Hersenen van synestheten verschillen anatomisch van die van
niet-synestheten
Gepubliceerd op 23 mei 2007
Sommige mensen associëren de letters van het alfabet of de dagen van
de week met kleuren, of ervaren een specifieke smaak bij het horen van
muziek. Dit verschijnsel, waarbij de ene sensatie een andere oproept,
heet synesthesie. Een synestheet kan een of meerdere soorten
synesthesie hebben. UvA-psychologen Romke Rouw en Steven Scholte
toonden aan dat er anatomische verschillen bestaan tussen de hersenen
van synestheten en niet-synestheten. Hun onderzoeksresultaten werden
onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift 'Nature
Neuroscience'.
De mechanismen achter synesthesie
Synesthetische ervaringen komen vanzelf en zijn consistent.
Synestheten rapporteren vaak al vanaf hun vroege jeugd synesthetische
ervaringen te hebben. Veel onderzoek naar synesthesie richt zich op
grafeem-kleur-synesthesie, een veelvoorkomende vorm van synesthesie,
waarbij letters of cijfers een specifieke kleur oproepen. De letter A
is bijvoorbeeld lichtroze en de letter B is aubergine. Eerder
onderzoek was er vooral op gericht synesthesie als fenomeen aan te
tonen. Tegenwoordig is duidelijk dat synestheten hun ervaringen niet
verzinnen en dat synesthesie geen onderdeel is van een psychologische
of psychiatrische ziekte. Hierdoor, en dankzij de ontwikkeling van
moderne onderzoekstechnieken, richt het onderzoek zich nu op de
mechanismen die ten grondslag liggen aan synesthesie.
Er bestaan verschillende theorieën over deze mechanismen. Sommige
onderzoekers wijzen erop dat een hersengebied waarvan bekend is dat
het op kleuren reageert, vlak naast een hersengebied ligt dat op de
visuele vorm van woorden reageert. Deze onderzoekers stellen dat
synesthesie verband houdt met fysieke verbindingen tussen deze
gebieden. Andere onderzoekers veronderstellen dat er geen structurele
verschillen zijn tussen de hersenen van synestheten en
niet-synestheten. Via normale verbindingen zou informatie op een
ongebruikelijke manier terugstromen waardoor de synesthetische
ervaring ontstaat. Andere vragen in het onderzoek naar synesthesie
richten zich op het stadium van informatieverwerking en het
hersengebied waar de beïnvloeding plaatsvindt.
Toegenomen connectiviteit
Dankzij een nieuwe methode waarbij witte-stofbanen (die hersengebieden
met elkaar verbinden) in kaart gebracht kunnen worden, konden Rouw en
Scholte voor het eerst meten of er sprake is van toegenomen
connectiviteit (verbondenheid) in de hersenen van synestheten ten
opzichte van niet-synestheten. Deze methode, diffusion tensor imaging
(DTI), meet eigenschappen van witte stof door gebruik te maken van het
feit dat witte-stofbanen de vrije bewegingen (diffusie) van
waterstofdeeltjes in de hersenen belemmeren. Bepaalde eigenschappen
van de witte stof - bijvoorbeeld dikkere banen, meer myeline
(zenuwmerg) en meer coherentie in de richting van de banen - leiden
tot meer anisotrope diffusie (hierbij is de beweging in verschillende
richtingen ongelijk). De onderzoekers vonden een structureel - en dus
anatomisch - verschil tussen grafeem-kleur-synestheten en
niet-synestheten. Synestheten blijken op verschillende locaties in de
hersenen sterkere anisotrope diffusie te hebben dan niet-synestheten.
De verschillen werden zowel gevonden in hersengebieden betrokken bij
lagere processen (die zich vlak bij de fusiforme gyrus in de temporaal
kwab bevinden) als in hersengebieden betrokken bij hogere processen
(in de pariëtale en frontale kwab). De verschillende locaties van
toegenomen connectiviteit impliceren dat deze verschillende gebieden
in de hersenen van belang zijn bij synesthesie. Dit is in overeenkomst
met de bevindingen in eerdere studies.
Er zijn twee soorten synestheten: de projector, die de synesthetische
kleur ervaart in de buitenwereld, en de associator, die de
synesthetische kleur in het hoofd ervaart. De inferieure temporale
kwab speelt hierbij een interessante rol. Rouw en Scholte vonden niet
alleen toegenomen connectiviteit, maar ontdekten ook dat een sterkere
connectiviteit samen lijkt te hangen met de waarneming van de
synesthetische kleur in de buitenwereld (door projectors). Dit
resultaat suggereert dat anatomische verschillen in de sterkte van
verbindingen in de temporale cortex een rol spelen bij individuele
verschillen in de aard van de (synesthetische) visuele ervaringen.
Rouw, R. & H.S. Scholte: 'Increased structural connectivity in
grapheme-color synesthesia'. Nature Neuroscience, 2007
Universiteit van Amsterdam