abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA Den Haag
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
22 mei 2007 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
RWS/SDG/NW2007/711/48978 2060713010
Onderwerp
Beantwoording kamervragen over de Westrandweg en de tweede Coentunnel
Geachte voorzitter,
Het lid Roemer van de fractie van de SP heeft vragen gesteld over de Westrandweg en de
tweede Coentunnel. Hierbij treft u de antwoorden aan.
1. Kunt u aangeven waarom de rapporten en bijlagen van Rijkswaterstaat uit
2004/2005 over de aanleg van de tweede Coentunnel en de Westrandweg flink
verschillen met de versies uit 2006/2007 voor wat de verkeersintensiteiten betreft in
de situaties zonder en met aanleg? Wat is uw mening over deze grote verschillen?
1. De verschillen in verkeersintensiteiten zijn te verklaren doordat in 2006/2007 een
ander verkeersmodel is gebruikt dan in 2004/2005. Voorheen gebruikte
Rijkswaterstaat voor verkeersstudies in de Noordelijke Randstad het zogenaamde
Noordvleugelmodel. Bij onderzoeken die zijn gestart na 1 januari 2005 is gebruik
gemaakt van het Nieuw Regionaal Model (NRM). Dit laatste model is een state-of-
the-art model dat betrouwbaardere voorspellingen geeft dan het Noordvleugelmodel.
Het NRM houdt er bijvoorbeeld rekening mee dat automobilisten reageren op
filevorming door te kiezen voor een andere route, een ander vervoermiddel of een
andere vertrektijd. Het Noordvleugelmodel hield hiermee minder rekening, waardoor
op wegen met veel congestie relatief hoge prognoses werden afgegeven. Daarnaast
gaf het Noordvleugelmodel alleen een modelmatige voorspelling voor de spits,
waarvan de voorspelling voor het etmaal werd afgeleid. Het NRM berekent wel
aparte prognoses voor het etmaal. Ik acht de verschillen afdoende verklaarbaar.
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1, Den Haag Fax 070 351 78 95
Internet www.minvenw.nl
Bereikbaar met tramlijn 9 vanaf station Den Haag Centraal en Den Haag HS
RWS/SDG/NW2007/711/48978
2. Deelt u de mening dat de grote verschillen tussen deze beide rapporten opmerkelijk
zijn? Kunt u aangeven welke verkeersmodellen bij deze rapporten zijn gebruikt? Bent
u bereid de verkeersmodellen bij Rijkswaterstaat eens grondig tegen het licht te
houden en waar mogelijk te verbeteren? Kunt u uw antwoord toelichten?
2. Ik deel die mening niet, zie het antwoord op vraag 1.
De gebruikte verkeersmodellen zijn het Noordvleugelmodel en het NRM, zie het
antwoord op vraag 1. De verkeersmodellen van Rijkswaterstaat worden regelmatig
getoetst en waar mogelijk verbeterd.
3. Klopt het dat tussen 2004/2005 en 2006/2007 de voorspellingen voor het aantal
auto's over deze nieuwe weg flink verminderd is? Hoe verklaart u dit verschil? Is er
sprake van een algehele daling van de verwachtingen van het autogebruik in de regio
Amsterdam? Kunt u uw antwoord toelichten?
3. Het klopt dat de voorspelling voor het aantal auto's in de Coentunnel verminderd is.
Dit is het gevolg van de onder 1 beschreven modelverbetering. Voor het autogebruik
in de regio Amsterdam wordt geen daling verwacht. De ruimtelijke en economische
ontwikkelingen leiden juist tot een toename van het autogebruik.
4. Is in de onderzoeken naar de noodzaak van deze weg rekening gehouden met de
ontwikkelingen van het openbaar vervoer in de regio? Kunt u uw antwoord
toelichten?
4. Ja, de ontwikkeling van het openbaar vervoer in de regio is meegenomen in de
onderzoeken en verkeersprognoses. In de Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding
Coentunnel zijn pakketten met vergaande maatregelen in het OV onderzocht,
waarover in het Standpunt Capaciteitsuitbreiding Coentunnel is geconcludeerd dat
deze geen substantiële bijdrage leveren aan de oplossing van de problemen op de
weg. In de recente NRM-berekeningen is uitgegaan van realisatie van projecten als de
Noord-Zuidlijn, de Zuidtangent en de IJtram. Ook is in deze berekeningen rekening
gehouden met een vernieuwde dienstregeling van de NS en tariefontwikkelingen in
het openbaar vervoer.
5. Kunt u aangeven wat de gevolgen van de aanleg van de tweede Coentunnel zijn op
de verkeersintensiteit, de filedruk en de luchtkwaliteit op de aan- en afvoerwegen in
Amsterdam? Wat is uw mening hierover?
5. Het beeld voor de aan- en afvoerwegen is verschillend. Op enkele wegen in de buurt
van de Coentunnel stijgt de intensiteit, terwijl deze op vele andere wegen juist daalt.
Het totaal aantal voertuigkilometers op het wegennet van de gemeente Amsterdam
daalt door de aanleg van Tweede Coentunnel en Westrandweg. Dit zal over het
geheel genomen een positief effect hebben op de filedruk en de luchtkwaliteit op het
onderliggend wegennet.
---
RWS/SDG/NW2007/711/48978
6. Acht u een uitgave van 1,2 miljard euro gerechtvaardigd voor een weg die het aantal
voertuigverliesuren in de regio Amsterdam met slechts 4% vermindert 3, het klimaat
aantast, de lucht verder vervuilt en de landschapswaarde van de Osdorper polders
aantast? Kunt u uw antwoord toelichten?
6. Ja, ik vind een uitgave van 1,2 miljard voor de aanleg van de Tweede Coentunnel en
Westrandweg gerechtvaardigd.
Door de aanleg van de Tweede Coentunnel wordt een notoir knelpunt in de
Noordvleugel van de Randstad aangepakt. De verbetering van de bereikbaarheid is
noodzakelijk om de Noordvleugel van de Randstad internationaal te laten concurreren
met omliggende gebieden. De aanleg van de Westrandweg is noodzakelijk om een
belangrijk deel van het doorgaande tunnelverkeer af te leiden van de Ring A10-West,
wat mede nodig is voor de kwaliteit van de leefomgeving in de directe nabijheid van
de A10-West.
Door projectspecifieke maatregelen (afzuiginstallatie en schoorsteen bij de
tunnelmonden, luchtschermen en tijdelijk instellen van een maximum snelheid van 80
km/uur) te nemen wordt bij de Tweede Coentunnel en naar verwachting ook bij de
Westrandweg voldaan aan de luchtkwaliteitseisen, zoals vastgelegd in het BLK 2005.
Voor de Westrandweg zal dit in het Tracébesluit definitief moeten worden
aangetoond. Uitvoeren van het Tracébesluit van de Tweede Coentunnel is
onlosmakelijk verbonden met het nemen van het Tracébesluit Westrandweg.
Aan de inpassing van de Tweede Coentunnel en van de Westrandweg is uitgebreid
aandacht besteed. Zo is voor de Westrandweg een natuurtoets uitgevoerd en is een
landschapsplan opgesteld, waarbij onder meer uitgangspunt is het bestaand landschap
van sloten en grasland in de Osdorper polders zoveel mogelijk te behouden.
7. Bent u bereid ook te bekijken wat de gevolgen van investeringen in het openbaar
vervoer kunnen zijn op de voertuigverliesuren? Zo ja, welke maatregelen gaat u
nemen? Zo neen, waarom niet?
7. Voor de oplossing van de bereikbaarheidsproblemen in de Noordvleugel van de
Randstad is het van belang dat én wordt geïnvesteerd in de weginfrastructuur én in
het openbaar vervoer.. Zoals reeds uit onderzoek bleek (zie antwoord op vraag 4)
betekent investeren in het openbaar vervoer niet dat daarmee ook altijd een
substantiële bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van de problemen op de weg.
De aanleg van de Tweede Coentunnel en van de Westrandweg blijft noodzakelijk.
8. Kunt u aangeven wanneer u het Tracébesluit over de Westrandweg vaststelt?
8. Naar verwachting zal ik, in overeenstemming met de minister van VROM, het
tracébesluit Westrandweg in juli 2007 vaststellen.
---
RWS/SDG/NW2007/711/48978
9. Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Kamerdebat over wegen, zodat
dit hierbij betrokken kan worden?
9. Ja.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat