Ministerie van Buitenlandse Zaken

Milieu voor Europa

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Samenwerking van de Commissie met het "Milieu voor Europa"-proces na de Ministersconferentie in Belgrado in 2007Datum Raadsdocument: 22 mei 2007
Nr. Raadsdocument: 9800/07 (ENV 274)
Nr. Commissiedocument: COM(2007) 262 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM i.o.m. BZ, OS, FIN, LNV, VenW, BZKBehandelingstraject in Brussel: Working Party on International Environmental Issues (WPIEI) 20 juni, 18 juli en 21 september. Raadsconclusies tijdens Milieuraad 28 juni. Besluitvorming tijdens de 6e Ministeriële Conferentie " Environment for Europe" (Belgrado, 10-12 oktober 2007).

* Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel
* Subsidiariteit en proportionaliteit

* Consequenties

* Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel

De mededeling beschrijft de voortgang van de milieusamenwerking op Europees niveau sinds 1991 onder de naam "Environment for Europe". Onder deze vlag werkt een groot aantal organisaties aan de versterking van milieubeheer in met name de Midden- en (Zuid)oost-Europese landen: te noemen zijn de Europese Unie (EU), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de VN Economische Commissie voor Europa (VN ECE), het VN Milieuprogramma (UNEP), de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO), Raad van Europa (RvE), Wereldbank (WB), Oost-Europabank (EBRD) en diverse niet-overheidsorganisaties als de milieubeweging (European Environmental Bureau en European ECO Forum). Het programma heeft de Midden-Europese landen geholpen bij het invoeren van " milieu-acquis" van de Europese Unie en het aantrekken van investeringen in milieu-infrastructuur (drink/watervoorziening, afval/waterzuivering, rookgasreiniging). En ook in de meer oostelijk en op de Balkan gelegen landen worden nu goede vorderingen gemaakt. In het licht van de uitbreiding van de Europese Unie en het Europese Nabuurschapsbeleid geeft de Europese Commissie aan waar zij in het kader van het programma "Environment for Europe" de komende jaren haar pijlen op zal richten:

1. implementatie van de vijf VNECE milieuverdragen;
2. het VNECE programma van "environmental performance reviews" (landenrapporten);

3. steun aan het netwerk van de vijf Regionale Milieucentra in het gebied van de voormalige Sovjetunie die met hulp van de Europese Unie zijn opgezet (Moskou, Tblisi, Almaty, Chisinau en Kiev;
4. deelname aan subregionale initiatieven op het gebied van milieubeheer zoals die bestaan voor de Zwarte Zee, Donaugebied en Centraal-Azië;

5. bijdragen aan de ontwikkeling van de watersector in het gebied van de voormalige Sovjet-Unie onder de titel "EU Water Initiatief" (komt voort uit corresponderend Milennium Development Goal). De Europese Commissie is van mening dat VNECE een belangrijk coordinerende rol moet spelen bij de uitvoering van het Johannesburg Plan of Implementation 2002 voor duurzame ontwikkeling op pan-Europees niveau.

Rechtsbasis van het voorstel: niet van toepassing, het betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: niet van toepassing, het betreft een mededeling.

Instelling nieuw Comitologie-comité: niet van toepassing, het betreft een mededeling.

Subsidiariteit en proportionaliteit

Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: positief. Nederland acht samenwerking op gebied van milieu van groot belang. Op het niveau van de individuele lidstaten zou een regionale samenwerking niet op deze schaal kunnen worden opgezet.

Proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: positief. Het programma geeft zichtbaarheid aan reeds bestaande samenwerking met diverse internationale organisaties en vermijdt daarmee overlap. Bovendien voorziet het programma in de door Nederland gewenste afstemming. De taakverdeling tussen de lidstaten en de Commissie is duidelijk omschreven. Ook verzekert het programma goede afstemming van activiteiten in het kader van het uitbreidingsproces en het Nabuurschapsbeleid van de Europese Unie met die van andere internationale organisaties op het gebied van milieubeheer.

Consequenties

Consequenties voor de EU-begroting:
De programma's worden gefinancierd binnen het plafond van bestaande EU fondsen als het European Neighbourhood and Partnership Instrument (ENPI), het Instrument for Pre-Accession (IPA), en het Development Cooperation Instrument (DCI). Vertegenwoordigers van de Europese Commissie hebben aangegeven dat daarbij in eerste instantie te denken is aan het "Regionaal Programma Oost" van het European Neighborhood and Partnership Instrument (ENPI). Op grond van ervaring met het voorgaande programma TACIS (1999-2006) zal waarschijnlijk niet meer dan ca. 10% naar een dergelijk regionaal programma gaan, d.i. ca. EUR één miljard, over de gehele budgetperiode 2007-2013 en voor alle thema's (waarvan milieubeheer er één in een dozijn is). Als de programmering rond is, moet de Europese Commissie i.k.v. ENPI projectvoorstellen formuleren of entameren, en daarbij gaan de gedachten bijvoorbeeld in de richting van een thema als "water en sanitatie" onder het EU Water Initiatief voor Oost-Europa (komt tevens tegemoet aan corresponderend Millennium Development Goal).

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Vervolgtraject financiële afspraken: niet van toepassing

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: niet van toepassing.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Het programma voorziet in materiële en non-materiële hulp aan ontwikkelingslanden in het gebied van de voormalige Sovjetunie en op de Balkan. Een aantal landen in dat gebied is volgens de lijsten van de OESO nog in te delen als laag of midden-inkomenslanden die in aanmerking komen voor ontwikkelingshulp (ODA).

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling

Nederland kan instemmen met de beschreven inzet van de Europese Commissie. Deze inzet dient plaats te vinden in goede afstemming met de inzet van de lidstaten en internationale organisaties als OESO, VNECE en UNEP (Regional Office for Europe). Het is van belang de inzet van de Europese Commissie in de OESO Taakgroep voor het Milieu Actieplan voor Midden- en Oost-Europa komende jaren wel te behouden nu onderhavige mededeling dat niet expliciet vermeldt. De Commissie heeft recent aangegeven dat financiële ondersteuning van het secretariaat van de OESO Taakgroep voor het Milieu Actieplan voor Midden en Oost Europa onder de Financiële Perspectieven 2007-2013 niet anders dan projectmatig mogelijk is. Activiteiten gericht op capaciteitsopbouw en overdracht van expertise van OESO naar de Regionale Milieu Centra in Oost Europa zal in de komende periode moeten worden beschouwd als een investering die niet gedekt kan worden uit een opslag op de kosten van andere projecten en dus zelfstandig aandacht behoeft.

Nederland hecht aan de uitvoering en het nakomen van verplichtingen van VN(ECE) verdragen op het gebied van milieu- en natuurbescherming, alsmede aan het bevorderen van investeringen in milieu-infrastructuur (bijv.: afval/waterzuivering, drink/watervoorziening) in betreffende regio. De Europese Unie, en dus ook Nederland, heeft belang bij goede samenwerking, duurzame ontwikkeling, goed milieubeheer en natuurbescherming in het gebied van Zuidoost- en Oost-Europa, de Kaukasus en Centraal-Azië: een goede leefomgeving en het voorkómen van grensoverschrijdende verontreinigingen (bijv. via water, lucht, handel in producten, industriële ongevallen) bevordert uiteindelijk ook de stabiliteit in de regio. Grensoverschrijdende verontreinigingen op continentaal niveau (bijv.: luchtverontreinigingen, koolzuuremissies, handel in afvalmaterialen) en problemen met afnemende biodiversiteit zijn alleen met multilaterale samenwerking als genoemde op te lossen. Europa komt daarmee ook sterker te staan als blok in wereldwijde (VN) besprekingen en verdragen voor milieu- en natuurbescherming.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl