" of "trajectbureau". Momenteel wordt, aansluitend op de interne
zorgstructuur, door roc's vormgegeven aan samenwerking met externe zorginstellingen in de
vorm van Zorg Advies Teams. Voor versterking van de interne leerlingenzorg en de verbinding
met externe zorginstellingen krijgen de roc's extra middelen. Het vorige kabinet heeft extra
middelen beschikbaar gesteld aan het mbo ( 30 mln in 2006, oplopend tot 103 mln vanaf
2009) voor extra begeleiding van zorgleerlingen in met name mbo-niveau's 1 en 2.
Door de leden van de CDA-fractie wordt geconstateerd dat de "carrot" voor scholen en
gemeenten ten behoeve van een effectieve uitvoering van het verzuimbeleid en een goede
vormgeving van de handhaving goed wordt geregeld, maar zij menen ook dat de "stick" voor
de situatie dat scholen en gemeenten ondanks alle impulsen in gebreke blijven, ontbreekt.
Deze leden vragen of de regering voornemens is om hier ook aandacht aan te besteden.
De Inspectie van het Onderwijs houdt extra toezicht op het tijdig signaleren en melden van
verzuim en uitval door scholen aan gemeenten. Daarnaast voert het Integraal Toezicht
Jeugdzaken een analyse uit naar de lokale keten van signaleren, registreren, melden en
aanpakken van spijbelen en voortijdig schoolverlaten door onder andere scholen en
gemeenten. Op basis van de eind dit jaar aan de Tweede Kamer te zenden rapportage van het
Integraal Toezicht Jeugdzaken zal worden bezien in hoeverre aanvullende maatregelen
noodzakelijk zijn om de naleving en handhaving van de Leerplichtwet 1969 door scholen en
gemeenten te verbeteren.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat het hen heel wat waard zou zijn als er meer
duurzame afspraken gemaakt zouden kunnen worden tussen bedrijven en instellingen
enerzijds en onderwijsinstellingen anderzijds om vraag en aanbod van geschikte
stageplaatsen beter in evenwicht te krijgen. Zij stellen de vraag of dit thema op de
participatietop en in andere geëigende overlegorganen door de staatssecretaris kan worden
geagendeerd.
In de eerste plaats wijs ik erop dat er vanaf 2006 structureel 20 miljoen extra beschikbaar
is voor het realiseren van 20.000 stageplaatsen voor moeilijk plaatsbare jongeren én voor het
realiseren van intensieve (stage)begeleiding van deze jongeren. Daarnaast wordt 15
miljoen aan het mbo beschikbaar gesteld om meer simulatieplaatsen te kunnen creëren. Een
simulatieplaats is bedoeld als een opstap naar een echte stageplaats. Moeilijk plaatsbare
8 jongeren die nog niet voldoende "arbeidsmarktrijp" zijn, kunnen via een simulatieplaats
92
OCW 10
W4830.NAV.EK 2
verder worden gesocialiseerd. Colo, de vereniging van kenniscentra beroepsonderwijs
bedrijfsleven, publiceert ieder kwartaal een barometer van de stageplaatsen- en
leerbanenmarkt. Uit deze Colo-barometer blijkt dat er op dit moment niet zozeer een
kwantitatief tekort is, als dat de inhoudelijke afstemming tussen vraag en aanbod van
stageplaatsen beter kan. Daarvoor zijn een betere beroepskeuzevoorlichting en een betere
matching tussen vraag en aanbod nodig. Een verbeterde samenwerking in de regio moet
leiden tot die betere matching en tot een meer concrete aanpak van problemen. Scholen en
kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven hebben hierin een sleutelrol. Tijdens de
participatietop zal ik een uitdrukkelijk appel doen aan werkgevers om leerwerkplekken aan
te bieden.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat voor handhaving van de leerplicht, naast een
goede verzuimregistratie van de school en adequaat optreden van de leerplichtambtenaar,
ook een actief optreden van de officier van justitie is vereist. Als de leerplichtambtenaar
proces-verbaal (pv) opmaakt wegens ongeoorloofd verzuim moet hij of zij er ook op kunnen
rekenen dat het pv snel wordt opgelegd, terwijl op dit moment pv's vaak worden afgedaan
omdat dit voor Justitie geen prioriteit is, aldus deze leden. Zij stellen de vraag of de
staatssecretaris hierover afspraken heeft gemaakt met het ministerie van Justitie.
Naar aanleiding van het rapport "Integrale aanpak schoolverzuim" heeft de minister van
Justitie het Openbaar Ministerie aangespoord sneller op te treden in verzuimzaken en daarbij
intensief samen te werken met de leerplichtambtenaar en de Raad voor de
Kinderbescherming. Dit rapport is onlangs door de minister van Justitie aangeboden aan de
Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006/7, 30 800 VI, nr. 80).
De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat, blijkens de behandeling van het wetsvoorstel in
de Tweede Kamer, door de staatssecretaris financiële middelen ter beschikking zijn gesteld
voor verbetering van de verzuimregistratie en het op sterkte brengen van de leerplicht. De
leden van de PvdA-fractie vragen of ook is voorzien in extra middelen voor de strafrechtelijke
vervolging.
Nee, er is niet voorzien in extra middelen voor strafrechtelijke vervolging. De praktijk wijst
echter uit dat een verbetering van de organisatie van de keten van strafrechtelijke vervolging
leidt tot een meer effectieve en efficiënte inzet van beschikbare formatie en middelen. Om
dit te faciliteren is de minister van Justitie voornemens - in samenwerking met
ondergetekende - een dossier "Handhaving leerplicht" te plaatsen op de website
www.servicecentrumhandhaving.nl. Dit biedt praktische ondersteuning bij de verbetering
van de strafrechtelijke handhaving van de Leerplichtwet 1969.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat volgens het wetsvoorstel de kwalificatieplicht
eindigt op de 18e verjaardag van de leerling. Zij stellen de vraag of door de regering is
overwogen om de kwalificatieplicht te laten eindigen aan het einde van het schooljaar waarin
de leerling 18 wordt.
Het antwoord op deze vraag heeft alles te maken met het feit dat een jongere op zijn
8 achttiende verjaardag meerderjarig wordt. Dat is niet alleen een juridisch feit maar leidt ook
92
OCW 10
W4830.NAV.EK 3
maatschappelijk tot een andere positie. De taak van de overheid ten opzichte van
meerderjarigen is een andere dan die ten opzichte van minderjarigen. De legitimatie van een
generieke leerplicht/kwalificatieplicht voor minderjarigen ligt in "het belang van het kind".
Dit is geheel in overeenstemming met internationale verdragen als het EVRM en het Verdrag
inzake de rechten van het kind. Een meerderjarige is per definitie geen kind meer. De
algemene rechtvaardigingsgrond van "het belang van het kind" voor overheidsingrijpen gaat
hier niet op. Het is in de eerste plaats aan de meerderjarige jongere zelf om wegen te vinden
voor het behalen van een startkwalificatie. Pas als de eigen verantwoordelijkheid niet of op
een maatschappelijk niet aanvaardbare manier wordt ingevuld, zou er mogelijk reden
kunnen zijn voor overheidsingrijpen. Het zou dan ook niet gaan om een generieke plicht maar
om een plicht die is gericht op een specifieke doelgroep. De afwijzing door de Raad van State
van de leerwerkplicht zoals die in het oorspronkelijke wetsvoorstel was geformuleerd, heeft
er voor een belangrijk deel mee te maken dat daar sprake was van een generieke
verplichting.
De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
8
92
OCW 10
W4830.NAV.EK 4