Wet Bopz onder de loep
Toespraak, 25 mei 2007
De derde evaluatie van de Wet Bopz is vandaag aangeboden aan de
ministers Klink en Justitie. Van de evaluatiecommissie kreeg de wet
amper een voldoende, concludeerde de directeur Curatieve Zorg van het
ministerie, die het rapport namens die minister in ontvangst nam. 'De
commissie werpt de principiële vraag op of de Wet Bopz in z'n huidige
vorm wel toekomstbestendig is.' Hieronder staat de volledige tekst van
de toespraak.
Ik wil allereerst de evaluatiecommissie hartelijk bedanken voor dit
rapport. De commissie onder leiding van Rob Keurentjes is gedegen en
grondig te werk gegaan en dat heeft dan ook een lijvig rapport
opgeleverd. Ik ben de commissie daar zeer erkentelijk voor.
Mijn dank gaat ook uit naar het onderzoeksconsortium onder leiding van
Prismant, dat alle deelrapporten voor zijn rekening heeft genomen. Ik
geloof niet dat er ook maar één aspect van de Wet Bopz aan de aandacht
van de onderzoekers is ontsnapt.
Het is de commissie en Prismant bovendien gelukt om in de buurt van de
afgesproken planning te blijven. Ook daarvoor mijn complimenten, want
we hebben het hier over een zeer complexe wet. Het schijnt dat een
doorgewinterde ambtenaar van Justitie ooit heeft gezegd dat de Wet
Bopz de meest gecompliceerde wet is die hij ooit onder ogen heeft
gehad. En als iemand van Justitie dat al vindt, dan zegt dat veel.
Dit is trouwens al de derde evaluatie van de Wet Bopz. En dat voor een
wet die nog maar dertien jaar oud is. Dat illustreert wel dat men in
ons land zwaar tilt aan de wettelijke bescherming van mensen die
gedwongen moeten worden opgenomen of behandeld. Niet voor niks heeft
de parlementaire behandeling van de wet maar liefst twintig jaar
geduurd.
Mede omdat dwang in relatie tot de gezondheidszorg zo'n delicaat
onderwerp is, is destijds afgesproken dat de Wet Bopz periodiek zou
worden geëvalueerd. Dat is ook gebeurd en dat heeft ertoe geleid dat
de wet in de relatief korte periode van haar bestaan al een paar keer
tamelijk grondig is gewijzigd. Ook nu ligt er nog een wetswijziging
bij de Eerste Kamer. Ondanks die aanpassingen is de evaluatiecommissie
voorzichtig positief in haar oordeel over de werkbaarheid en de
doeltreffendheid van de wet. Maar tegenover die magere voldoende, als
ik het zo mag uitdrukken, staat ook een onvoldoende. De commissie
heeft kritiek op het onheldere karakter van de wet, mede als gevolg
van die aanpassingen in de afgelopen jaren.
Desalniettemin doet de commissie aanbevelingen om de Wet Bopz en de
uitvoeringspraktijk op een flink aantal punten nog verder aan te
passen. Dit om de wet te laten aansluiten bij de maatschappelijke
ontwikkelingen en veranderde inzichten. Denkt u daarbij bijvoorbeeld
aan de discussie over het wel of niet gedwongen behandelen van
psychiatrische patiënten.
Maar, zegt de commissie ook, het steeds weer opnieuw aanpassen van de
Wet Bopz kan de samenhang tussen de verschillende onderdelen van de
wet verstoren. De commissie vraagt zich dan ook af of verdere
aanpassingen van de wet wel zinvol zijn. En in het verlengde daarvan
werpt de commissie de principiële vraag op of de Wet Bopz in z'n
huidige vorm wel toekomstbestendig is.
De commissie stelt dan ook voor een geheel nieuwe wet te ontwerpen.
Een wet die beter aansluit bij de hedendaagse opvattingen en waarin
het uitgangspunt van gedwongen opneming niet langer centraal staat. In
die nieuwe wet zou juist de behandeling van de psychiatrische patiënt
een centralere plaats moeten krijgen. Daarbij zou het recht op
passende zorg het uitgangspunt moeten zijn. Zo'n wet wordt ook wel een
`behandelwet' genoemd.
Er is, kortom, alle reden om de huidige Wet Bopz eens goed onder de
loep te nemen. Moeten we de wet opnieuw aanpassen of niet? Moet er
misschien inderdaad een nieuwe wet komen? Al die vragen zullen mijn
collega Hirsch Ballin en ik de komende maanden de revu laten passeren.
Dit najaar komen we met een officieel kabinetssstandpunt naar
aanleiding van deze evaluatie.
U begrijpt dat ik daar vandaag niet op vooruit kan en wil lopen. Maar
ik kan nu wel zeggen dat ik op zich begrip heb voor het standpunt van
de commissie om te overwegen een geheel nieuwe wet te ontwerpen. Want
bij een wet die je te vaak verandert, loop je het risico dat je te
veel gaat afwijken van de oorspronkelijke bedoelingen van die wet.
Voor de leden van de evaluatiecommissie geldt in elk geval dat zij
zich voortreffelijk van hun taak hebben gekweten. Zij hebben hun
huiswerk af; mijn collega Hirsch Ballin en ik gaan er nu aan beginnen.
Tot ons huiswerk hoort in elk geval ook het raadplegen van alle bij
dit onderwerp betrokken partijen. Zoals ik al zei hopen we daar dit
najaar mee klaar te zijn. U hoort dus nog van ons. Dan geef ik nu
graag het woord aan collega Hirsch Ballin.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport