Het Rotterdamse college werkt goed samen met instellingen en
organisaties in de stad. Ook stimuleert het college burgers om mee te
doen. Dat blijkt uit onderzoek.
Het onderzoek is in opdracht van het college uitgevoerd door het
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS). Ongeveer 1400
Rotterdammers gaven hun mening. Gevraagd is hoe de Rotterdammers tegen
het gemeentebestuur aankijken en welke de belangrijkste onderwerpen
zijn die het gemeentebestuur aan moet pakken. De resultaten van het
onderzoek zijn een nul-meting.
De vraag hoe de Rotterdammers tegen het gemeentebestuur aankijken kon
worden beantwoord door te reageren op 12 stellingen. De stelling dat
het gemeentebestuur goed samenwerkt met instellingen en organisaties
in de stad vindt de meeste instemming: 44 % van de Rotterdammers is
het daarmee eens of zeer eens. Ook vinden veel Rotterdammers dat het
gemeentebestuur burgers stimuleert om mee te doen (41 %) en staat voor
normen en waarden (40 %). Relatief weinig Rotterdammers vinden dat het
gemeentebestuur overbodige regels afschaft (12%). Oudere Rotterdammers
oordelen wat positiever over het gemeentebestuur dan Rotterdammers
onder de 65 jaar.
De aanpak van overlastgevende jongeren is in de ogen van de
Rotterdammers het belangrijkste onderwerp dat het College van B en W
moet aanpakken. Dat wordt aangegeven door 60 % van de respondenten.
Andere belangrijke onderwerpen zijn "schoon en heel op straat" (58%),
en "veilige wijken" (51 %).
Ook is gevraagd naar de naamsbekendheid van de Rotterdamse wethouders.
Wethouder Leonard Geluk is met 15,7 % het meest bekend, gevolgd door
wethouder Orhan Kaya met 12,6 % en wethouder Lucas Bolsius met 9.6 %.
Het onderzoek is een meting van de herkenning en waardering van het
college. Het is geen beleidseffectrapportage of een voortgangsmonitor
zoals bijvoorbeeld de veiligheidsindex.
Bron: Bestuursdienst, 21-05-2007
Gemeente Rotterdam