Wageningen Universiteit

Persbericht Wageningen Universiteit, nr 034, 9 mei 2007

http://www.wur.nl/NL/nieuwsagenda/nieuws/Reorganisatie_huishouden_helpt_energie_te_besparen.htm

REORGANISATIE HUISHOUDEN HELPT ENERGIE TE BESPAREN

Wanneer partners in het huishouden hun activiteiten stroomlijnen zodat hiervoor minder overleg nodig is, komt er ruimte vrij die tot een aanzienlijke energiebesparing kan leiden. Daarbij geven huishoudens er de voorkeur aan hun gewoontes energiebesparend te maken boven het investeren in energiezuinige producten of het achterwege laten van de aanschaf. Tot die slotsom komt Diana Uitdenbogerd in haar onderzoek aan Wageningen Universiteit waarop zij op 16 mei promoveert.

Huishoudens gebruiken 40 tot 60% van het totale energieverbruik in Nederland. De manier waarop huishoudens hun taken organiseren blijkt zowel het energiegebruik te beïnvloeden als de bereidheid om hun huishoudelijk gedrag te veranderen. Wanneer huishoudens over meer informatie over energiebesparing beschikken, zullen sommige geïnteresseerde huishoudens overstappen op energievriendelijker gedrag. Maar de meeste huishoudens letten vooral op de kosten en de moeite die veranderingen in hun dagelijkse huishoudelijke bezigheden met zich meebrengen. Daarom lukt het die huishoudens maar moeilijk om tot daadwerkelijk energievriendelijk gedrag te komen. Het beter afstemmen van werk, zorg voor kinderen en het doen van de huishoudelijke taken, kan een middel zijn om ruimte te scheppen voor meer energievriendelijk gedrag.

De Wageningse promovenda onderzocht bij 376 gezinshuishoudens 31 huishoudelijke activiteiten die energie kosten. Ze bekeek of de huishoudens op deze activiteiten energie konden besparen. Denk bijvoorbeeld aan het vervangen van diepvries-, kas- en geïmporteerde groenten door seizoensgroenten en groenteconserven, het vervangen van een bos bloemen door een fles wijn of het vervangen van synthetische vloerbedekking door natuurlijke materialen. Ook bekeek de onderzoekster de meer bekende 'activiteiten' waarmee het gebruik van fossiele energie en de uitstoot van CO2 verminderd kan worden, zoals minder stoken, zonneboilers en 'groene' elektriciteit. Na een jaar bekeek zij dezelfde huishoudens nogmaals.

Drukte
Voor de meeste huishoudens (85% van de gezinnen in het onderzoek) blijkt dat wanneer men het drukker heeft met combineren van werk, huishoudelijke taken en de zorg voor kinderen, dit tot méér energiegebruik leidt en bovendien tot mínder bereidheid om energie te besparen. Dit geldt zeker wanneer er meer overleg tussen partners nodig is over de dagelijkse gang van zaken. Opvallend genoeg leidt een groter aantal kinderen tot méér bereidheid om energie te besparen. Verder spelen het hebben van een keuze, positieve ervaringen met eerdere veranderingen, de wens om gedrag zo eenvoudig mogelijk te houden en de kosten een rol.

Milieubewust
Uit het vervolgonderzoek blijkt dat huishoudens een jaar later gemiddeld vier tot zes veranderingen hebben aangebracht. Achteraf blijkt dat de inschatting van de energievriendelijkheid van het eigen huishoudelijk gedrag niet erg overeenkomt met de feiten, zelfs al is het milieubewustzijn groot. Het blijkt dat het veranderen van gewoonten, bijvoorbeeld een graadje lager stoken, populairder is dan het plegen van investeringen of het wegdoen van apparatuur. Bij meer persoonlijk gedrag (zoals de keuze voor typen vlees) en gedrag waaraan men status ontleent, zoals de manier van op vakantie gaan, bestaat alléén bereidheid tot het vaker toepassen van energiegunstige alternatieven, wanneer de energievriendelijkere variant al vaker gebruikt wordt.

Wanneer gezinnen erin slagen om hun dagelijkse routines zodanig te stroomlijnen, dat daarover geen overleg meer nodig is, komt er vermoedelijk aandacht vrij voor het besparen op energie. Daarnaast is het voor gezinnen van belang om het zelfbeeld van de energievriendelijkheid van hun huishouden bij te stellen zodat duidelijk wordt wat men kan veranderen. Verder beveelt de onderzoekster aan om voorzieningen zoals een informatiewinkel op te zetten (bijvoorbeeld door een combinatie van overheid, brancheverenigingen en op lokaal niveau detailhandel en installateurs). Zo'n ' energieshop' kan het huishoudens gemakkelijker maken om te investeren in energiebesparing, zoals isolatie en energiezuinige apparaten, door met name de organisatie van het investeren over te laten nemen via 'coaches'. Op basis van de resultaten van het onderzoek is bovendien te verwachten dat wanneer campagnes gericht op energiebesparing rekening houden met de huishoudvoering, deze succesvoller kunnen worden.

Diana Uitdenbogerd formuleerde de energie besparingsopties in samenwerking met de vakgroepen IVEM (Rijksuniversiteit Groningen) en NW&S (Universiteit Utrecht). Het onderzoek werd via NWO gefinancierd door het ministerie van VROM onder het Nationaal Onderzoeksprogramma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering NOP II.