Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over het rapport 'Klagen staat
vrij'
21 mei 2007
Antwoorden op kamervragen van het lid Griffith (VVD) aan de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het rapport `Klagen
staat vrij'. (Ingezonden 6 april 2007)
1
Kent u het onderzoeksrapport `Klagen staat vrij' van januari 2007?
Antwoord
Ja, op 6 april 2007 heb ik het rapport aan de Tweede Kamer aangeboden.
2
Deelt u de mening van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV)
dat de oorzaak van de klachten centraal zou moeten staan en niet de
symptomen?
3
Deelt u de mening van de IOOV dat publicatie op internet van de
klachtenregeling en het beschikbaar stellen van folders gewenst is? Zo
ja, welke stappen gaat u ondernemen om dit ten uitvoer te brengen? Zo
neen, waarom niet?
4
Deelt u de mening dat de korpsen de klager op de hoogte moeten stellen
van de bevindingen van het onderzoek en dat zij de tevredenheid van de
klager moeten onderzoeken? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertoe
nemen? Zo neen, waarom niet?
5
Vindt u dat de schijn van belangenverstrengeling van de leden van de
klachtencommissie voorkomen moet worden? Deelt u de mening dat de
huidige samenstelling, waarbij de secretaris tevens
klachtencoördinator is de schijn van partijdigheid kan oproepen? Zo
ja, hoe wilt u dit in de toekomst voorkomen?
7
Hoe denkt u over een landelijk platform voor klachtencoördinatoren om
zo te komen tot meer landelijke uniformiteit?
8
Deelt u de mening van de IOOV dat er één landelijke uniforme
klachtenregeling moet worden opgesteld? Bent u bereid die op te
stellen? Zo ja, per wanneer?
9
Ziet u voldoende financiële ruimte om een uniform registratiesysteem
voor klachten in te voeren? Waarom geeft u geen uitvoering aan de wens
van diverse korpsen om een uniform registratiesysteem voor klachten in
te voeren? Ziet u de nut en noodzaak hiertoe ook in? Welke stappen
zult u nemen om dit te realiseren? Per wanneer kan de Kamer het
uniforme registratiesysteem tegemoet zien? Waar zullen de benodigde
financiële middelen vandaan komen?
Antwoorden op vragen 2, 3, 4, 5, 7, 8 en 9:
De regionale politiekorpsen hebben op grond van de Politiewet 1993 een
autonome bevoegdheid met betrekking tot de klachtbehandeling bij de
politie. In mijn aanbiedingsbrief van 6 april 2007 aan de Tweede Kamer
heb ik aangegeven dat de aanbevelingen van de Inspectie Openbare Orde
en Veiligheid zich daarom richten op het Korpsbeheerdersberaad en de
Raad van Hoofdcommissarissen. Op 1 mei 2007 heb ik het
Korpsbeheerdersberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen een reactie
gevraagd op de aanbevelingen van de Inspectie. Vanuit het oogpunt van
rechtsgelijkheid en herkenbaarheid heb ik hierbij aangegeven dat met
name het ontwikkelen van een landelijke uniforme klachtenregeling en
een landelijk uniforme klachtenregistratie met voortvarendheid moet
worden opgepakt. Na het zomerreces zal ik de Tweede Kamer verder
informeren over de wijze waarop door het Korpsbeheerdersberaad en de
Raad van Hoofdcommissarissen gevolg is gegeven aan de aanbevelingen
van de Inspectie.
6
In hoeverre worden leermomenten uit de klachten in de opleidingen van
de politie verwerkt? Kan de ervaring hiervan beter geïmplementeerd
worden in de opleidingen dan nu het geval is? Zo ja, hoe en op welke
schaal gaat u dit doen?
Antwoord op vraag 6
Er zijn verschillende wijzen waarop leermomenten uit klachten in het
onderwijs worden opgenomen. Casuïstiek wordt besproken in de
leerpraktijk. Het duale onderwijs maakt het mogelijk dat studenten,
zowel tijdens het instituutsleren op de Politieacademie als tijdens
het leren op de werkplek in het korps, kunnen leren van fouten van
collega's. Daarnaast zijn de korpsen betrokken bij de ontwikkeling en
actualisatie van onderwijs. Hierdoor is het ook mogelijk dergelijke
input in het onderwijs te verwerken. Zonodig kan aanpassing van de
benodigde competenties van politiefunctionarissen plaatsvinden.
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties