"Das Europa der Anderen" (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/speeches,2007/05/Das-Europa-der-Anderen.html) 21-05-2007 | | Toespraak: Timmermans - Staatssecretaris voor Europese Zaken
Samenvatting:
"Om te ontdekken wat wij, Europeanen delen, moeten wij ons eerst meer bewust
zijn van de verschillen en daarvoor oprechte belangstelling tonen". Dat zegt
staatssecretaris voor Europese Zaken Frans Timmermans in een rede voor de
Berlijnse Humboldt-universiteit.
Inhoud:
"Das Europa der Anderen"
Maandag 21 mei 2007
Humboldt-lezing
Humboldt-Universität zu Berlin, Berlijn
Staatssecretaris voor Europese Zaken Frans Timmermans
Inleiding
"Europe, now you see it, now you don't. Die, die schon lange in Europa
leben, scheinen seiner überdrüsssig. Die, die nicht hier sind, die woanders
leben, wollen um jeden Preis her, oder hinein. Was ist das, dass die einen
HABEN, aber nicht mehr wollen, und wonach sich die Anderen so SEHNEN?"
Deze vraag van Wim Wenders te beantwoorden is misschien wel de belangrijkste
opgave van Europapolitici. De pogingen die daartoe in de afgelopen jaren zijn
ondernomen hebben slechts zeer ten dele succes gehad. Vele Europeanen zijn een
Europese illusie armer omdat Europa onvoldoende presteert en omdat Europa hen
onvoldoende representeert. In de mode is nu het antwoord om Europa in termen van
concrete projecten te gieten. Niet zonder belang, deze benadering, want via
concrete projecten kunnen concrete prestaties worden bereikt. Maar een puur
utilaristisch Europa is ook een beetje een armzalig Europa, net zoals puur
utilaristische politiek uiteindelijk ook armzalige politiek is.
Sinds jaren ben ik een grote fan van Herbert Grönemeyer. Het lied waarmee hij
enkele jaren geleden zijn overleden vrouw bezong, heeft op mij een onuitwisbare
indruk gemaakt. Maar Grönemeyer is niet alleen groot in het persoonlijke, hij is
dat ook in het politieke. Op zijn laatste album '12', houdt hij ons politici een
spiegel voor die zo loepzuiver is dat wij alle vouwen en groeven, alle grote en
kleine gebreken op ons gelaat afgetekend zien staan. In Die Flüsternde
Zeit zingt hij:
Der Sommer war gross
Das Wetter überreif
Aber ihr, ohne Idee, im Abseits
Ihr spielt nur zum Schein
lasst uns hinten allein
Für euren Vertrag fällt euch zu wenig ein
In einer flüsternden, flüsternden Zeit
Natuurlijk, wij moeten de problemen aanpakken waarmee onze burgers nu kampen.
Maar praktische oplossingen beklijven alleen als zij geschraagd worden door
ideeën over de toekomst van onze samenleving als geheel. Ideeën die breed worden
gedeeld binnen de gemeenschap waarop zij betrekking hebben. Hier kampt Europa
met een groot probleem, want de vlucht in het praktische is ook de vlucht van de
noodzaak een gemeenschappelijk gedragen ideaal te formuleren.
Maar om te ontdekken wat wij Europeanen delen, moeten wij paradoxaal genoeg
ons eerst meer bewust zijn van onze verschillen en voor die verscchillen nu
eindelijk oprechte belangstelling tonen.. In een duo-interview met twee
europarlementariërs, de Fransman Michel Rocard en de Roemeense Adina Valean, dat
in de aanloop naar de viering van '50 jaar Europa' verscheen, komen die
verschillen duidelijk naar voren.
Oudgediende Rocard vertelt in het interview dat hij huilde toen Valean samen
met nog 52 collega's uit Roemenië en Bulgarije de vergaderzaal van het Europees
Parlement in Straatsburg binnenschreden om, zoals hij zegt, 'hun plek in Europa
in te nemen'. Zijn gedachten gingen terug naar 1989, toen hij als premier van
Frankrijk meemaakte hoe de gehate Nicolae Ceaucescu werd verjaagd.
De bijna veertig jaar jongere Valean voelde zich op het moment van
binnenkomst 'alleen maar trots'. En die trots gold in de eerste plaats Roemenië
en niet Europa. Want op het moment dat zij de deur van het Europeese Parlement
open trekt hoort zij de deur van de dictatuur achter haar definitief dichtslaan:
'Vrijheid is het enige waar we bij Europa aan dachten'. Rocard had Europa naar
Roemenië gebracht, maar Valean bracht Roemenië naar Europa. Dit is geen
woordspel. Voor diegenen onder ons die sinds 1945 van vrijheid genieten is
Europa steeds de overwinning van de lotsverbondenheid op destructief
nationalisme geweest. Het relativeren van de natiestaat was daarvan een
belangrijk bestanddeel. Voor diegenen die tot 1989 zuchtten onder vreemde
overheersing en dictatuur is de herwonnen nationale vrijheid de grootste
overwinning uit de geschiedenis. Juist het benadrukken van de natiestaat is daar
een expressie van overwonnen onvrijheid. Dit verschillend uitgangspunt tussen
oude en nieuwe lidstaten blijft meestal onuitgesproken, maar is onderhuids
steeds aanwezig en leidt te vaak tot misverstanden.
Kremlin aan de Zenne
Voor mij is de val van de Berlijnse Muur en het afbreken van het IJzeren
Gordijn het absoluut hoogtepunt van het succesverhaal van Europa. Jarenlang
lagen Warschau, Praag en Boekarest voor ons in West-Europa aan de andere kant
van de maan. Nu reis je er even gemakkelijk naartoe als naar Londen of Parijs.
En het mooiste is: die vrijheid wordt als de normaalste zaak van de wereld
ervaren. Dat is een geweldige vooruitgang. Tegelijk verhult de plotselinge
nabijheid ook de tegenstellingen die tussen de oude en de nieuwe lidstaten
bestaan.
Terwijl landen in West-Europa soevereiniteit gingen delen, integreerden ook
de landen aan de andere zijde van het IJzeren Gordijn. Maar anders dan wij deden
zij dat niet vrijwillig, maar onder totalitaire druk van Moskou. Het is nog geen
twintig jaar geleden dat de helft van Europa uit landen bestond die dreven op
een geïnstitutionaliseerde vorm van wantrouwen tussen mensen. Dat verklaart de
combinatie van weerzin en fascinatie waarmee wij naar een film als 'Das
Leben der Anderen' van regisseur Florian Henckel von Donnersmarck kijken.
Gingen mensen echt zo met elkaar om?
Met de komst van de vrijheid konden Polen, Hongaren en Tsjechen eindelijk hun
eigen lot in handen nemen en hervonden ze hun nationale trots. Net als
West-Europa hebben de voormalige Oostbloklanden veel aan de EU te danken: hun
economische groeicijfers spreken wat dat betreft boekdelen. Maar net zomin als
in de oude lidstaten levert dat Europa veel krediet op. Uit een recente
opiniepeiling bleek bijvoorbeeld dat de Letten het meest eurosceptisch zijn van
alle Europeanen. Slechts 28% vond lidmaatschap een goede zaak. En waarom? Door
de veronderstelde overeenkomst van de EU met de gehate, centraal geleide
Sovjet-Unie. Het communistische Moskou inwisselen voor een bureaucratisch
Brussel is wel het lààtste wat ze willen.
Ook in veel andere nieuwe lidstaten wordt die parallel veelvuldig getrokken.
Dat is schokkend, maar toch moeten we er begrip voor hebben dat de sporen van
een zeer traumatische zeer recente - geschiedenis zich niet eenvooudig laat
uitwissen. Daar komt bij dat veel Midden- en Oost-Europese landen het idee
hebben bij de oude lidstaten te worden achtergesteld. Veiligheid is daarbij
belangrijker dan de beroemde Brusselse vleespotten: de oude lidstaten zouden wat
meer begrip mogen opbrengen voor de preoccupatie van vele nieuwe lidstaten met
hun veiligheid. We vergeten wel eens dat de Koude Oorlog bij hen een stuk kouder
was. In geen geval willen zij hun pas herwonnen vrijheid in gevaar brengen.
De nieuwe toetreders moeten er vaak nog aan wennen dat het EU-lidmaatschap
niet het einde is van een proces, maar het begin van een nieuwe rol in een
breder verband. Dat breder verband is geen nieuw Warschaupact en ook geen
mini-VN. De EU ís geen klassieke internationale organisatie. Zij is méér en
stelt daarom hogere eisen aan haar leden.
De oude lidstaten moeten beseffen dat het einde van de Europese deling ook
ons deel van de wereld en onze perceptie van de Europese samenwerking
transformeert. Het beeld dat de nieuwkomers zich na hun toetreding nog steeds
aan de oudgedienden moeten aanpassen is onjuist. Zij zijn geen 'anderen' meer.
De toetreding heeft de EU veranderd en dat geldt voor ons allemmààl. Dat
Brussel regelmatig als een nieuw Moskou wordt ervaren, is daarmee óók ons
probleem.
Zelfhaat
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was het failliet van de op hol
geslagen natiestaten compleet. Juist door het 'poolen' van soevereiniteit door
de EEG (en later de EG en de EU) dus! werd de natiestaat weer tott leven
gebracht. Zestig jaar later staat de wereld opnieuw op de drempel van een nieuw
tijdperk. Globalisering verandert de verhoudingen in de wereld razendsnel.
Opnieuw is Europa het logische verzamelpunt voor de natiestaten om van die
uitdaging afzonderlijk én als groep een succes te te maken.
Maar zo wordt dat niet gezien. Europa lijkt soms een beetje uitgeboerd.
'Vanaf nu kan het alleen nog maar minder worden', beweren sommigen. 'We moeten
zien te houden wat we hebben', zeggen anderen. Heeft Europa met het opheffen van
de tweedeling inderdaad het einde van zijn geschiedenis bereikt? Nog nooit is
een vredesproject dat zo volstrekt kansloos leek, zo'n succes geworden. Maar het
is tegelijk ongekend dat een succesverhaal zo aan zichzelf is gaan twijfelen.
Bekende Nederlandse reclamemakers beweren dat niets gemakkelijker is dan
Europa aan de man te brengen. 'De Unie is wat de Ferrari onder de auto's is:
luxueus, comfortabel, en iedereen wil er wonen'. Europa is een gigantisch sterk
merk: 'Iedereen weet waar het over gaat als het woord Europa valt'. Nee, als
Europa van een verzekeraar of een bank was geweest, dan had ondertussen iedereen
voor Europa in de rij gestaan zeggen de reclamemakers.
Je vraagt je af waar deze lieden waren tijdens de referendumcampagne over de
Europese Grondwet. Toen buitelden in Nederland voor- en tegenstanders over
elkaar heen met tegenstrijdige visies op Europa. Hoeveel energie, geld en
betrokkenheid je ook in de promotie van het 'product' Europa zou stoppen, er is
méér nodig om burgers voor Europa te enthousiasmeren dan te wijzen op zijn
voordelen hoeveel dat er ook zijn.
Heel veel mensen wijten het 'nee' tegen de Europese Grondwet aan een gebrek
aan informatie. 'Door mensen informatie over Europa te onthouden, heeft de
politiek ze aan hun onderbuikgevoelens overgeleverd', zeggen ze. Dat was ook
mijn eerste reactie. Maar daarmee onderschat je de burgers. Natuurlijk moet je
proberen mensen van het nut van de Europese samenwerking te overtuigen door hen
te wijzen op de prestaties uit het verleden. Maar een gebrek aan informatie
heeft uiteindelijk niet de doorslag gegeven: wàs het maar zo.
De waarheid is dat de boodschap de meeste Nederlanders niet beviel. De EU kan
nog zo belangrijk zijn geweest voor onze stabiliteit, veiligheid en welvaart,
als legitimatie voor verdergaande Europese integratie schiet het verleden
uiteindelijk tekort. Vooruitgang betekent niet het klonen van de successen van
gisteren. Vooruitgang is het grijpen van de kansen van het heden en het afweren
van de bedreigingen van morgen. En om dat te doen moet Europa zichzelf opnieuw
uitvinden.
Heruitvinding
Aan de heruitvinding van Europa is grote behoefte. Tegelijk mogen we de ogen
nooit sluiten voor de gevoelens van onzekerheid die bij vele Europeanen leven.
Met een open blik naar de toekomst kijken kan alleen als je met beide benen
stevig op de grond staat. Voelt die ondergrond wankel aan, dan richt de blik
zich als vanzelf naar beneden en niet naar voren. Een toekomstgericht debat over
Europa kan alleen maar slagen als fundamentele zekerheden niet meer ter
discussie staan.
Om de onzekerheid bij mensen weg te nemen is een slagvaardiger Europa
noodzakelijk. Dat vereist aanpassing van de huidige verdragen. De
voortvarendheid waarmee het Duits EU-voorzitterschap zich inzet voor een
oplossing uit de discussie over een nieuw verdrag is dan ook buitengewoon
positief. Maar verwacht niet dat mensen daarom positiever over Europa gaan
denken. Het probleem is dat de discussie over een nieuw verdrag de
tegenstellingen tussen 'ons' en 'de ander' uitvergroot en zo het zicht op het
echte Europa, het Europa van de idealen, ontneemt. Des te eerder we een voor
alle lidstaten aanvaardbaar compromis weten te bereiken, des te sneller kunnen
we ons volledig richten op de enorme uitdagingen waarvoor de EU en haar burgers
staan.
Maar dat moet dan wél met een verdrag zijn dat is toegerust voor de eisen van
deze tijd. Nederland staat helder voor ogen hoe zo'n verdrag eruit moet zien.
Wat in ieder geval niet zal gebeuren, is dat het huidige Grondwettelijk Verdrag
een tweede keer aan het Nederlandse Parlement ter ratificatie wordt aangeboden.
Het nieuwe verdrag zal zich in benaming, vorm en inhoud wezenlijk van zijn
voorganger moeten onderscheiden.
Om het institutioneel compromis intact te kunnen laten, zijn voor Nederland
op vijf terreinen wijzigingen noodzakelijk.
Grondwettelijk karakter
In de eerste plaats moeten we af van de grondwettelijke pretenties. Als
Nederlands Tweede-Kamerlid heb ik tijdens de Conventie meegeschreven aan de
Europese Grondwet. Toen leek het verstandig om ter vergroting van de
herkenbaarheid van Europa in de terminologie aan te sluiten op wat op nationaal
niveau gebruikelijk is. Dat betekende bijvoorbeeld dat niet meer werd gesproken
van een 'Hoge Vertegenwoordiger', maar van een 'minister', en niet meer van
'richtlijnen' en 'verordeningen', maar van wetten en kaderwetten.
'Weg met eurospeak', was dus het devies. Maar dat was natuurlijk niet genoeg
om de term Grondwet te rechtvaardigen. Omdat zoiets nu eenmaal bij een Grondwet
gebruikelijk is, werd daarom een verwijzing naar de Europese vlag en het
Europees volkslied in de tekst opgenomen. Daarnaast werd ervoor gekozen het EU
Handvest van de Grondrechten integraal in de tekst op te nemen .
Dit leidde tot grote verwarring onder burgers, want bijna alle Europese
landen hébben toch al een Grondwet? Nederlanders hebben van oudsher geen groot
constitutioneel bewustzijn. In het politieke debat en het onderwijs leidt de
nationale Grondwet doorgaans een sluimerend bestaan. Door Europa veranderde dat.
Toen kregen wij plotseling oog voor de Grondwet maar dan wel die van onszelf!
De constitutionele optuiging van wat in essentie een gewoon wijzigingsverdrag
is, was achteraf een grote vergissing. Door aan te haken bij het nationale
referentiekader werd onbedoeld de indruk gewekt dat Europa de positie van de
natiestaat zou willen overnemen. En dat valt slecht in een tijd waarin mensen
door al de veranderingen die van buitenaf op hen afkomen juist geneigd zijn
bescherming te zoeken bij wat zij kennen en dat is toch in de eerrste plaats
hun eigen land.
Het nieuwe verdrag moet daarom een gewoon wijzigingsverdrag zijn dat alleen
de veranderingen ten opzichte van de huidige Verdragen bevat net zoals de
Verdragen van Maastricht, Amsterdam en Nice. Versluierende grondwettelijke
opsmuk die de indruk wekt dat Europa de ambitie heeft tot een superstaat uit te
groeien, werkt de euroscepcis in de hand.. Hoe belangrijk het EU Handvest van de
Grondrechten ook is, een verwijzingsartikel in het nieuwe verdrag, waardoor het
toepasbaar wordt bij de uitoefening van Europése taken, is voldoende en voorkomt
weer misverstanden over de intenties van het verdrag. Zo'n benadering maakt de
tekst niet alleen een stuk compacter, maar ook eerlijker. Want Europa ís geen
staat.
Democratisch gehalte
In de tweede plaats dient het democratisch functioneren van de EU te worden
verbeterd. Het schrikbeeld van de superstaat Europa heeft als katalysator van
onzekerheid en onbehagen gewerkt en veel Nederlanders doen besluiten tegen de
Grondwet te stemmen. Door Europa zouden wij onszelf niet meer kunnen zijn, zo
werd mensen aangepraat. Nederland zou van de kaart verdwijnen. Een affiche van
het 'nee'-kamp verbeeldde deze angst. Het liet een kaart van de EU zien. De
contouren van de afzonderlijke lidstaten waren dik aangezet en met
contrasterende kleuren ingevuld. Eén land ontbrak: Nederland. Dat was verdwenen
in de Noordzee.
Nederland is niet het enige land in Europa waarvan de bevolking beschutting
zoekt bij de natiestaat tegen de groeiende invloed van buitenaf. In Rome is
momenteel een tentoonstelling te bezichtigen ter gelegenheid van het 50-jarige
bestaan van de Europese integratie. Alle lidstaten is gevraagd een kunstwerk in
te zenden die de nationale eigenheid uitdrukt. Was het in het verleden zo dat
afzonderlijke lidstaten bij dergelijke manifestaties doelbewust zochten wat hun
typisch Europees maakte, nu wordt juist de eigenheid binnen het grotere Europese
geheel benadrukt.
Die houding is niet bij voorbaat een bedreiging voor Europa, integendeel.
Maar dan moet Europa wel durven aansluiten bij dat nationale sentiment.
Nationale parlementen kunnen als geen enkel ander instituut het nationale debat
europeaniseren en het Europese debat nationaliseren. En dat is een voorwaarde om
burgers eindelijk bij Europa te betrekken. De consequentie is dan wél dat de EU
nadrukkelijker dan zij tot dusverre heeft gedaan moet erkennen dat de nationale
parlementen het brandpunt van de politieke belangstelling en het politieke debat
van Europeanen zijn en niet Brussel of Straatsburg.
Om die reden is het zo belangrijk dat in het nieuwe verdrag de rol van
nationale parlementen verder versterkt wordt. Het Grondwettelijk Verdrag deed
daartoe al een aanzet met de invoering van de zogenaamde gele kaart, die inhoudt
dat als eenderde van de parlementen op grond van subsidiariteit of
proportionaliteit bezwaar aantekent tegen een voorstel van de Europese
Commissie, zij haar voorstel moet heroverwegen. Maar als we oprecht menen dat we
onze burgers via hun eigen parlementen een grotere stem in Europa willen geven,
dan zullen we verder moeten durven gaan. Bijvoorbeeld door vast te leggen dat de
Commissie haar voorstel moet intrekken als een duidelijke meerderheid vindt dat
het de subsidiariteits- of proportionaliteitstoets niet kan doorstaan
Verdeling bevoegdheden
In de derde plaats moet een nieuw verdrag duidelijker regelen welke
bevoegdheden we aan Europa geven en welke nadrukkelijk niet. Uitgangspunt
daarbij moet zijn dat besluiten consequent zo dicht mogelijk bij de burgers
moeten worden genomen. De EU moet alleen optreden als de lidstaten afzonderlijk
niet in staat zijn hun doelstellingen te verwezenlijken. Vanzelfsprekend kan dit
inhouden dat een besluit soms juist beter op Europees niveau kan worden genomen
en in dat geval zal in de meeste gevallen ook meerderheidsbesluitvorming gewenst
zijn.Maar samenwerking in Europa moet niet het standaardantwoord zijn om
problemen op te lossen, maar een beredeneerde keus.
In de afgelopen jaren is meer dan eens gebleken dat onduidelijkheid over
bevoegdheden ertoe heeft geleid dat Europa zich ging mengen in de publieke
diensten van lidstaten. Maar niet alles hoeft aan de regels van de interne markt
te worden onderworpen. Bij zaken als pensioenen, sociale zekerheid, belastingen,
cultuur, onderwijs en gezondheidszorg dient er ruimte te zijn om de kwaliteit,
betaalbaarheid en toegankelijkheid van onze nationale publieke voorzieningen te
waarborgen. Dat betekent dat de bevoegdheden van lidstaten en Europa duidelijker
moeten worden afgebakend dan nu het geval is.
Uitbreiding
In de vierde plaats moeten de regels voor de uitbreiding in het nieuwe
verdrag worden opgenomen. Om lid van de EU te mogen worden, moeten
aspirant-lidstaten een echt Europees land worden. Dat betekent dat ze een
democratie en rechtsstaat moeten zijn, dat ze de mensenrechten moeten
respecteren en minderheden moeten beschermen, dat ze de concurrentiedruk binnen
de EU aan moeten kunnen en dat ze de Europese regels moeten overnemen. In het
Brusselse jargon worden deze voorwaarden om lid te kunnen worden de
'Kopenhagencriteria' genoemd.
Door de toetreding zijn niet alleen de nieuwe lidstaten veranderd, maar de EU
in haar geheel. Niet alleen de oude lidstaten, maar ook hun burgers zijn zich
hiervan gaandeweg bewuster geworden. Het gevolg is dat aspirant-leden niet bij
voorbaat met open handen worden ontvangen. Om het draagvlak voor de EU ook in de
toekomst te behouden, is het daarom noodzakelijk een ondubbelzinnig signaal af
te geven dat met de eisen voor lidmaatschap in geen geval zal worden
gemarchandeerd. Dat maakt opname van de Kopenhagencriteria in de tekst van het
nieuwe verdrag noodzakelijk.
Grotere slagkracht
Ten slotte, in de vijfde plaats, moet het nieuwe verdrag Europa aantoonbaar
méér slagkracht geven waar gezamenlijk optreden van de lidstaten is vereist. De
wereld van nu stelt de afzonderlijke lidstaten voor tal van uitdagingen waar zij
alleen niet tegen zijn opgewassen. Als we daadwerkelijk vooruitgang willen
boeken op het gebied van klimaatverandering, het immigratiebeleid of de
bestrijding van terrorisme dan is een meer Europese aanpak geboden. En er zijn
nog veel meer terreinen waarvoor dit geldt. Denk bijvoorbeeld aan onze
energievoorziening, ons milieu, de concurrentiekracht van onze economieën, ons
gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid en het probleem van
grensoverschrijdende criminaliteit.
Ons Europa is een toonbeeld van een vrije, verantwoordelijke en solidaire
samenleving. Het is een voorbeeld voor de rest van de wereld. Alleen als de EU
en de lidstaten beide gericht op hetzelfde doel, maar vanuit hun eigen
verantwoordelijkheid beter samenwerken én de burgers daarbijj weten te
betrekken, kunnen we dit Europa in stand houden. Nederland wil niet zozeer
minder Europa, maar een beter Europa.
Slot
Rathaus Schöneberg is om de hoek. Op 10 november 1989 sprak Willy Brandt daar
een menigte van duizenden mensen uit oost en west toe. 'Nichts wird wieder
so wie es einmal war', zo sprak hij. "Dazu gehört, dasss auch wir im
Westen nicht an unseren Parolen von gestern allein gemessen werden, sondern an
dem, was wir heute und morgen zu tun, zu leisten bereit und in der Lage sind,
geistig und materiell. (...) Die Bereitschaft nicht zum erhobenen Zeiigefinger,
sondern zur Solidarität, zum Ausgleich, zum neuen Beginn, wird auf die
eigentliche Probe gestellt. Es gilt jetzt, neu zusammenzurücken, den Kopf klar
zu behalten, und das so gut wie möglich zu tun. '
In oktober van dit jaar is het vijftien jaar geleden dat Brandt stierf. De
tijden mogen sinds die winternacht in Berlijn ingrijpend zijn veranderd, zijn
boodschap van toen blijft ook nu actueel. Niet alleen in Berlijn of in
Duitsland, maar in heel Europa. Want juist door de ongekende transformatie die
de wereld heeft ondergaan (en nóg ondergaat) dreigen de verschillen die we over
wonnen dachten te hebben tussen oudgedienden en nieuwelingen, tusssen oost en
west, tussen groot en klein, tussen Atlantisch en continentaal oppnieuw op te
gaan spelen.
Europa is mensenwerk. Alles wat door ons is opgebouwd, kan ook weer worden
afgebroken. In de woorden van Brandt beluister ik een blijvende oproep ons te
richten op datgene wat ons Berlijners, Duitsers, Europeanen â-- bindt en niet op
wat ons verdeelt.
Juist wij politici moeten ons Brandts woorden aantrekken. In de oude
lidstaten wordt Europa hoe langer hoe meer als een vijand van de natiestaat
gezien. Dat is niet terecht: de uitdagingen van de huidige tijd vereisen meer
Europese samenwerking, niet minder. De nieuwe lidstaten gebruiken de EU als
natuurlijke bondgenoot om hun pas herwonnen vrijheid vorm te geven. Dat besef,
dat Europa de eigen natiestaat versterkt dient ook in de oude lidstaten te
herleven.
Door zijn sociale markteconomie is Europa het schoolvoorbeeld van een
verantwoordelijke en solidaire samenleving. Zowel wat betreft hetgeen voor ons
belangrijk is, als de manier waarop we willen trachten dat te bereiken staan
Europeanen heel dicht bij elkaar. Want wat vinden wij belangrijk? Ontspannen
maatschappelijke verhoudingen, goed onderwijs voor iedereeen, voor iedereen
toegankelijke gezondheidszorg, eerlijke arbeidsverhoudingen, een betrouwbaar
sociaal vangnet en een schoon milieu. En hoe trachten we dat allemaal te
bereiken? Door onze overlegcultuur die streeft naar politieke consensus en
sociale solidariteit.
Uiteraard ben ik niet blind voor de verschillen binnen de EU. Maar op
wereldschaal bezien, zijn de overeenkomsten vele malen groter dan de
verschillen. Europa is een rolmodel voor een vrije, solidaire en
verantwoordelijke samenleving. We moeten dat alleen wél willen zien.
Herbert Grönemeyer legt ons falen daarin genadeloos bloot:
Der Sommer war gross
Das Wetter gut heiss
Aber ihr steht weit im Abseits
Wenn Eure Stunde schlägt
Ist es zu spät
Weil ihr habt euch zuwenig bewegt
Ihr habt uns zuwenig bewegt
Zuwenig bewegt
Wij krijgen de mensen pas weer in beweging, als wij eerst zelf in beweging
komen. Zonder weerbare politici, geen weerbare burgers. Wij moeten een einde
maken aan "Die Flüsternde Zeit'. Europa heeft veel bereikt met zijn
projecten. Ik wil dat niet ontkennen. Europa heeft passie nodig, niet alleen van
hen die buiten voor de poorten staan, nee, we hebben onze eigen passie nodig.
Europa is niet van de anderen, Europa is van ons allemaal.
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken