Productschap Diervoeder

PDV onderzoekt uitstootreductie koper en zink via diervoeder

Het Productschap Diervoeder (PDV) gaat op verzoek van het Ministerie van LNV onderzoeken in hoeverre de uitstoot van kopen en zink naar het milieu kan worden gereduceerd. Het PDV laat dit weten in een brief aan de Tweede Kamer. Daarin pleit het schap tevens voor heroverweging van het EU-verbod op dierlijke eiwitten. Verder geeft het PDV aan een beter alternatief te hebben voor een zogenoemde positieve lijst van voedermiddelen.

Het Dagelijks Bestuur van het PDV heeft vandaag ingestemd met het onderzoek. Hierin zal worden bekeken in hoeverre een reductie haalbaar is van koper en zink dat in voer wordt toegevoegd aan het koper- en zinkgehalte dat van nature in voedermiddelen voorkomt. Daarbij worden zowel de gevolgen voor dierenwelzijn en -gezondheid als de economische haalbaarheid onderzocht.

In de brief aan de Tweede Kamer roept het productschap de politiek op tot een heroverweging van het verbod op dierlijke eiwitten in diervoeders. Het PDV stelt dat het verbod niet noodzakelijk en proportioneel is in de preventie en terugdringing van TSE. Door het verbod kunnen hoogwaardige dierlijke eiwitten niet als voedermiddel worden gebruikt. Anderzijds blijkt dat de beschikbaarheid van plantaardige eiwitten onder druk staat, doordat steeds meer landbouwgewassen als grondstof voor biobrandstoffen worden gebruikt.

Verder geeft in Productschap Diervoeder in de brief aan een wettelijk verankerde positieve lijst van voedermiddelen bureaucratisch te vinden en niet leidend tot betere borging van diervoederveiligheid. De huidige, door de sector zelf gefinancierde en onderhouden Databank Risicobeoordelingen Voedermiddelen is hiertoe een actueler, effectiever en efficiënter instrument. De databank bevat die voedermiddelen die een generieke en onafhankelijke risicobeoordeling hebben. GMP+-gecertificeerde diervoederbedrijven mogen alleen grondstoffen gebruiken die in de databank zijn opgenomen.

Volledige tekst van de brief van het Productschap Diervoeder aan de Vaste Commissie voor LNV van de Tweede Kamer.

Productschap Diervoeder

Stadhoudersplantsoen
12
Postbus 29739
2502 LS Den Haag
Tel. 070 ­ 370 85.03 AAN: Fax 070 ­ 370 84 44 De leden van de Vaste Commissie voor LNV E-mail
pdv@hpa.agro.nl van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Internet : www.pdv.nl Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Den Haag, 22 mei 2007

Betreft : Stand van zaken diervoederbeleid Ons kenmerk : PDV/0477/JdH

Telefoonnummer : 070 - 3708406

Dames en heren,

Naar aanleiding van het geplande algemeen overleg van uw commissie op 24 mei a.s. met de Minister van LNV vraag ik voor het volgende uw aandacht.

De positieve beoordeling door de Minister in haar brief van 20 april jl. betreffen-

de het GMP+ schema doet mij deugd. Er is afgelopen periode hard gewerkt aan verdere verbetering van het schema, wat ook zijn vruchten begint af te werpen. Het sterke van het GMP+ schema is dat het een ketensysteem is, waarmee alle

schakels in de diervoederkolom worden gedekt. Recent is het aantal deelne- mers boven de 8.000 bedrijven gestegen, die over de gehele wereld gevestigd zijn omdat voedermiddelen uit alle delen van de wereld afkomstig zijn.

De afgelopen jaren is de risicobeoordeling sterk verbeterd door vergroting van

kennis en ervaring betreffende processen en onderkennen en beoordelen van mogelijke gevaren. Een belangrijke bron van informatie hiervoor is de Databank Risicobeoordelingen Voedermiddelen van het PDV. Deze databank is een com-

binatie van product én proces en wordt periodiek geactualiseerd op basis van ontwikkelingen in de praktijk. GMP+ gecertificeerde bedrijven mogen alleen de in de databank voorkomende voedermiddelen gebruiken. Hierdoor is dit een veel

beter instrument dan een z.g. positieve lijst van voedermiddelen in het kader van de EU diervoederwetgeving, waarover nu discussie loopt. Een wettelijk ver-

ankerde positieve lijst leidt naar ons oordeel tot bureaucratie, trage besluitvor- ming en voegt weinig toe aan het waarborgen van de voederveiligheid.

De GMP+ certificatie door de certificatie-instellingen is de afgelopen jaren ook verbeterd door het stevig en duidelijk toepassen van uniforme beoordelingscrite- ria. Dit is te danken aan een goed samenspel tussen de certificatie-instellingen en het Centraal College van Deskundigen én een goede supervisie op de uit- voering. Op dit moment zijn de certificatie-instellingen bezig de GMP+ certificatie onder accreditatie volgens de EN 45011 te brengen. Het voorgaande draagt bij

aan het verhogen van de betrouwbaarheid van het GMP+ schema en de waar- borging van de voederveiligheid door de diervoedersector. Ik ben van mening dat het ook een goede basis biedt voor de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) om haar controle- en toezichtwerkzaamheden in de diervoedersector met meer "verstand en gevoel" uit te voeren. Bedrijven die aantoonbaar goed presteren, krijgen dan meer ruimte voor eigen verantwoordelijkheid en biedt de VWA de mogelijkheid haar beperkte mensen en middelen gericht in te zetten.

Het recente incident met melamine in rijst- en tarweproducten uit China geeft aan dat we voortdurend alert moeten blijven. Behoudens een partij huisdiervoe- ders geproduceerd in de USA, zijn geen producten met deze stof op de Neder- landse markt gekomen. Het PDV heeft de bedrijven in een vroegtijdig stadium via het early warning systeem gevraagd hier alert op te zijn. Dit geval onder- streept het belang van de huidige benadering van de koppeling van product ­ leverancier in het GMP+ schema.

Bij recente invoer van maïsglutenvoer dat gecontamineerd was met het niet toegelaten Hercules RW uit de VS, was er geen sprake van gevaar voor de volksgezondheid. Dit geval illustreert wel dat het achterlopen van besluitvorming over toelating van ggo's in de EU ten opzichte van de derde landen tot prakti- sche problemen kan leiden. Ondanks de getroffen scheidingsmaatregelen in het oorsprongsland kunnen er blijkbaar toch sporen van in de EU (nog) niet toegela- ten ggo's in het geïmporteerde product terecht komen. Naar aanleiding van de recentelijk in de VS en Zuid-Amerika toegelaten ggo - events en de (verwachte) inzaai hiervan, is te verwachten dat de komende jaren meer van dit soort inci- denten zich kan voordoen.

Op dit moment loopt in de EU de heroverweging van het verbod op dierlijke ei- witten in de diervoeding. Voor het huidige beleid bestaat steeds minder draag- vlak. Het wordt niet (langer) gezien als noodzakelijk en proportioneel in de pre- ventie en het terugdringen van TSE. De huidige regelgeving heeft tot gevolg dat hoogwaardige dierlijke eiwitten niet als grondstof voor diervoeders kunnen wor- den toegepast, terwijl de voedselveiligheid op andere manieren kan worden geborgd. Dit leidt tot:
· toepassing van laagwaardige (plantaardige) grondstoffen in diervoeders, terwijl hoogwaardige dierlijke grondstoffen tot betere dierprestaties lei- den;
· laagwaardige toepassing van hoogwaardige dierlijke grondstoffen voor bijvoorbeeld de opwekking van energie; en
· opdrijving van de kosten voor de grondstoffen voor levensmiddelen, diervoeders en biobrandstoffen.
Dit leidt tot inefficiëntie in de markt en heeft negatieve gevolgen voor de duur- zaamheid en concurrentiepositie van dierlijke productieketens binnen Europa. Heroverweging van het huidige TSE-beleid is daarom dringend gewenst.

In zijn algemeenheid vraag ik uw aandacht voor de gevolgen van het klimaat- en energiebeleid, dat leidt tot het meer aanwenden van plantaardige producten voor energie en biobrandstof. Hierdoor ontstaat er mondiaal meer concurrentie tussen aanwending van producten voor levensmiddelen, diervoeding en ener- gie/brandstof. De sector oriënteert zich op dit moment op de gevolgen voor be- schikbaarheid, nutritionele waarde én voederveiligheid. Het is mijns inziens van belang als bedrijfsleven en overheid tijdig samen de effecten van het klimaatbe- leid in beeld te brengen, teneinde tijdig en alert op de nieuwe ontwikkelingen 2

met zowel zijn kansen als zijn bedreigingen in te kunnen spelen. De inzet is om een bijdrage te leveren aan het realiseren in 2020 van emissiereductie (-30%), duurzame energie (20%) en energiebesparing (2%) als bedoelt in het project Schoner en Zuiniger.

Recent heeft het Ministerie van LNV bij de diervoedersector de mogelijke aan- scherping van het EU beleid om de uitstoot van koper en zink naar het milieu terug te dringen aan de orde gesteld. Diervoeder is één van de bronnen van koper- en zinkbelasting van de bodem. De diervoedersector zal actief en doel- gericht aan de slag gaan met deze vraag door de mogelijkheden om de zink- en kopertoepassing via de diervoeding te verminderen, nader te onderzoeken.

Hoogachtend,

PRODUCTSCHAP DIERVOEDER

Theo Meijer
voorzitter

3


---- --