Ministerie van Buitenlandse Zaken

Mededeling biowetenschappen en biotechnologie

Titel: Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over de tussentijdse evaluatie van de strategie inzake biowetenschappen en biotechnologie Datum Raadsdocument: 10 april 2007 Nr Raadsdocument: 8343/07
Nr. Commissiedocument: COM (2007) 175 Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. FIN, LNV, VWS, VROM, DEF, VenW, OCW, BZ, en BZ-OS
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Concurrentievermogen en Groei, Raad voor Concurrentievermogen 21 en 22 mei 2007
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Op initiatief van Verenigd Koninkrijk en Nederland heeft de Raad in 2002 de `EU strategie t.a.v. biowetenschappen en biotechnologie' aangenomen. Het grote belang van dit nieuwe technologieveld voor de Europese industrie en samenleving is tweeledig:
1. Het biedt economische kansen voor het ontwikkelen van nieuwe producten/diensten door het bedrijfsleven op de terreinen van met name gezondheid, voedselketen, chemie en milieu. Tevens is het de bron voor ontstaan van nieuwe, op dit gebied gespecialiseerde bedrijven/starters.

2. Maatschappelijk is het relevant voor nieuwe medische mogelijkheden, duurzame landbouw en bijdrage aan de oplossing van milieuvraagstukken (bijvoorbeeld bodemsanering, waterzuivering, milieuvriendelijke productieprocessen). Maar hier ligt ook het spanningsveld, omdat diverse mogelijkheden van biotechnologie ook weerstanden van verschillende aard oproepen (bijvoorbeeld stamcellen en ethiek en genetische modificatie/GGO).
De strategie bestaat uit ca. 30 thematische acties, die het grootste deel van het beleidsterrein van de life sciences en biotechnologie omvatten. Onderhavige mededeling is gepubliceerd in het kader van de tussentijdse evaluatie (halverwege 2002-2010)
De Commissie concludeert in deze evaluatie dat de strategie succesvol is geweest en dat de in 2002 voorgenomen acties en beleidsvisie nog steeds actueel en relevant zijn. In de mededeling worden voor de komende periode tot 2010 overigens geen nieuwe beleidsactiviteiten op dit terrein aangekondigd. De tussentijdse evaluatie geeft een tussenstand over de voortgang van de verschillende activiteiten. Rechtsbasis van het voorstel: niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: niet van toepassing, want het betreft een mededeling.
Instelling nieuw Comitologie-comité: niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan luidt het oordeel: positief Biotechnologie is een internationale sector, waarbij ondernemingen op een Europese en mondiale schaal samenwerken. Nederland beoordeelt het positief dat de biotechnologiesector aldus op Europees

schaal wordt ondersteund. Doel van de strategie is om de concurrentiekracht van de sector te

versterken door hiervoor samenhangend beleid door de Commissie en de lidstaten te voeren.

Proportionaliteit: Niet van toepassing want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan luidt het oordeel: positief De in de strategie beschreven acties zijn gericht op de Commissie en de lidstaten en hebben een beleidssturend en ondersteunend karakter. De tussentijdse evaluatie geeft een tussentijdse stand van zaken en vraagt bijzondere aandacht voor enkele specifieke thema's. Consequenties voor de EU-begroting: geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen, want er worden in deze mededeling geen nieuwe beleidsinitiatieven aangekondigd.
Vervolgtraject financiële afspraken: Eventuele budgettaire gevolgen zullen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: niet van toepassing, want het betreft een mededeling.
Consequenties voor ontwikkelingslanden: Een groot deel van de thematische acties in de Strategie zijn specifiek gericht op of zijn mede van belang voor ontwikkelingslanden. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft zich steeds hard gemaakt voor de strategie en daarom tijdens zijn voorzitterschap in 2004 met steun van diverse andere lidstaten aandacht voor gevraagd voor:
1. het betrekken van niet-overheidspartijen, waaronder met name de industrie;
2. het aanbrengen van focus door prioriteitstelling binnen de diverse actielijnen. Bij de uitvoering van de strategie zijn in de afgelopen jaren stroperige regelgeving, riscofinanciering voor biotech-starters en valorisatie (het omzetten van kennis naar `business') als dé prioritaire aandachtsgebieden en de voornaamste oorzaak van de achterstand van EU op met name VS, maar ook op de opkomende Aziatische landen als China en India naar voren gekomen. In de evaluatie worden de volgende thema's genoemd die vragen om een politiek (re)commitment van de Raad:

1. risicokapitaalvoorziening met name door de inzet van middelen van de Europese Investeringsbank en uit het Europees Investeringsfonds;

2. lange termijn GGO milieu-effecten en daarmee samenhangend de hele problematiek rond wetgeving op dit gebied;

3. beleidscoördinatie op enkele bijzondere thema's, zoals genetische tests, biobanken e.d.; het is van belang een Europese visie en netwerken én zonodig helderheid te verkrijgen over 'begrippenkaders' die de lidstaten hanteren in hun bestaande regelgeving.

De Commissie heeft de aandacht van de Raad voor deze thema's gevraagd en heeft de intentie hieraan

binnen de eigen mogelijkheden bij te dragen.
Nederland onderschrijft het belang van deze thema's en geeft daaraan ook in de eigen beleidsactiviteiten op dit terrein aandacht. Nederland zal zich de komende jaren blijven inzetten om in overleg met de lidstaten, betrokken marktpartijen, bedrijfsleven, wetenschap en Ngo's, de in de strategie aangeven beleidslijnen vorm te geven, met inachtneming van ethische en sociaaleconomische aspecten.

Mededeling Kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen en industrie

Titel: Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economische en Sociaal Comité en het Comité van de regio's verbeteren van de kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen en industrie binnen Europa: omarmen van open innovatie ­ Uitvoering van de Lissabon-agenda
Datum Raadsdocument: 4 april 2007 Nr Commissiedocument: COM(2007) 182 final Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. OCW, LNV, FIN, DEF, VenW, SZW, BZ en VWS Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Onderzoek, CREST (Comittee for Scientific and Technical Research), Raad voor Concurrentievermogen 25 en 26 juni a.s. Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In de innovatie strategie voor de EU wordt het belang van de bevordering van kennisoverdracht tussen Europese universiteiten, andere publieke onderzoeksinstellingen (hierna: kennisinstellingen) en het bedrijfsleven genoemd. In de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid wordt dit als een van de tien actiepunten met politieke prioriteit geduid. Onderhavige mededeling komt hierop terug met een aantal ideeën over hoe de lidstaten en de Europese Gemeenschap kunnen samenwerken teneinde transnationale kennisoverdracht te bevorderen.
De Commissie wil met de mededeling een discussie starten over een gemeenschappelijk Europees raamwerk voor kennisoverdracht. Hiermee wil zij een level playing field voor kennisoverdracht binnen de Europese Gemeenschap creëren. Om dit te realiseren moet er meer samengewerkt worden. Kennisinstellingen moeten hun relaties met het bedrijfsleven actiever oppakken om het gebruik van onderzoeksresultaten te maximaliseren. `Knowledge transfer offices' (KTO) kunnen een grote rol spelen, maar de kennisinstellingen moeten wel voldoende in de gelegenheid zijn om hiervoor veelzijdige en ervaren mensen aan te trekken. Zij moeten daarbij niet gehinderd worden door regels. Het succes van een KTO is mede afhankelijk van de vaardigheden en de competenties van professionals.
Het is ook belangrijk om de interactie met het bedrijfsleven te bevorderen. De ervaring leert dat publicatie van onderzoeksresultaten (waarmee informatie wordt vrijgegeven) niet onverenigbaar hoeft te zijn met de behoefte van de industrie om informatie vertrouwelijk te houden en Intellectueel Eigendom (IE) te beschermen. Dit is echter alleen mogelijk indien de juiste Intellectueel Eigendom - kennis voorhanden is en hiermee professioneel kan worden omgegaan. De sociaaleconomische impact dient hierbij de beslissing voor de te kiezen route te bepalen. Verder kunnen opleidingen gericht op het vergroten van de ondernemersgeest en- vaardigheden de cultuurkloof tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen verkleinen. Mobiliteit van werknemers tussen beide werelden stimuleert ontwikkeling van ondernemersvaardigheden en het delen van kennis. Ook kunnen onderzoekers geprikkeld worden door een (financiële) beloning voor uitvindingen en kennisoverdracht. Ten slotte schetst de Commissie een aantal samenwerkingsmogelijkheden voor kennisinstellingen en het bedrijfsleven en voor de Europese Gemeenschap en de lidstaten. Hierbij worden het EIT (European Institute of Technology) en de toepassing van de Open Methode van Coördinatie in CREST (Comittee for Scientific and Technical Research) genoemd, maar ook acties voor het MKB. De menselijke en financiële capaciteit van het MKB is vaak beperkt en dient extra gestimuleerd te worden. De innovatievouchers die in Nederland het MKB in staat stellen kennis van kennisinstellingen te verkrijgen, worden als `good practice' onder de aandacht gebracht. Wat betreft de financiering wijst de Commissie op de inzet van de Europese structuurfondsen, het Kaderprogramma voor Concurrentievermogen en Innovatie (CIP) en Zevende Kaderprogramma. Tegen de achtergrond van de steunregels benadrukt de Commissie dat het verrichten van economische activiteiten door kennisinstellingen onder normale marktomstandigheden moeten plaatsvinden.

Kennistransferactiviteiten zijn daarbij alleen als niet-economische activiteiten te beschouwen, indien

het gaat om interne activiteiten en alle inkomsten van deze activiteiten opnieuw worden geïnvesteerd in de primaire activiteiten van de kennisinstellingen. Lidstaten zouden daarom moeten bevorderen dat kennisinstellingen hun boekhouding zodanig inrichten dat kosten voor economische en niet- economische activiteiten worden gescheiden (de zgn. transparantie-richtlijn stelt dit al verplicht voor). In een Werkdocument belicht de Commissie vervolgens een aantal `good practices' ten behoeve van kennisinstellingen. Zij doet dit door een aantal richtsnoeren te geven over kennismanagement en - overdracht alsmede over IE-rechten bij onderzoek. Doel van deze - vrijwillige - richtsnoeren is om kennisinstellingen te helpen om meer effectieve technieken en beleid te ontwikkelen teneinde zo de verspreiding en benutting van publiek gefinancierd onderzoeksresultaten te bevorderen. De Commissie wil hiermee bijdragen aan de creatie van een Europese standaard voor kennisoverdracht. Rechtsbasis van het voorstel: niet van toepassing, betreft een mededeling. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: niet van toepassing, betreft een mededeling. Instelling nieuw Comitologie-comité: niet van toepassing, betreft een mededeling. Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit:
Niet van toepassing, betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan luidt het oordeel: positief.
De Commissie probeert met de mededeling de transnationale kennisoverdracht te verbeteren. Europese vrijwillige standaarden over omgang met intellectueel eigendom zullen grensoverschrijdende samenwerking en kennisoverdracht bevorderen. Daardoor kan Nederland de plannen van de Commissie voor een aanpak van dit probleem op EU niveau steunen. Proportionaliteit:
Niet van toepassing, betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan luidt het oordeel: positief.
De mededeling bevat vrijwillige richtsnoeren die onderlinge samenwerking tussen partijen kunnen faciliteren. Het open karakter is hierbij belangrijk zodat er ruimte blijft voor verschillende afwegingen in samenwerkingssituaties tussen kennisinstellingen en bedrijven die vaak om maatwerk vragen. Echter, er is enige zorg dat in de toekomst ­ bijv. in het kader van Europese onderzoekssubsidies - het vrijwillige karakter in een dwingend karakter verandert. Indien de richtsnoeren verplicht zouden worden gesteld luidt het oordeel negatief. Onder geen beding moet er sprake zijn van een verplichtend karakter. Consequenties voor de EU-begroting: geen, er worden geen concrete acties met eventuele financiële consequenties voorgesteld in de mededeling of het Werkdocument. Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen
Het is beslist niet de bedoeling dat de richtsnoeren een toename van administratieve lasten veroorzaken. Daarom is het belangrijk dat de richtsnoeren een open, vrijwillig en vooral niet te gedetailleerd karakter krijgen. Ze dienen slechts te faciliteren.

Vervolgtraject financiële afspraken: Eventuele budgettaire gevolgen zullen worden ingepast op de

begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): niet van toepassing, betreft een mededeling. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: niet van toepassing, betreft een mededeling.
Consequenties voor ontwikkelingslanden:geen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland verwelkomt, in lijn met de tweede pijler van het regeerakkoord, de discussie over de verbetering van kennisoverdracht tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven. Kennisoverdracht is belangrijk voor de economische groei. Activiteiten die de samenwerking tussen de partijen in de praktijk bevorderen, worden onderschreven. Nederland is bijvoorbeeld één van de zeven landen die bezig is om een programma op te zetten voor de training van vaardigheden en competenties van personeel. Ook de innovatievouchers gericht op kennisoverdracht naar het MKB in Nederland zijn hier een voorbeeld van.
In principe zijn richtsnoeren (op het gebied van Intellectueel Eigendom) die de overdracht van kennis tussen publieke kennisinstellingen en bedrijfsleven soepeler en effectiever kunnen laten verlopen een goede zaak. De richtsnoeren kunnen deze samenwerking faciliteren. Bij de verdere discussie over c.q. uitwerking van deze richtsnoeren die in de mededeling worden aangekondigd, zal Nederland de volgende randvoorwaarden stellen.

- Ze moeten vrijwillig van karakter en niet te gedetailleerd zijn (geen opgelegde verplichting). Het is belangrijk dat er ruimte blijft voor maatwerk. In die zin is het belangrijk dat de vrijwillige richtsnoeren een open karakter hebben, bijvoorbeeld in de vorm van een checklist. Het gaat bijvoorbeeld te ver om op Europees niveau vast te stellen dat elk vertrouwelijk document tussen partijen een stempel "vertrouwelijk" moet krijgen, zoals nu nog wordt voorgesteld. Zorg is dat in de toekomst in het kader van Europese onderzoekssubsidies het vrijwillige karakter in een dwingend karakter verandert.

- Ze moeten gedragen worden door alle stakeholders (universiteiten, publieke onderzoeksinstituten, het grote bedrijfsleven, MKB, starters, venture capitalists, overheid etc), teneinde de beoogde doelstelling van een betere benutting van kennis te realiseren.
- Ze moeten voortbouwen op nationale behoeften en instrumenten, maar tevens bijdragen aan het bevorderen van grensoverschrijdende kennisuitwisseling. Landen zoals Groot-Brittannië, Denemarken en Ierland hebben al nationale handvesten. In Nederland hebben de VSNU, NFU en VNO-NCW in 2004 een richtlijn (Innovation Charter) hiervoor opgesteld. In dit Innovation Charter zijn de uitgangspunten vastgelegd die als leidraad dienen voor samenwerkingscontracten tussen bedrijven en kennisinstellingen met het oog op een verantwoorde toepassing van kennis. Dit zijn vooralsnog algemene uitgangspunten waarbij o.a. praktijkvoorbeelden van good practices van samenwerkingsverbanden worden uitgewerkt t.b.v. een handboek. Een aantal aspecten van de Europese richtsnoeren sluit aan bij de Nederlandse situatie, zoals het maken van goede afspraken over eigendom van IE tussen betrokkenen.

Mededeling Europees onderzoek taalvaardigheden

Titel: Mededeling van de Commissie: Kader voor het Europese onderzoek over taalvaardigheden.
Datum Raadsdocument: 16 april 2007 Nr Raadsdocument: 8387/07
Nr. Commissiedocument: COM(2007)184 Eerstverantwoordelijk ministerie: OCW i.o.m. FIN en EZ Behandelingstraject in Brussel: Onderwijs Comité; Onderwijs, Jeugd en Cultuur Raad van 25 mei 2007.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In maart 2002 riep de Europese Raad te Barcelona op om de beheersing van basisvaardigheden te verbeteren, in het bijzonder door aan kinderen van zeer jonge leeftijd twee vreemde talen te onderwijzen. De Raad vroeg tevens om daartoe in 2003 een indicator voor het meten van taalvaardigheid te ontwikkelen.
In augustus 2005 publiceerde de Europese Commissie de mededeling De Europese indicator van het taalvermogen (COM (2005) 356 definitief). Daarin beschrijft de Commissie hoe de noodzakelijke gegevens kunnen worden verzameld voor de ontwikkeling van een Europese indicator. In mei 2006 besliste de Onderwijs, Jeugd en Cultuur Raad in reactie hierop over een aantal hoofdzaken in relatie tot de indicator. De Raad stelde de Commissie voor om een Adviesraad met nationale experts in te stellen en vroeg de Commissie om de Raad over de vorderingen van dit project te informeren. Deze mededeling is het antwoord van de Commissie op dit verzoek. De mededeling van de Commissie bestaat grotendeels uit een vastleggen van eerdere afspraken:
- drie vaardigheden worden getest (lezen, luisteren, schrijven);
- bij twee vreemde talen (voorlopig alleen Engels, Frans, Duits, Spaans en Italiaans);
- over de niveaus A1 tot en met B2 van het Europees referentiekader voor talen;
- bij voorkeur in het laatste jaar van de onderbouw van het voortgezet onderwijs (ISCED 2). De volgende zaken zijn nieuw:

- er komen uitgebreide vragenlijsten voor verschillende doelgroepen over omgevingsfactoren;
- gekoerst wordt op het beschikbaar stellen van zowel schriftelijke toetsen als toetsen via de computer, waarbij beide adaptief toetsen mogelijk zouden moeten maken;
- het eerste onderzoek moet in het voorjaar van 2009 gaan plaatsvinden. Rechtsbasis van het voorstel: niet van toepassing, het betreft een mededeling. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: niet van toepassing, het betreft een mededeling.
Instelling nieuw Comitologie-comité:
niet van toepassing, het betreft een mededeling
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit:
Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel positief:


- de actie van de Commissie vloeit voort uit de opdracht van de Europese Raad om een Europese

indicator van het taalvermogen te ontwikkelen;
- het voor geheel Europa op een transparante en eenduidige manier in kaart brengen van de taalvaardigheden is gebaat bij een Europese aanpak. Proportionaliteit:
Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel negatief.
Het nu gepresenteerde nog steeds niet volledig uitgewerkte voorstel leidt bij ongewijzigde uitvoering waarschijnlijk tot een grote administratieve en financiële lastendruk. Oorzaak daarvan is het grote aantal contextgebonden gegevens dat de Commissie wenst te gaan verzamelen, zoals over onderwijsmethoden en onderwijsprogramma's. Dit zou een aanzienlijke tijdsinvestering van leerlingen, scholen en overheid vergen. Bovendien leidt uitbreiding van het aantal variabelen dat in de analyse wordt betrokken tot een vergroting van de steekproeven. Consequenties voor de EU-begroting:
De internationale kosten van het onderzoek zullen met instemming van het daarvoor opererende Programma Comité worden gedekt door het Programma Levenlang Leren (2007-2013). De Commissie schat die kosten op tussen de 6 en 8,5 miljoen (blijkens verslag van het Onderwijs Comité van 17 april 2007). Nederland zal de Commissie een nadere specificatie van het budget vragen. Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Nederland heeft nog geen inzicht in het vereiste aantal steekproeven, de omvang van de steekproeven en welk tijdsbeslag dit alles gaat vragen van leerlingen en scholen. Daarom is het in dit stadium moeilijk een goede inschatting te maken van de kosten op nationaal niveau. Volgens de Commissie zullen die op zijn minst zo hoog zijn als die van PISA-onderzoek, Deze bedragen in Nederland nu 400.000 op jaarbasis ( 330.000 als de internationale kosten niet worden meegerekend bij een steekproef van 4500 leerlingen met vier uur testtijd voor drie vakken en inclusief vragenlijst). Maar vooralsnog is niet uitgesloten dat de kosten veel hoger uitvallen gezien de complexiteit van de door de Commissie voorgestelde opzet. Een globale schatting van de kosten levert minimale jaarlijkse lasten van 330.000 op (bij een steekproef van 2500 leerlingen per taal, een testtijd van anderhalf uur per taal en waar mogelijk adaptief testen per computer), maar zou kunnen oplopen tot een bedrag van ruim
1.3 miljoen op jaarbasis (bij een verdubbeling van de steekproeven, een verdubbeling van de testtijd en het schriftelijk afnemen van alle toetsen).
Indien het voorstel budgettaire gevolgen heeft, worden deze ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline. OCW behoudt zich het recht voor deelneming aan dit project te heroverwegen indien de kosten aanmerkelijk hoger uitvallen dan die van het PISA-onderzoek.
Van de uiteindelijke opzet hangt bovendien af of voldoende scholen kunnen worden gevonden die bereid zijn aan dit onderzoek mee te werken. In het verleden bleek het al eens niet mogelijk om een voldoende aantal scholen te vinden die wilden meewerken aan PISA-onderzoek. Vervolgtraject financiële afspraken:
De kosten worden pas bekend nadat de tender is uitgezet om toetsen te ontwerpen en is besloten over het daaruit voortgekomen voorstel. Op zijn vroegst is dit eind 2008 (mits voorstel Commissie voor tijdpad blijft gehandhaafd).
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie

en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Aan het Commissievoorstel in de huidige vorm zijn geen juridische consequenties in de zin van regelgeving verbonden. Er is geen verplichting tot rapportage in opgenomen, evenmin staan er handhavings- en sanctioneringsbepalingen in. Instemming op hoofdlijnen met de voorgestelde aanpak zal echter leiden tot grote politieke druk om de hieruit voortvloeiende activiteiten uit te voeren.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: niet van toepassing
Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland onderschrijft het belang van de totstandkoming van een Europese indicator voor vaardigheden in vreemde talen. De internationale mobiliteit groeit, internationale loopbaanontwikkeling wordt steeds gewoner en daarmee neemt het gewicht van talenkennis toe. Het is goed inzicht te verkrijgen in hoe Nederland in verhouding tot andere landen presteert. Nederland maakt zich echter zorgen over het nu door de Commissie gepresenteerde voorstel. Die zorgen betreffen vooral de voorziene administratieve en financiële lastendruk, waarover in een eerder stadium meerdere lidstaten zich bezorgd toonden. Bovendien bestaat de vrees dat de uiteindelijke opzet straks zo veel vraagt van leerlingen en scholen, dat onvoldoende scholen bereid zullen zijn aan dit onderzoek mee te werken. Nederland vindt het verder belangrijk dat de Commissie lering trekt uit eerdere Europese ervaringen op dit terrein (zoals bij het met Europese middelen ontwikkelde Dialang en het mede door de Commissie gesubsidieerde EBAFLS-project) en aansluit bij al ontwikkelde Europese instrumenten (onder andere het door de Raad van Europa ontwikkelde handboek voor het ontwikkelen van aan het Europees referentiekader gerelateerde toetsen). De Nederlandse inzet zal de volgende zijn:

- ondersteunen van het voorstel van de Commissie om adaptieve testen via de computer te ontwikkelen, omdat die enerzijds leiden tot aanzienlijk minder belasting van leerlingen en scholen en anderzijds aanmerkelijk lagere kosten op nationaal niveau;
- pleiten voor reductie van de begeleidende vragenlijsten tot de absoluut noodzakelijke omvang om de verkregen gegevens te kunnen duiden (wel opnemen van zaken als genoten aantal jaren onderwijs in de vreemde taal, schrappen van vragen over zaken als curricula en onderwijsmethoden), daarnaast erop aandringen dat de Adviesraad met nationale experts nog naar de opzet van die vragenlijsten kijkt (is niet gebeurd);
- twijfel uiten over de haalbaarheid van een eerste onderzoek in 2009, enerzijds omdat dat niet realistisch is, anderzijds omdat vanwege de samenloop met ander internationaal onderzoek afneming in Nederland (en overigens ook in andere Europese landen) dan extra complex is (minder bereidheid tot deelneming van scholen);
- aandringen op benutting van de eerder opgedane Europese ervaringen en inzet van al ontwikkelde Europese instrumenten om de kwaliteit van het onderzoek te verhogen.

Mededeling sterker partnerschap voor markttoegang ten behoeve van Europese exporteurs

Titel: Europa als wereldspeler: Een sterker partnerschap voor markttoegang ten behoeve van Europese exporteurs
Datum Raadsdocument: 18 april 2007 Nr Raadsdocument: 8753/07
Nr. Commissiedocument: COM (2007) 183 final Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. FIN, VenW, LNV, BZ en BZ-OS Behandelingstraject in Brussel: nog niet bekend
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft eerder in haar mededeling Global Europe Competing in the world; A contribution to the EU's Growth and Jobs Strategy (COM (2006) 567 van 4 oktober 2006) aangekondigd de markttoegangstrategie te willen vernieuwen. Het doel van de (vernieuwde) markttoegangstrategie is het verbeteren van de toegang tot derde markten voor Europese exporteurs. Hierbij kan gedacht worden aan het verminderen van belemmeringen door het beperken van onnodige regelgeving, gelijktrekken van verschillende standaarden/conformiteitsvereisten en verbetering van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten. Het betreft uitdrukkelijk alleen onnodig handelsverstorende belemmeringen en dus geen maatregelen die volgens de WTO toegestaan zijn ten behoeve van de veiligheid en ter bescherming van mens, dier en milieu.
Om deze belemmeringen te verminderen, worden de volgende aandachtspunten genoemd:
- het versterken van de samenwerking tussen lidstaten, Europese Commissie, bedrijven en andere belanghebbenden in derde landen, bijvoorbeeld door het instellen van Market Access Teams;
- het stellen van prioriteiten in zowel landen (geïndustrialiseerde en opkomende markten) als in de issues (zoals intellectueel eigendomsrecht) die geadresseerd worden. Dit op basis van het economisch voordeel dat behaald kan worden, het belang van de betreffende belemmering en de kans van slagen;

- bevorderen naleving van bestaande verdragen;
- verbeteren informatievoorziening aan Europese exporteurs door het actualiseren verbeteren van de Market Access Database (waarin door derde landen toegepaste invoertarieven en andere invoervereisten staan).
Rechtsbasis van het voorstel: niet van toepassing, het betreft een mededeling. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: niet van toepassing, het betreft een mededeling.
Instelling nieuw Comitologie-comité: niet van toepassing, het betreft een mededeling. Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: positief. Met deze mededeling probeert de Gemeenschap de markttoegang van EG exporteurs in derde landen te verbeteren. Door goede samenwerking binnen de EG kan eveneens als blok opgetreden worden, waardoor meer gewicht in de

schaal gelegd kan worden indien nodig. Nederland kan als exportland de plannen van de Commissie

dan ook ondersteunen.

Proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: positief. In deze mededeling kondigt de Commissie vooral aan bestaande instrumenten beter te benutten. Het instellen van market access teams, het bevorderen van naleving van bestaande verdragen en het verbeteren van de informatievoorziening gaan niet verder dan noodzakelijk en sluiten goed aan bij de nationale initiatieven die Nederland ontplooit.
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.
Vervolgtraject financiële afspraken: niet van toepassing, het betreft een mededeling. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Niet van toepassing, het betreft een mededeling.
Consequenties voor ontwikkelingslanden:
De inzet van de mededeling om, in het kader van de verdere liberalisering van de wereldhandel, derde landen te houden aan de in het kader van o.a. de WTO en WTO-TRIPs gemaakte afspraken, wordt van harte ondersteund.
Dit geldt ook voor ontwikkelingslanden. omdat ook hun participatie in het wereldhandelsstelsel dient te worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Daarbij dient, in het kader van de reciprociteit, te gelden dat ook de EU(-lidstaten) zich in dezelfde geest aan die afspraken houden. Uiteraard dient bij de uitwerking van de markttoegangstrategie rekening gehouden te worden met het ontwikkelingsniveau van de landen die het betreft. De strategie richt zich zowel op geïndustrialiseerde landen als op opkomende markten, maar niet op Minst Ontwikkelde Landen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland zet zich, als voorstander van verdere liberalisering van de wereldhandel en met respect voor de soevereiniteit van derde landen binnen de internationaal overeengekomen kaders, in voor vermindering van handelsverstorende tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen, zowel in derde landen als in de EU. Hiertoe dient aandacht besteed te worden aan de volgende punten.
- Zo effectief mogelijk inzetten van non-ODA-instrumenten op basis van een goede prioriteitstelling en goede samenwerking. Bij de prioriteitstelling dient, zoals in de mededeling voorgesteld wordt, rekening te worden gehouden met economische relevantie en haalbaarheid, maar ook met de relevantie van deze sectoren in de bilaterale handelsrelaties van een lidstaat. De relevante belanghebbenden dienen betrokken te zijn en complementair aan elkaar te werken. Lidstaten, de Europese Commissie, bedrijven en andere belanghebbenden vervullen hierin allen hun eigen rol.
- Inzet op reciprociteit, door niet alleen derde landen te stimuleren zich te houden aan gemaakte afspraken, maar ook als EU(-lidstaten) zelf verantwoordelijkheid te nemen op dit terrein.